In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van voorlopige voorzieningen. De vrouw had verzocht om een wijziging van een eerdere beschikking van 24 november 2020, waarin was bepaald dat de man een partnerbijdrage van € 177 per maand aan de vrouw diende te betalen. De vrouw stelde dat de man geen woonlasten had en dat de eerdere beschikking op onjuiste gegevens was gebaseerd. De rechtbank overwoog echter dat de vrouw de man nodeloos in de procedure had betrokken, aangezien haar verzoek enkel was gebaseerd op standpunten die al eerder waren besproken. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet-ontvankelijk was in haar verzoek tot wijziging van de beschikking, omdat er geen sprake was van gewijzigde omstandigheden die een wijziging rechtvaardigden. Tevens werd de vrouw veroordeeld in de proceskosten, omdat het in strijd was met de redelijkheid en billijkheid om de kosten te compenseren, gezien de onterecht ingediende verzoeken van de vrouw. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijkheid en billijkheid in familiezaken, vooral bij verzoeken tot wijziging van voorlopige voorzieningen.