ECLI:NL:RBNHO:2021:7740

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
9146343
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor tweedehands spoeltafel met geschil over compensatie voor slecht spuitwerk

In deze zaak heeft [eiseres], vertegenwoordigd door Gerechtsdeurwaarderskantoor Vermeer Schutte & Musen B.V., een vordering ingesteld tegen [gedaagden] voor de betaling van een factuur van € 1.761,59 voor een tweedehands spoeltafel. De kantonrechter heeft op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan. De vordering is ingesteld na herhaalde aanmaningen door [eiseres], die stelt dat [gedaagden] de factuur niet heeft betaald ondanks dat er geen afwijkende afspraken zijn gemaakt over de betaling. [gedaagden] betwist de vordering en stelt dat hij de spoeltafel gratis mocht meenemen als compensatie voor slecht uitgevoerd spuitwerk aan zijn oldtimer door [eiseres].

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagden] de spoeltafel heeft gekocht en dat er geen bewijs is geleverd voor de door [gedaagden] gestelde overeenkomst. Het verweer van [gedaagden] werd als onvoldoende onderbouwd beschouwd, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de factuur moet worden betaald. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen, inclusief de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten, en heeft [gedaagden] veroordeeld in de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter is dat [gedaagden] hoofdelijk moet betalen aan [eiseres] en dat de proceskosten voor rekening van [gedaagden] komen, omdat hij ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9146343 \ CV EXPL 21-1917 (WT)
Uitspraakdatum: 25 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres] ,
h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
gevestigd te Den Helder
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor Vermeer Schutte & Musen B.V.
tegen
1.- [gedaagde 1] ,vennoot van gedaagde sub 3
wonende te [woonplaats]
2.- [gedaagde 2], vennoot van gedaagde sub 3
wonende te [woonplaats]
3.- de vennootschap onder firma [gedaagde 3]
gevestigd en kantoorhoudende te Den Helder
gedaagden
verder in enkelvoud te noemen: [gedaagden]
procederend in persoon
Samenvatting van de zaak en de uitspraak
De zaak gaat over de vraag of [gedaagden] de factuur van [eiseres] voor een door [gedaagden] gekochte spoeltafel moet betalen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] dat inderdaad moet doen, omdat niet is komen vast te staan dat hij met [eiseres] heeft afgesproken dat hij de spoeltafel mocht meenemen ter compensatie van slecht uitgevoerd spuitwerk van [eiseres] .

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 6 april 2021 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagden] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagden] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De vordering

2.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagden] hoofdelijk, zodat als de één betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, veroordeelt tot betaling van € 1.761,59. Dit bedrag is opgebouwd uit een hoofdsom van € 1.512,50, een bedrag aan rente van € 22,21 en een bedrag van € 226,88 aan buitengerechtelijke incassokosten. Ook vordert [eiseres] de wettelijke handelsrente over € 1.512,50 vanaf 2 april 2021 en veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
2.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij aan [gedaagden] een tweedehands spoeltafel heeft verkocht. Zij heeft hiervoor aan [gedaagden] een factuur gestuurd. Ondanks herhaalde aanmaning weigert [gedaagden] deze factuur te betalen. [eiseres] heeft haar incassogemachtigde ingeschakeld. Daarom moet [gedaagden] ook buitengerechtelijke incassokosten betalen.

3.Het verweer

3.1.
[gedaagden] betwist de vordering (gedeeltelijk). Hij betwist niet dat hij de spoelbak heeft gekocht. Hij wil de factuur niet betalen, omdat hij (gedaagde onder 1) met [eiseres] is overeengekomen dat hij de spoeltafel mocht meenemen. Dit als compensatie voor het slechte spuitwerk dat [eiseres] aan een oldtimer van [gedaagden] heeft verricht. [gedaagden] heeft door de wanprestatie van [eiseres] schade van € 5.000,00 geleden (in de conclusie van dupliek noemt [gedaagden] een bedrag van € 8.000,00). De factuur van [eiseres] is een spookfactuur, die uit boosheid is verstuurd. Als de factuur wordt vernietigd, is [gedaagden] bereid afstand van een eventuele schadevergoeding te doen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter merkt eerst het volgende op. Het verweer van [gedaagden] gaat voornamelijk over de kwaliteit van het spuitwerk aan zijn oldtimer. Het spuitwerk op zich is echter geen onderdeel van deze procedure. [gedaagden] voert namelijk alleen het verweer dat hij met [eiseres] is overeengekomen dat hij de spoeltafel (gratis) mocht meenemen. Ekkekus heeft niet (ook) een (opeisbare) tegenvordering ingediend. Voor zover [gedaagden] zich beroept op verrekening van de factuur van [eiseres] met een tegenvordering van [gedaagde 1] op [eiseres] (van € 5.000,00 of € 8.000,00), stelt de kantonrechter vast dat de gegrondheid van dat verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. [eiseres] betwist namelijk dat zij slecht spuitwerk heeft verricht. Daartegenover heeft [gedaagden] de gestelde tekortkoming en schade niet voldoende concreet toegelicht en onderbouwd. De kantonrechter laat dat verweer van [gedaagden] verder dus buiten beschouwing.
4.2.
Het zal bij de verdere beoordeling van deze zaak dan ook alleen gaan over de vraag of [gedaagden] [eiseres] moet betalen voor de spoeltafel.
4.3.
Onbetwist staat vast dat [gedaagden] van [eiseres] een tweedehands spoeltafel heeft gekocht en dat deze aan [gedaagden] is geleverd en door [gedaagden] is behouden. [eiseres] heeft gesteld dat zij met [gedaagden] een bedrag van € 1.250,00 exclusief btw heeft afgesproken en dat vervolgens met de btw heeft gefactureerd. [gedaagden] heeft deze stelling ook niet betwist. [gedaagden] heeft verder niet gesteld en ook is niet gebleken dat hij na ontvangst van de factuur over een gebrek aan de spoeltafel of over de (hoogte van) de factuur bij [eiseres] heeft geklaagd. Dit betekent dat [gedaagden] de factuur van [eiseres] op zich moet betalen.
4.4.
[gedaagden] heeft de factuur niet betaald vanwege een (afwijkende) overeenkomst die hij met [eiseres] heeft gesloten. Hij stelt dat hij met [eiseres] is overeengekomen om de kosten van de spoeltafel te compenseren met het slecht uitgevoerde spuitwerk door [eiseres] aan de oldtimer van [gedaagden] . [eiseres] betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt. Van compensatie is geen sprake en de factuur voor het spuitwerk is gewoon door [gedaagden] betaald, aldus [eiseres] .
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het verweer van [gedaagden] moet worden aangemerkt als een bevrijdend verweer, waarvoor [gedaagden] op basis van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) de bewijslast draagt. Aan bewijslevering wordt pas toegekomen als partijen hun stellingen in voldoende mate met feiten en omstandigheden onderbouwen. Dat houdt in dat [gedaagden] zijn verweer met concrete feiten en stukken moet onderbouwen, bijvoorbeeld met een kopie van de overeenkomst die hij stelt te hebben gesloten met [eiseres] of, als deze niet op schrift staat, een getuigenverklaring. Dit heeft hij niet gedaan. [gedaagden] heeft, ondanks het verweer van [eiseres] , ook niet voldoende uitgelegd waarom hij - ondanks de volgens hem gemaakte afspraak - wel de factuur voor het spuitwerk heeft betaald en/of waarom hij dit verweer niet eerder (voorafgaand aan de dagvaarding) heeft gevoerd. Uit de toelichting van [eiseres] en productie 3 bij de dagvaarding blijkt namelijk dat [gedaagden] zich eerder alleen maar op het slechte spuitwerk heeft beroepen. Uit niets blijkt dat [gedaagden] zich na ontvangst van de factuur, of eerder dan in deze procedure, op het standpunt heeft gesteld dat er iets anders was afgesproken. Dat had wel voor de hand gelegen. De kantonrechter ziet dan ook in het verweer van [gedaagden] onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat een dergelijke overeenkomst is gesloten. Het verweer van [gedaagden] wordt daarom gepasseerd en aan het opdragen van bewijs wordt niet toegekomen.
4.6.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal toewijzen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als gevorderd nu [gedaagden] hiertegen geen verweer heeft gevoerd.
4.7.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 BW is voldaan. Daarmee is de vergoeding verschuldigd en zal het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagden] , omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat als de één betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, tot betaling aan [eiseres] van € 1.761,59, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.512,50 vanaf 2 april 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat als de één betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 97,79
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 374,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter