ECLI:NL:RBNHO:2021:7656

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
AWB-21_266
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van NOW-1 aanvraag en bewijsvoering door eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een V.O.F., en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door het UWV. Eiseres had een aanvraag ingediend voor de tijdelijke noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW-1), maar deze was door verweerder afgewezen omdat de aanvraag volgens hen na de uiterlijke termijn van 5 juni 2020 was ingediend. Eiseres stelde echter dat zij de aanvraag op 24 april 2020 digitaal had ingediend en voerde aan dat zij een bevestiging op het beeldscherm had ontvangen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het systeem voor de indiening van de NOW-1 aanvragen onder tijdsdruk was opgezet en dat er geen bevestigingsmail werd verzonden, enkel een pop-up op het scherm. Dit leidde tot de vraag of eiseres voldoende bewijs had geleverd dat de aanvraag tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat eiseres met het overleggen van het gedownloade aanvraagformulier voldoende aannemelijk had gemaakt dat de aanvraag tijdig was ingediend. De rechtbank vond het onredelijk dat verweerder de verantwoordelijkheid voor het ontbreken van bewijs volledig bij eiseres legde, vooral gezien de gebrekkige ontvangstprocedure.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/226

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] V.O.F., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: H.W.G.J. van Dolleweerd),
en

de Minister van sociale zaken en werkgelegenheid, verweerder

namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werkneemstersverzekeringen (UWV; kantoor Amsterdam)
(gemachtigde: R. Roos).

Procesverloop

In het besluit van 16 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een tegemoetkoming tijdelijke noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW-1) afgewezen.
In het besluit van 9 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft op 1 juni 2021 plaatsgevonden via een beeldverbinding (Skype). De gemachtigden van eiseres en verweerder hebben daaraan deelgenomen.

Overwegingen

1. Eiseres heeft verweerder met de brief van 14 oktober 2020 gevraagd de op 24 april 2020 ingediende aanvraag NOW-1 alsnog in behandeling te nemen.
2. Verweerder heeft bij het primaire besluit de aanvraag NOW-1 afgewezen omdat de aanvraag na 5 juni 2020, de uiterlijke termijn, is ingediend.
3. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Eiseres geeft aan op 24 april 2020 digitaal een aanvraag te hebben ingediend.
Eiseres heeft de betreffende aanvraagformulieren als bijlage bij haar bezwaarschrift gevoegd en geeft aan bij het indienen van de aanvraag een bevestiging op het beeldscherm te hebben ontvangen.
4. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de bezwaren ongegrond verklaard.
Verweerder stelt dat volgens de systeemgegevens de bijlagen niet zijn geüpload en daarmee staat voor verweerder vast dat een daadwerkelijke aanvraag niet is ingediend. Verweerder stelt daarom uit te moeten gaan van de brief van 14 oktober 2020 als aanvraag voor de NOW-1 en dan is de aanvraag te laat ingediend. Verweerder wijst erop dat de wetgever geen hardheidsclausule heeft opgenomen en dat betekent dat niet kan worden afgeweken van de gestelde termijnen. Dat er geen bevestigingsmail werd gestuurd betekent volgens verweerder niet dat er niet op een andere wijze navraag had kunnen worden gedaan tussen 24 april en 5 juni om te controleren of aanvraag goed was ingediend na het uitblijven van een beslissing binnen redelijke termijn.
5. Eiseres voert in beroep primair aan de aanvraag tijdig te hebben ingediend. Ter onderbouwing wordt gewezen op de bijgesloten aanvraagformulieren zoals die van de site van het Uwv zijn gedownload en geüpload. Eiseres stelt dat het voor haar behoudens die formulieren onmogelijk is om te bewijzen dat verweerder de gegevens moet hebben ontvangen. Zij heeft alleen een pop-up gehad, maar die verdwijnt weer van het scherm.
Subsidiair stelt eiseres dat de ontvangstprocedure van NOW-1 gebrekkig was. De ontvangst werd enkel door een pop-up op het scherm bevestigd. Bij NOW-2 en NOW-3 heeft verweerder die procedure gewijzigd en wordt er naast een pop-up ook een bevestiging per mail gestuurd. Eiseres stelt dat verweerder kennelijk ook de ontvangstbevestiging bij NOW-1 te summier vond. Volgens eiseres is daarom een eventuele omissie niet uitsluitend aan de aanvrager aan te rekenen, maar ook aan het systeem. Voorts is namens eiseres nog uiteengezet dat eerst in het najaar werd ontdekt dat deze aanvraag nog niet was afgehandeld, omdat eiseres in de zomerperiode weer omzet zou kunnen genereren en alle aandacht daarop was gevestigd. Eerst op dat moment heeft eiseres zich tot de accountant gewend.
6. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de aanvraag voor NOW-1 tijdig, dus voor 5 juni 2020, is ingediend. Verweerder is bij zijn beoordeling uitgegaan van een op 14 oktober 2020 ingediende aanvraag. Eiseres betoogt dat zij op 24 april 2020 de aanvraag digitaal heeft ingediend.
7. De rechtbank overweegt dat het in beginsel de verantwoordelijkheid van de aanvrager is om overeenkomstig de geldende nationale voorschriften - en dus tijdig - de aanvraag in te dienen.
8. Wettelijk kader
Artikel 8 van de NOW-1 luidt alsvolgt (voor zover hier van belang):
Aanvraag van de subsidieverlening
1. De werkgever dient een subsidieaanvraag in door middel van een door de Minister beschikbaar gesteld formulier.
2. Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 14 april 2020, of een eerder tijdstip, dat bekend gemaakt wordt via www.uwv.nl, tot en met 5 juni 2020.
(…)
7. De subsidieaanvraag wordt elektronisch gedaan, tenzij op www.uwv.nl kenbaar wordt gemaakt dat een schriftelijke subsidieaanvraag ook mogelijk is.
In de Toelichting Algemeen, onder punt 9 aanvraag, staat (voor zover hier van belang):
Aanvragen kunnen alleen worden ingediend via het daarvoor ontworpen formulier dat via www.uwv.nl beschikbaar wordt gesteld.
In de Toelichting bij artikel 8, tweede en derde lid staat (voor zover hier van belang):
Indien een aanvraag buiten de gestelde periode valt, zal deze worden afgewezen.
9. De rechtbank overweegt als volgt. De NOW-1 is een noodmaatregel die in korte tijd tot stand is gebracht. Inmiddels staat vast dat het verzenden van een bevestigingsmail van de ontvangen aanvraag bij de NOW-1 nog niet was ingeregeld. Er verscheen alleen een pop-up op het scherm met de mededeling dat een aanvraag is ontvangen. Daarbij was niet vermeld dat deze pop-up de enige bevestiging was. Namens eiseres is aangegeven dat men hierop niet bedacht was.
Dit betekent dat er voor eiseres geen mogelijkheid is te bewijzen dat zij de aanvraag noch de in het kader van de aanvraag NOW-1 gedownloade formulieren (ook) heeft geüpload. Een en ander is door de gemachtigde van verweerder ter zitting ook bevestigd.
De gemachtigde van eiseres, tevens diens accountant, heeft ter zitting verklaard naast de aanvragen van andere klanten ook deze aanvraag op de aangegeven wijze te hebben ingediend en de formulieren te hebben geüpload, waarna hij een pop-up in beeld kreeg. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft hij, voor zover beschikbaar, stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij op 24 april 2020 het benodigde formulier had gedownload en aangemaakt. Het uploaden, aldus gemachtigde, kan hij niet via zijn systeem aantonen, dat gebeurt bij verweerder.
10. Het moge zo zijn dat het systeem om de NOW-1 aanvraag in te dienen onder tijdsdruk is opgezet en dat daarbij, bij de NOW-1, geen enkele bevestiging anders dan een pop-up plaatsvond. Onder de gegeven omstandigheden acht de rechtbank het echter niet redelijk dat verweerder vervolgens de verantwoordelijkheid op dit punt geheel op eiseres afwentelt. Verweerder heeft geen enkele waarschuwing laten uitgaan, bijvoorbeeld door te wijzen op de noodzaak om een printscreen te maken van de pop-up, voor het geval dat het uploaden / indienen toch niet werd ontvangen bij verweerder.
11. De rechtbank is, onder de gegeven specifieke omstandigheden, van oordeel dat eiseres met het overleggen van het op 24 april 2020 gedownloade en aangemaakte aanvraagformulier voldoende aannemelijk heeft gemaakt wel tijdig de NOW-1 aanvraag te hebben ingediend. De rechtbank heeft in de onderhavige zaak, ook met het oog op de verhouding tussen een bestuursorgaan en een belanghebbende, geen gronden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van het relaas. In het bijzonder niet omdat de accountant die de aanvraag voor eiseres verzorgde dat ook voor vele andere aanvragers heeft gedaan.
12. De rechtbank zal het beroep om die reden gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank kan geschil niet zelf beslechten. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit dienen te nemen.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.