ECLI:NL:RBNHO:2021:7606

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
8341381 \ CV EXPL 20-1970
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Amsterdam-Schiphol via Zürich naar Skopje op 22 november 2019. Door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Zürich hebben zij hun aansluitende vlucht gemist. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een beperking opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door deze buitengewone omstandigheden en dat de passagiers niet aan hun substantiëringsplicht hadden voldaan. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de compensatie, omdat de vertraging niet te wijten was aan een tekortkoming van de vervoerder, maar aan externe factoren waar de vervoerder geen controle over had.

De vordering van de passagiers werd afgewezen en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 18 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8341381 \ CV EXPL 20-1970
Uitspraakdatum: 18 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar Zwitsers recht
Swiss International Air Lines Aktiengesellschaft
gevestigd te Bazel (Zwitserland) onder andere kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 23 januari 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Zürich Airport (Zwitserland) naar Skopje Airport (Macedonië) op 22 november 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Zürich Airport (hierna: de vlucht) heeft vertraging opgelopen, waarna de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist.
2.3.
Airhelp heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft betoogd dat de passagiers niet aan hun substantiëringsplicht hebben voldaan, omdat zij hebben nagelaten te vermelden hoe laat zij in Skopje zijn aangekomen. De kantonrechter overweegt dat de substantiëringsplicht niet inhoudt dat de passagiers de exacte aankomsttijd op de eindbestemming en de manier waarop zij daarheen zijn vervoerd vermeldt, maar het weergeven van bekende verweren van gedaagde en de gronden daarvoor, zodat het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk wordt weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat het verweer van de vervoerder reeds bij de passagiers bekend was. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer van de vervoerder voorbijgaan. Voor zover de vervoerder heeft bedoeld dat de passagiers niet hebben voldaan aan de stelplicht, wordt opgemerkt dat de passagiers in repliek hebben gesteld dat zij met de door de vervoerder aangeboden alternatieve om 01:40 uur lokale tijd op de eindbestemming zijn aangekomen, hetgeen de vervoerder niet heeft betwist. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van de passagiers hersteld. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder hierdoor niet in zijn procesbelang is geschaad, nu de vervoerder de gelegenheid had hierop bij dupliek te reageren en hij ook al in de conclusie van antwoord inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering. Dat verweer is niet afhankelijk van de precieze aankomsttijd van de passagiers op de eindbestemming.
4.3.
Nu vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, is de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
4.4.
De vervoerder voert aan dat de voorafgaande vlucht van Zürich naar Amsterdam gepland stond om 11:30 uur UTC te vertrekken. De voorafgaande vlucht is echter met een vertraging van 15 minuten vertrokken, vanwege vertragingscode 89, en met een vertraging van 14 minuten in Amsterdam aangekomen. De onderhavige vlucht heeft derhalve 14 minuten vertraging opgelopen vanwege de vertraging van de voorafgaande vlucht. De vertraging is vervolgens met 12 minuten opgelopen vanwege vertragingscodes 5 en 83. Hoewel formeel sprake is van twee vertragingscodes is de vertragingsoorzaak van de vlucht gelegen in het door de luchtverkeersleiding ingetrokken slot. De luchtverkeersleiding heeft het slot ingetrokken en een nieuw slot opgelegd voordat sprake was van vertragingscode 5. De bemanning van het toestel moet gevolg geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding, ongeacht waarom de luchtverkeersleiding een bepaalde instructie geeft. De vlucht is hierdoor met een vertraging van 26 minuten vertrokken en met een vertraging van 27 minuten om 15:42 uur UTC aangekomen in Zürich. De passagiers hebben hierdoor de aansluitende vlucht met geplande vertrektijd om 15:55 uur UTC gemist. De vervoerder heeft vervolgens te Zürich de passagiers omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats naar Skopje, aldus de vervoerder.
4.5.
De vervoerder beroept zich op (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder de vluchtrapporten van de vluchten en de ‘slot history’ van de onderhavige vlucht overgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder daarmee voldoende aangetoond dat de plaatselijke luchtverkeersleiding aan de voorafgaande vlucht een beperking heeft opgelegd waarna de vlucht met een vertraging van 15 minuten is vertrokken. De vervoerder heeft tegenover de betwisting van de passagiers gemotiveerd aangevoerd dat vertragingscode 89 staat voor ‘
RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONS’en dat deze vertragingscode alleen op het vluchtrapport kan worden vermeld, omdat het naar de kantonrechter begrijpt wordt opgelegd door middel van lokaal radioverkeer op de luchthaven. De kantonrechter is van oordeel dat deze vertraging doorwerkt op de onderhavige vlucht. Uit het vluchtrapport van de vlucht volgt immers dat de vlucht 14 minuten vertraging heeft opgelopen vanwege de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht. Voorts heeft de vervoerder tegenover de betwisting van de passagiers dat sprake is van samenloop tussen de twee vertragingscodes (code 83 en code 5) voldoende onderbouwd dat luchtverkeersbeheer al een nieuw slot had opgelegd, zodat voldoende is gebleken dat de vertraging van de vlucht uitsluitende is opgelopen als gevolg van het intrekken en het opleggen van een nieuw slot. Een beperking of een nieuw slot opgelegd door luchtverkeersbeheer is niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. De vervoerder dient immers altijd de instructies van luchtverkeersbeheer op te volgen. De kantonrechter oordeelt dan ook dat sprake is van buitengewone omstandigheden. Daarbij is voldoende gebleken dat de uiteindelijke (langdurige) vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van de voorafgaande en de onderhavige vlucht. De vertraging ontstaan als gevolg van de buitengewone omstandigheden heeft het immers voor de passagiers onmogelijk gemaakt om de aansluitende vlucht naar Skopje te halen.
4.6.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 40 minuten gepland. Een dergelijke overstaptijd wordt door de kantonrechter als onvoldoende gekwalificeerd, aangezien de minimale overstaptijd te Zürich volgens de vervoerder 30 minuten is en in beginsel een minimale buffer van 20 minuten noodzakelijk wordt geacht. De passagiers hadden te Wenen echter een aankomstvertraging van 27 minuten zodat zij, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer konden halen. De vervoerder heeft voorts toegelicht dat hij de passagiers naar het eerst mogelijke alternatief, waarop plaatsen beschikbaar waren, heeft omgeboekt. De passagiers betwisten dat er geen plek was op eerdere vluchten (van andere luchtvaartmaatschappijen), maar laten na aan te tonen dat op een eerdere vlucht nog plekken beschikbaar waren. Niet gebleken is dat er in de gegeven omstandigheden meer van de vervoerder kon worden verwacht. De door de passagier verzochte compensatie met de daarover verzochte wettelijke rente zal daarom worden afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter