Op 31 augustus 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de wrakingskamer, een beslissing genomen op het tweede verzoek tot wraking van verzoeker tegen rechter mr. P.J. Jansen. Dit verzoek volgde op een eerdere beslissing van 4 augustus 2021, waarin een eerder wrakingsverzoek kennelijk ongegrond was verklaard. Verzoeker diende op 10 augustus 2021 opnieuw een verzoek in, waarin hij aangaf dat er geen rechtsmiddel openstond tegen de eerdere beslissing en dat hij de rechter opnieuw wenste te wraken.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat verzoeker in zijn tweede verzoek geen nieuwe wrakingsgronden heeft aangevoerd. Het is de verantwoordelijkheid van de verzoeker om zelf de gronden voor een wraking te formuleren, en dit is in dit geval niet gebeurd. De wrakingskamer heeft daarom besloten om geen mondelinge behandeling van het verzoek te plannen en heeft het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.
De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter niet in behandeling zal worden genomen, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden worden gepresenteerd die na 10 augustus 2021 aan verzoeker bekend zijn geworden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.