ECLI:NL:RBNHO:2021:7527

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
20/3945
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing gemeentelijk monument en de beoordeling van monumentale waarde

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 29 juli 2021, is het beroep van eisers tegen de aanwijzing van hun pand als gemeentelijk monument ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt de procedure die is gevolgd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, die op 16 juni 2020 het pand heeft aangewezen als monument. Dit besluit volgde op een advies van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK) en een eerder ontwerpbesluit dat ter inzage lag. De eisers, die het pand in maart 2021 hebben gekocht, hebben het beroep ingesteld na de aanwijzing, waarbij zij aanvoeren dat de redengevende omschrijving onvolledig en onjuist is en dat er geen zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden.

De rechtbank overweegt dat de aanwijzing van het pand als gemeentelijk monument niet betekent dat het pand niet meer als woning gebruikt kan worden. De rechtbank stelt vast dat de procedure zorgvuldig is doorlopen en dat de redengevende omschrijving voldoende onderbouwd is. De rechtbank wijst erop dat de monumentale status niet alleen de bouwmogelijkheden beperkt, maar ook de bescherming van het erfgoed beoogt. De eisers hebben niet overtuigend aangetoond dat de aanwijzing hen onevenredig inperkt in hun mogelijkheden om het pand te verbouwen of herontwikkelen.

De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid tot de aanwijzing van het pand als gemeentelijk monument heeft kunnen komen, en dat de beroepsgrond van eisers faalt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3945

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. M.F.A. Dankbaar),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, Middelen & Services, verweerder
(gemachtigden: R. de Vries en M. Enderman).

Procesverloop

Op 10 maart 2020 heeft verweerder een ontwerpbesluit genomen, strekkende tot het aanwijzen van het pand aan de [adres] als gemeentelijk monument. Het ontwerpbesluit lag per 18 maart 2020 ter inzage.
De voormalige eigenaren van het pand [adres] , de erven van mevrouw [naam 1] , hebben zienswijzen ingebracht.
Op 16 juni 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het pand aangewezen als monument. Dit besluit is op 24 juni 2020 gepubliceerd.
De erven hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De woning is in 2021 verkocht aan eisers. De eigendomsoverdracht heeft op 16 maart 2021 plaatsgevonden. Zij hebben de beroepsprocedure overgenomen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2021 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Het pand aan de [adres] was als Orde-2 pand aangewezen in het bestemmingsplan Haarlem Zuid 2009. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in een uitspraak van 9 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP7177, dit bestemmingsplan voor zover dat ziet op het perceel [adres] vernietigd.
1.2
Op 27 augustus 2019 heeft de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK) geadviseerd het pand aan te wijzen als gemeentelijk monument. De erven van [naam 1] , de voormalig eigenaresse van het pand, hebben een rapportage van [naam 2] ( [naam 2] ) ingebracht van 26 januari 2020. Daarin wordt geconcludeerd dat enige historische waarden aanwezig zijn, maar dat het pand flink is verbouwd en de historische materialen daarbij zijn vervangen. Doordat een concreet toetsings- en afwegingskader ontbreekt is het echter lastig vast te stellen waar de ondergrens voor een gemeentelijke monumentenstatus ligt. [naam 2] komt tot de conclusie dat het pand te weinig waarden bevat om integraal behoud door middel van een gemeentelijke monumentenstatus voor te staan.
2.1
Op 16 juni 2020 heeft verweerder onder verwijzing naar het advies van de ARK van 6 februari 2020 en de redengevende omschrijving van 27 mei 2020 het pand aangewezen als monument met toepassing van artikel 3 van de Haarlemse Monumentenverordening 2013 (de verordening).
2.2
De raad heeft op 22 oktober 2020 het bestemmingsplan [adres] vastgesteld. Volgens dit bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming ‘Wonen’ met dubbelbestemming ‘Waarde Archeologie-3’ en specifieke bouwaanduiding ‘Orde-1’. Het bestemmingsplan gaat uit van de aanwijzing van het pand op het perceel als gemeentelijk monument.
3. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage.
4.1
Eisers voeren aan dat de redengevende omschrijving onvolledig en onjuist is. De redengevende beschrijving van 27 mei 2020 is verder te breed geformuleerd, wat in strijd is met de rechtszekerheid. De waarderingsmethode, matrix en puntentelling ontbreken. Voorts is de besluitvorming van verweerder onnavolgbaar omdat een volledige omslag wordt gemaakt in feiten en waarderingen. De redengevende omschrijving in het bestreden besluit is anders dan die op basis waarvan de ARK heeft beslist in het ontwerpbesluit. In die redengevende omschrijving wordt niet de tuinmuur en het belang van de bollenteelt benoemd. Verder zijn veel oude details verloren gegaan toen het pand is verbouwd van koeienstal naar tuinmanswoning. Van het oorspronkelijke gebouw is nog maar weinig over. Eisers verwijzen daarbij naar het rapport van [naam 2] van 26 januari 2020. Eisers betwisten de bouwhistorische aantekening.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het rapport van [naam 2] uitgebreid is maar geen nieuwe inzichten bevat op grond waarvan het voornemen tot aanwijzing moet worden bijgesteld. Voorts kent het rapport enkele omissies. De nadruk wordt in het rapport sterk gelegd op het feit dat van de koeienstal waarschijnlijk enkel de hoofdvorm resteert. Het rapport kan echter niet uitsluiten dat er nog muurwerk van voor 1922 resteert. De aanwezige 18e -eeuwse tuinmuur is in het rapport in het geheel niet geconstateerd. Voorts blijft de cultuurhistorische waarde van het gebouw als tuinmanswoning met bollenschuur uit 1922 onderbelicht. In het rapport mist de oudste bouwfase uit de 18e eeuw en het belang van de bollenteelt. De aanwezige architectuurhistorische waarden zijn weergegeven in de redengevende omschrijving en zijn akkoord bevonden door de ARK. De waarderingsmatrix is geen vastgesteld beleidsinstrument en betreft een intern document. Niet de punten in de matrix maar de inhoudelijke cultuurhistorische waarden liggen ten grondslag aan het voornemen tot aanwijzing. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat het pand overwoekerd was en men het pand niet kon betreden, waardoor de tuinmuur niet werd genoemd in het rapport. Door voortschrijdend inzicht bleek dat het pand (nog) meer waarde had dan oorspronkelijk gedacht.
4.3
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling heeft verweerder beoordelingsruimte bij het bepalen van de monumentale waarde van een onroerende zaak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2036). Bij het beantwoorden van de vraag, of een als monumentwaardig beoordeelde onroerende zaak als beschermd gemeentelijk monument wordt aangewezen, heeft verweerder beleidsruimte. De bestuursrechter toetst niet of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen maar of het bestuursorgaan in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Het bestuursorgaan mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Indien een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur een reactie op wat de partij over het advies heeft aangevoerd.
4.4
Verweerder is bij de aanwijzing afgegaan op de redengevende omschrijving en op het deskundig advies van de ARK. Nadat eisers het rapport van [naam 2] hebben overgelegd, heeft de bouwhistoricus op het rapport gereageerd in de bouwhistorische aantekening van 26 mei 2020. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder gevoerde procedure alvorens te komen tot een definitieve aanwijzing als gemeentelijk monument daarmee voldoende zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de aangepaste redengevende omschrijving van 27 mei 2020 en de bouwhistorische aantekening van 26 mei 2020 voldoende heeft gemotiveerd waarom het pand architectuur-, bouw- en/of cultuurhistorische en stedenbouwkundige en situationele waarden heeft. Nu niet is gebleken dat de redengevende omschrijving niet zorgvuldig tot stand is gekomen of dat daaraan anderszins zodanige gebreken kleven dat daarop niet mag worden afgegaan, kon verweerder dit redengevende advies aan het besluit ten grondslag leggen. Nu bij een aanwijzing tot monument het gehele pand beschermd is, volgt de rechtbank ook niet de redenering van eisers dat de omschrijving te vaag is. De omschrijving dient als onderbouwing, niet als beperking van de bescherming. De onderbouwing acht de rechtbank ook duidelijk. De beroepsgrond slaagt niet.
5.1
Eisers voeren aan dat verweerder geen belangenafweging heeft gemaakt tussen het particuliere en algemene belang. Ter zitting hebben eisers verklaard dat de aanwijzing financiële gevolgen heeft, omdat alleen originele materialen mogen worden gebruikt en het dakvlak behouden moet blijven in zijn huidige vorm. Daarom voelen eisers zich beperkt in hun wens het pand naar de huidige tijd te brengen en energieneutraal te maken. Eisers voeren verder aan dat het behouden van het pand in de huidige staat grote investeringen met zich brengt en de footprint van het pand een alternatieve ruimtelijke indeling van het perceel belemmert. Voorts wordt geen rekening gehouden met de huidige functie en woonbestemming van het pand. Alle elementen die nu als beschermingswaardig worden benoemd zijn niet te behouden bij een verbouwing of herontwikkeling tot een of twee volwaardige woonhuizen. Het perceel is niet alleen veel minder waard, maar het perceel is ook niet in overeenstemming te brengen met een goede ruimtelijke ordening. Verder is verweerder ten onrechte voorbij gegaan aan de uitnodiging om het pand van binnen en buiten te bekijken.
5.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van een zorgvuldige belangenafweging. Bij de aanwijzing tot monument is de verruiming of beperking van de bouwmogelijkheden of de technische staat vanuit het belang van erfgoed geen meewegende factor. Dat wil niet zeggen dat monumenten niet herbestemd kunnen worden of kunnen worden aangepast/verbouwd om de bestemming beter te kunnen realiseren. De gemeente gaat graag in gesprek met eisers om te bespreken welke mogelijkheden er zijn binnen de kaders van de gemeentelijke monumentenverordening. Er zijn pogingen tot een gezamenlijk bezoek geweest, maar sinds maart 2020 is een bezoekmoment niet tot stand gekomen vanwege de coronamaatregelen. Overigens is verweerder al in het pand geweest.
5.4
Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2643, volgt dat, indien in het kader van de bij de aanwijzing - dan wel de heroverweging daarvan - te verrichten belangenafweging door de eigenaar van het monument concreet wordt gesteld dat de monumentenstatus negatieve gevolgen heeft voor bijvoorbeeld herontwikkeling en dit genoegzaam wordt gemotiveerd, deze aspecten reeds bij de aanwijzing van belang zijn. Deze dienen in dat geval niet eerst bij de aanvraag om een omgevingsvergunning tot wijziging dan wel sloop van het aangewezen monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aan de orde te komen. Het ligt dan op de weg van het bestuursorgaan om op deze belangen in te gaan en aannemelijk te maken dat er alternatieve mogelijkheden zijn voor een zinvol hergebruik van het monument waardoor het met de aanwijzing te dienen belang van het behoud van het monument prevaleert boven het belang van de eigenaar om de aanwijzing achterwege te laten.
5.5
De rechtbank overweegt dat de aanwijzing van het gebouw als gemeentelijk monument niet betekent dat het pand niet (meer) als woning gebruikt kan worden. Ook met relatief kleine ingrepen kan het pand bewoond worden. Gas, water, licht en riolering zijn reeds aanwezig – of met verbouwingen die niet de monumentale waarden aanpassen te realiseren. Ook betekent het niet dat (ingrijpende) wijzigingen van het pand, zoals eisers wensen, geen doorgang kunnen vinden. Weliswaar worden de verbouwmogelijkheden beperkt, maar dat is ook juist het doel van het aanwijzen als monument. De monumentale beperkingen bij verbouwingen kunnen aan de orde komen bij de belangenafweging die in het kader van een vergunningsprocedure als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wabo moet plaatsvinden. Nu het pand als woning gebruikt kan worden, en verbouwingen mogelijk zijn na overleg en instemming van verweerder via voornoemde vergunningsprocedure, ziet de rechtbank in de aanwijzing als monument geen beperking die de mogelijkheden van eisers met het pand onevenredig inperkt. Uit het voorontwerp van ForeArchent en de uitlatingen daarover door verweerder ter zitting blijkt de rechtbank dat eisers goed in staat zijn het pand te verbouwen met behoud van de monumentale kenmerken daarvan. Dat dit meer gaat kosten dan als het geen monument zou zijn, is een belang dat niet opweegt tegen het algemeen belang van bescherming van het erfgoed. De beroepsgrond faalt.
6.1
Eisers voeren aan dat zij gelet op het oude planologische regime erop mochten vertrouwen dat zij het perceel zouden kunnen herontwikkelen. Voorts is onvoldoende rekening gehouden met discussies over het pand in het verleden. In de aanloop naar de vaststelling van het bestemmingsplan Haarlem Zuid in 2009 tot 2011 stelde de gemeente dat sprake was van een orde-2 pand. In de bestemmingsplanprocedure heeft verweerder ontkend dat het pand op enige lijst ter zake voorkwam. De aanwijzing als monument is daarom geen op zichzelf staande procedure.
6.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen verwachtingen zijn gewekt dat het pand niet alsnog als monument aangewezen zou worden. Door de projectleider is enkel gemeld dat het pand niet op de uitbreidingslijst gemeentelijke monumenten uit 2009 stond. Het pand was nog niet als orde-1 aangewezen in het bestemmingsplan Haarlem Zuid en kon destijds niet als orde-1 worden aangeduid gezien de plansystematiek. Het voornemen tot aanwijzing was wel uitgesproken, maar tot een daadwerkelijke aanwijzingsprocedure is het niet gekomen. Dat het jaren heeft geduurd om een nieuw bestemmingsplan op te stellen betekent niet dat hierdoor verwachtingen zijn gewekt.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat uit het feit dat het pand tot op heden nog niet was aangemerkt als monumentwaardig, niet het gerechtvaardigde vertrouwen kan worden ontleend dat van een aanwijzing als gemeentelijk monument geen sprake meer zou kunnen zijn. De beroepsgrond faalt.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het pand in redelijkheid als monument kunnen aanwijzen op grond van het advies van de ARK van 6 februari 2020 en de redengevende omschrijving van 27 mei 2020.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Maarleveld, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Haarlemse Monumentenverordening 2013
Artikel 3 De aanwijzing als gemeentelijk monument
1. Het college kan, al dan niet op aanvraag, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.
2. Een aanvraag om aanwijzing vermeldt de kadastrale aanduiding en zakelijke gerechtigden en vermeldt het vermeende belang in deze van belanghebbende. De aanvraag gaat vergezeld van een redengevende omschrijving van de (architectuur-) historische waarden van de zaak, ook in relatie tot zijn omgeving en relevante foto’s.
3. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit.
4.Het besluit van het college bevat een redengevende omschrijving van de (cultuur)historische waarden van de betreffende zaak.
5. Op de voorbereiding van een aanwijzingsbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat het college het ontwerpbesluit ter inzage legt na ontvangst van het advies, bedoeld in het derde lid.
6. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de geldende monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.
7. Het college brengt de raad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument.
8. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan de monumentenverordening Noord-Holland voor een zaak die de status van gemeentelijk monument bezit, vervalt de aanwijzing als gemeentelijke monument en wordt hiervan in het register melding gemaakt en wordt de zaak als gemeentelijk monument doorgehaald.
9. Voordat het college een monument met een religieuze bestemming dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.