ECLI:NL:RBNHO:2021:7503

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
8947422
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering wervingsfee door wervings- en selectiebureau zonder totstandkoming bemiddelingsovereenkomst

In deze zaak vordert de besloten vennootschap MediMensen B.V. een wervingsfee van € 5.082,00 van [gedaagde], een tandartspraktijk, voor de bemiddeling van een kandidaat. MediMensen stelt dat er een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen, maar [gedaagde] betwist dit. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen bemiddelingsovereenkomst is ontstaan, omdat er geen voldoende concreet aanbod is gedaan door MediMensen en [gedaagde] dit aanbod niet heeft aanvaard. De kantonrechter oordeelt dat MediMensen niet heeft mogen vertrouwen op een juridische verplichting van [gedaagde] om de wervingsfee te betalen, aangezien [gedaagde] zelf een vacature had openstaan en uiteindelijk een andere kandidaat heeft aangenomen. Bovendien heeft [gedaagde] [xxx] pas negen maanden na het eerste kennismakingsgesprek in dienst genomen, wat niet in lijn is met de gebruikelijke termijn voor bemiddeling. De vordering van MediMensen wordt afgewezen, evenals de claim van onrechtmatig handelen door [gedaagde]. De proceskosten worden toegewezen aan [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8947422 \ CV EXPL 20-7161 (IL)
Uitspraakdatum: 1 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
MediMensen B.V.
gevestigd te Haastrecht
eiseres
verder te noemen: MediMensen
gemachtigde: mr. B. Berghuis, jurist
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. K.M. ten Pas (DAS)

1.Het procesverloop

1.1.
MediMensen heeft bij dagvaarding van 17 december 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 12 juli 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. MediMensen heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben MediMensen en [gedaagde] bij brieven van respectievelijk 28 juni en 25 juni 2021 nog stukken toegezonden.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
MediMensen is gespecialiseerd in het detacheren en werven en selecteren van personeel. [gedaagde] is een tandartspraktijk. MediMensen heeft een factuur d.d. 10 september 2020 aan [gedaagde] gestuurd, waarin zij een wervingsfee van € 5.082,00 inclusief btw in rekening heeft gebracht betreffende de kandidaat [xxx] (hierna ook: [xxx] ). [xxx] is op 10 augustus 2020 in dienst van [gedaagde] getreden.
2.2.
MediMensen vordert de wervingsfee voor de bemiddeling van [xxx] van [gedaagde] (€ 5.082,00, met rente en kosten). [gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
2.3.
De kantonrechter moet beoordelen of tussen partijen een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen, en zo nee, of [gedaagde] wegens onrechtmatig handelen de wervingsfee aan MediMensen moet betalen.
Is een bemiddelingsovereenkomst tot stand gekomen?
2.4.
MediMensen stelt dat tussen partijen een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen door aanbod en aanvaarding, op grond waarvan [gedaagde] de wervingsfee verschuldigd is geworden. Volgens MediMensen is door de bemiddeling door MediMensen tussen [gedaagde] en de door MediMensen aangedragen kandidaat ( [xxx] ) een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen en is daarom sprake van een geslaagde bemiddeling. [gedaagde] betwist dat sprake is van een voldoende concreet bepaald aanbod, laat staan dat zij een aanbod tot het aangaan van een bemiddelingsovereenkomst heeft aanvaard.
2.5.
De kantonrechter oordeelt dat de door MediMensen gestelde aanvaarding niet heeft plaatsgevonden en licht dat als volgt toe.
2.6.
De vraag of tussen partijen een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen, moet worden beantwoord aan de hand van de bepalingen over aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 BW e.v.) en de totstandkoming van rechtshandelingen in het algemeen (artikel 3:33 BW e.v.). Als ervan uit wordt gegaan dat MediMensen een (voldoende bepaalbaar) aanbod heeft gedaan voor het aangaan van een bemiddelingsovereenkomst, moet beoordeeld worden of [gedaagde] dit voorstel heeft aanvaard.
2.7.
MediMensen heeft [gedaagde] op 18 oktober 2019 ongevraagd telefonisch benaderd. Volgens MediMensen heeft zij [gedaagde] in dat gesprek uitgelegd dat zij zich bezig houdt met het detacheren en werven en selecteren van personeel. Het staat vast dat MediMensen tegen [gedaagde] gezegd heeft dat zij een kandidaat voor de functie van tandartsassistente heeft en gevraagd heeft of [gedaagde] geïnteresseerd was om een gesprek met deze kandidaat aan te gaan. MediMensen stelt dat zij, nadat [gedaagde] had aangegeven dat ze interesse had, de mogelijkheden voor bemiddeling heeft toegelicht, namelijk detachering, werving en selectie of de tussenvorm ‘deta-vast’. Het staat vast dat er tijdens het gesprek niet is gesproken over kosten of andere concrete voorwaarden die MediMensen hanteert. Op de zitting heeft MediMensen gesteld dat het kennismakingsgesprek op vrijblijvende basis zou zijn.
2.8.
Vervolgens heeft MediMensen de kandidaat ( [xxx] ) benaderd en haar profiel aan [gedaagde] gemaild. In haar e-mail van 18 oktober 2019 schrijft MediMensen aan [gedaagde] : “
[xxx] heeft 1 maand opzegtermijn en zoals aangegeven zouden jullie haar indien ze past op functie, eerst via ons kunnen inzetten en dan daarna eventueel als het past bij jullie in dienst kunnen treden. Maar dat bespreken we wel als het zover komt.
Als jullie geïnteresseerd zijn kunnen we een kennismakingsgesprek inplannen.” In de e-mail staat een link naar de website van MediMensen.
2.9.
Nadat [gedaagde] had aangegeven dat ze [xxx] wilde uitnodigen voor een gesprek, heeft op 5 november 2019 een kennismakingsgesprek plaatsgevonden tussen [gedaagde] en [xxx] . Daarna heeft er een telefonische terugkoppeling plaatsgevonden met MediMensen. In dat gesprek heeft [gedaagde] om een opgave van de kosten gevraagd, als ze zou besluiten om (na een tweede gesprek) voor [xxx] te kiezen. Op 6 november 2019 heeft MediMensen de kostenopgave gemaild. In de e-mail staat welk tarief MediMensen hanteert voor detachering en welke werving en selectie fee zij hanteert als [gedaagde] de kandidaat direct zelf een contract aanbiedt. Vervolgens heeft [gedaagde] aan MediMensen bericht dat zij [xxx] niet zal uitnodigen voor een tweede gesprek, haar niet op basis van detachering wil laten werken en de tarieven erg hoog vindt. In de e-mail staat ook dat [gedaagde] zelf een vacature heeft geplaatst omdat ze graag zelf direct in contact staat met de sollicitanten, zonder tussenkomst van een bureau, en daarom geen andere aanbiedingen van sollicitanten wil ontvangen.
2.10.
Gelet op deze gang van zaken is geen sprake van een aanvaarding door [gedaagde] . MediMensen heeft er niet op mogen vertrouwen dat het aangaan door [gedaagde] van een gesprek met [xxx] (na de toezending van haar cv) ertoe zou leiden dat [gedaagde] een juridische verplichting zou aangaan, meer in het bijzonder een bemiddelingsovereenkomst of een verplichting om een wervingsfee aan MediMensen te betalen als [gedaagde] [xxx] een aantal maanden later wel in dienst zou nemen. Daarbij weegt mee dat [gedaagde] zelf een vacature had opengesteld en uit de door haar gevoerde sollicitatieprocedure uiteindelijk een andere kandidaat is aangenomen. Als niet weersproken staat vast dat deze kandidaat per 1 maart 2020 in dienst van [gedaagde] is getreden en vervolgens tijdens de proeftijd is ontslagen vanwege de inmiddels ingetreden coronacrisis. Het staat ook vast dat [xxx] zelf op enig moment [gedaagde] heeft benaderd en daarna per 10 augustus 2020 bij haar in dienst is getreden. Dat is negen maanden na het eerste kennismakingsgesprek van 5 november 2019. Omdat partijen nooit over een (wacht)termijn hebben gesproken en MediMensen niet heeft gereageerd op de vraag van [gedaagde] welke termijn volgens haar van toepassing is (dagvaarding, productie 12), mocht MediMensen niet verwachten dat [gedaagde] haar na negen maanden nog een wervingsfee verschuldigd zou zijn. Op de zitting heeft MediMensen desgevraagd gesteld dat in de branche een wachttermijn van 1,5 jaar gebruikelijk is, maar het per bedrijf verschillend is welke termijn er wordt gehanteerd. Daarbij heeft zij niet aangegeven welke termijn in dit geval gebruikelijk of redelijk is. Verder heeft MediMensen nog verwezen naar de link naar haar website in haar e-mail van 18 oktober 2019, maar die verwijzing is onvoldoende. Gesteld noch gebleken is namelijk dat die link verwijst naar de kosten, toepasselijke voorwaarden of termijn waarbinnen de eventuele verplichtingen voor [gedaagde] zouden gelden. Dat [xxx] uiteindelijk via een andere route bij [gedaagde] in dienst is getreden, betekent dus niet dat tussen partijen (met terugwerkende kracht) een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen. Daarmee kan niet alsnog een aanvaarding door [gedaagde] van het aanbod tot bemiddeling worden geconstrueerd.
2.11.
Omdat tussen partijen geen bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen, kan MediMensen geen aanspraak maken op de wervingsfee of vergoeding van een redelijk/gebruikelijk loon. De kantonrechter zal de primaire, meer subsidiaire en meest subsidiaire vorderingen van MediMensen daarom afwijzen.
Heeft [gedaagde] onrechtmatig gehandeld?
2.12.
MediMensen stelt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de voorgestelde kandidaat [xxx] alsnog in dienst te nemen. De kantonrechter oordeelt anders. Zoals gezegd heeft MediMensen [gedaagde] zelf ongevraagd benaderd en, omdat [gedaagde] een vacature had openstaan, het cv van [xxx] toegestuurd en een voorstel tot een vrijblijvend kennismakingsgesprek gedaan. Meteen na het kennismakingsgesprek heeft [gedaagde] aan MediMensen bericht dat zij geen gebruik wilde maken van haar diensten. Met haar handelwijze heeft MediMensen in feite twee mogelijkheden voor [gedaagde] gecreëerd: het werven van een kandidaat via bemiddeling door MediMensen (via detachering of indiensttreding) of een werving zonder tussenkomst van MediMensen. Uit niets blijkt dat [gedaagde] niet rechtstreeks contact mocht hebben met [xxx] of haar na ongeveer negen maanden alleen maar in dienst mocht nemen als zij daarvoor een vergoeding aan MediMensen zou betalen.
2.13.
Op de zitting heeft MediMensen gesteld dat uit de e-mail van [gedaagde] van 20 november 2019 blijkt dat sprake is van een truc (dagvaarding, productie 9). In die e-mail schrijft [gedaagde] dat ze graag wil vernemen aan welke juridische voorwaarden MediMensen haar denkt te kunnen houden en overweegt haar juridisch adviseur in te schakelen om te laten toetsen of haar werkwijze rechtsgeldig is. Volgens MediMensen blijkt hieruit dat [gedaagde] valse voorwendselen had: ze wijst eerst het aanbod van MediMensen af en stelt vervolgens een week later dergelijke vragen. [gedaagde] wilde [xxx] gewoon in dienst nemen, aldus MediMensen. De kantonrechter is het daar niet mee eens. In de eerste plaats omdat de bewuste e-mail een reactie is op de e-mail van MediMensen van 6 november 2019 waarin zij schrijft “
Ter afsluiting van het dossier willen wij jullie erop wijzen dat het juridisch niet is toegestaan om kandidaten die door ons bemiddeld zijn alsnog rechtstreeks in dienst te nemen!” In de tweede plaats omdat die reactie logisch en terecht is aangezien er tussen partijen geen overeenkomst bestaat. In de derde plaats omdat vast staat dat [gedaagde] eerst een andere sollicitant heeft aangenomen en [xxx] degene is die [gedaagde] later weer heeft benaderd met de vraag of er nog een vacature was. Het feit dat [gedaagde] in haar e-mail van 20 november 2019 ook schrijft dat ze [xxx] heeft geadviseerd om contact op te nemen met het juridisch loket en de Autoriteit Persoonsgegevens, omdat het zonder goedkeuring van [xxx] niet is toegestaan om persoonsgegevens langer dan vier weken vast te houden, maakt het oordeel van de kantonrechter niet anders. Daaruit blijkt niet dat [gedaagde] destijds een truc uithaalde of onder valse voorwendselen probeerde [xxx] in dienst te nemen, zoals MediMensen meent. [gedaagde] heeft [xxx] toen immers niet in dienst genomen, maar een ander. Pas nadat die ander vanwege de coronacrisis in haar proeftijd was ontslagen en [xxx] [gedaagde] maanden later weer benaderde, heeft [gedaagde] haar in dienst genomen. Dat stond haar op zich vrij. Uit niets blijkt dat [gedaagde] een truc heeft uitgehaald. MediMensen verwijt [gedaagde] dat het te gek voor woorden is om te denken dat het niets gaat kosten, maar haar gevoel “dat er iets niet klopt” is onvoldoende om onrechtmatig handelen van [gedaagde] aan te nemen.
2.14.
De kantonrechter zal de uiterst subsidiaire vordering van MediMensen daarom ook afwijzen.
Tot slot
2.15.
De proceskosten komen voor rekening van MediMensen, omdat zij ongelijk krijgt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt MediMensen tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 600,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] ;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter