ECLI:NL:RBNHO:2021:7496

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
15/270617-20 en 15/149947-21 (ttz.gev) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld en voorbereiding van handelen in strijd met de wet wapens en munitie

Op 23 augustus 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een poging tot diefstal met geweld en een voorbereidingshandeling van handelen in strijd met de wet wapens en munitie. De verdachte heeft op 26 oktober 2020 samen met anderen een pizzakoerier aangevallen. De pizzakoerier werd geduwd, geslagen en zijn zakken werden doorzocht. De rechtbank oordeelde dat dit een begin van uitvoering van een poging tot diefstal met geweld vormde. Daarnaast was de verdachte betrokken bij de voorbereiding van de overdracht van een vuurwapen op 10 februari 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte is vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit met betrekking tot het vuurwapen, maar is wel veroordeeld voor de andere feiten. De rechtbank heeft een werkstraf van 200 uren opgelegd, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals deelname aan een gedragsinterventie en contactverboden. De benadeelde partij, de pizzakoerier, heeft een schadevergoeding van €80,- toegewezen gekregen voor materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/270617-20 en 15/149947-21 (ttz.gev) (P)
Uitspraakdatum: 23 augustus 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 9 augustus 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Loon en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. V.J.M.H.Y. van Haaster, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 15/149947-21, ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 15/270617-20:
hij op of omstreeks 26 oktober 2020 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om op of aan de openbare weg, de [straat] , in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bromfiets en/of
geldbedrag en/of andere goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijfsnaam] te Haarlem, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
(een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, heeft verdachte met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- die [slachtoffer] van zijn bromfiets geduwd/getrokken en/of
- die [slachtoffer] omsingeld en/of
- die [slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag) getrapt in zijn rug en/of buik
en/of
- de zakken van die [slachtoffer] te doorzocht en/of
- die [slachtoffer] aan zijn helm getrokken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van parketnummer 15/149947-21:
primair:
hij op of omstreeks 10 februari 2021 te Haarlem een wapen van categorie II of III, van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad;
subsidiair:
hij op of omstreeks 10 februari 2021 te Haarlem althans elders in Nederland ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het voorhanden hebben en/of overdragen van een wapen en/of munitie van categorie II en/of III als bedoeld in de artikelen 26 en 31 van de Wet Wapens en Munitie, opzettelijk een voorwerp, te weten € 800,- althans een geldbedrag heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder parketnummer 15/149947-21 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak
3.3.1. 15/149947-21
primairNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 15/149947-21 primair ten laste is gelegd. Niet is komen vast te staan dat verdachte in enige vorm beschikkingsmacht heeft gehad over een vuurwapen. Daarom moet verdachte van dit (primaire) feit worden vrijgesproken.
3.3.2.
Partiële vrijspraak 15/270617-20
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat ook is gepoogd de bromfiets te stelen omdat de enkele waarneming van de pizzakoerier dat hij een persoon bij de bromfiets zag, dat die persoon met zijn rechterhand in de omgeving van het contact van de bromfiets zat, waaruit hij het gevoel kreeg dat deze persoon de bromfiets wilde wegnemen, onvoldoende is.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 15/270617-20 ten laste gelegde en het onder parketnummer 15/149947-21 subsidiair ten laste gelegde op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen.
3.5.
Bewijsoverweging 15/270617-20
De rechtbank constateert dat de verklaring van de aangever (de pizzakoerier) aansluit bij de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Uit deze verklaringen leidt de rechtbank af dat de pizzakoerier ten val is gekomen door een duw en vervolgens tegen zijn rug en/of buik is getrapt door vier personen. Ook voelde de pizzakoerier dat de zakken van zijn jas en broek werden doorzocht.
Verdachte heeft toegegeven dat hij bij de poging tot straatroof aanwezig is geweest en heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met een ander, te weten [naam] , op de pizzakoerier af ‘jogde,’ hij met kracht tegen de pizzakoerier aan is gelopen en hem hiermee min of meer heeft geduwd, waardoor in elk geval verdachte zelf en de pizzakoerier ten val zouden zijn gekomen. Ook heeft verdachte bekend dat hij de pizzakoerier heeft geslagen. Verdachte heeft hierbij aangegeven dat hij het moeilijk vindt om aan te geven of hij op dat moment wist dat er een straatroof van deze pizzakoerier zou gaan plaatsvinden.
De rechtbank stelt vast dat het op de pizzakoerier afrennen/-joggen en het tegen deze pizzakoerier aanbotsen en duwen, terwijl vervolgens tenminste door anderen de zakken van jas en broek van de pizzakoerier worden doorzocht, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm moet worden aangemerkt als een begin van uitvoering van een poging tot diefstal met geweld. De rechtbank acht het onder 15/270617-20 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 15/270617-20 ten laste gelegde en het onder parketnummer 15/149947-21 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
ten aanzien van parketnummer 15/270617-20:
hij op 26 oktober 2020 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om op of aan de openbare weg, de [straat] , tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag en/of andere goederen van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijfsnaam] te Haarlem, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, heeft verdachte met een of meer van zijn mededader(s),
- die [slachtoffer] geduwd en
- die [slachtoffer] omsingeld en
- die [slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag) getrapt in zijn rug en buik en
- de zakken van die [slachtoffer] doorzocht en
- die [slachtoffer] aan zijn helm getrokken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van parketnummer 15/149947-21:
hij op 10 februari 2021 te Haarlem ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het voorhanden hebben en overdragen van een wapen van categorie II en/of III als bedoeld in de artikelen 26 en 31 van de Wet Wapens en Munitie, opzettelijk een voorwerp, te weten € 800,- heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
15/270617-20: poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
15/149947-21: voorbereiding van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II of een vuurwapen van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren met aftrek van het voorarrest, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden het meewerken aan een gedragsinterventie, de jeugdreclasseringsmaatregel, een contactverbod met het slachtoffer en een contactverbod met de medeverdachte, waarbij laatstgenoemde voorwaarde voor de duur van één jaar dient te worden opgelegd.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke werkstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest met een voorwaardelijke deel van 80 uren, met als bijzondere voorwaarden het meewerken aan een gedragsinterventie, de jeugdreclasseringsmaatregel en een contactverbod met medeverdachte. De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van een contactverbod met het slachtoffer.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige strafbare feiten.
Allereerst heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een poging tot diefstal met geweld (overval op een pizzakoerier). Dergelijke feiten leveren niet alleen bij het slachtoffer zelf, maar ook voor de maatschappij in het algemeen gevoelens van onveiligheid en angst op. Bovendien heeft het handelen van verdachte en zijn mededaders de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast. Het slachtoffer, dat ook letsel heeft opgelopen, heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich gedurende enkele maanden na het voorval niet durfde te begeven in de wijk waar de poging tot straatroof is voorgevallen en dat hij zich nog steeds onveilig voelt, vooral in de avonduren, hoewel hierin een zekere verbetering merkbaar is. Verder zijn de broek en riem van het slachtoffer beschadigd geraakt door de poging tot straatroof. Daarnaast heeft dit feit plaatsgevonden op de openbare weg waardoor meerdere personen getuige zijn geweest van het handelen van verdachte en zijn mededaders.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de voorbereiding van het verwerven en voorhanden hebben van een vuurwapen. Verdachte heeft op Snapchat bemiddeld in de koop/verkoop van een vuurwapen en heeft bovendien meerdere keren afgesproken met een groep personen om deze verkoop verder te faciliteren. Verdachte zou naar eigen zeggen
€ 50,- verdienen met zijn rol. Het onderhavige strafbare feit is slechts bij de voorbereiding gebleven, omdat de beoogde verkoper van het vuurwapen wegreed nadat hij het afgesproken geldbedrag van € 800,- had ontvangen, waarbij verdachte met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp zou zijn bedreigd. Het voorhanden hebben van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bezit van vuurwapens regelmatig tot het gebruik daarvan leidt, met alle risico's van dien voor betrokkenen en voor toevallig aanwezige derden. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van een markt waarin dergelijke vuurwapens worden verhandeld.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 juni 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 2 augustus 2021 van
[raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Dit rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte heeft een laag dynamisch risicoprofiel en een laag algemeen risicoprofiel. Het is daarom opvallend dat verdachte kort achter elkaar wegens twee ingrijpende delicten in contact is gekomen met politie en justitie. Het is positief dat verdachte opener is geworden over zijn aandeel in het delict en verantwoordelijkheid wil nemen, maar de Raad vraagt zich tegelijkertijd af of verdachte alles vertelt. De Raad maakt zich zorgen over de recidive tijdens de schorsing van verdachte. Als risicofactor ziet de Raad dan ook dat verdachte contacten heeft (gehad) met personen die een negatieve invloed op hem hebben: verdachte lijkt gemakkelijk beïnvloedbaar. Verdachte heeft zich buiten de recidive om goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden.
Verdachte moet leren kiezen om te gaan met de pro-sociale vrienden die hij al heeft en om risicovolle situaties te herkennen en daarin de juiste keuzes te maken. De jeugdreclassering heeft hiervoor al hulp van de Hoofdtrainer ingezet. Het is belangrijk dat de jeugdreclassering betrokken blijft om toe te zien op het verloop van deze hulpverlening, eventuele afspraken en zicht te houden op de ontwikkeling van verdachte.
Sinds verdachte twee weken in een kleinschalige voorziening heeft gezeten lijkt er sprake van een positieve ontwikkeling: hij is meewerkend, staat open voor begeleiding en heeft spijt. De Raad vindt een justitiële jeugdinrichting geen positieve omgeving voor verdachte, vooral omdat hij gevoelig lijkt voor de invloed van anderen, waardoor jeugddetentie eerder schadelijk dan helpend lijkt in het voorkomen van herhaling.
Gezien de ernst van de delicten acht de Raad een deels voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarde het deelnemen aan de gedragsinterventie zoals al ingezet door de Hoofdtrainer passend.
Namens de Raad heeft [vertegenwoordiger van de raad] bovenstaand advies ter terechtzitting onderschreven en hieraan toegevoegd om verder als bijzondere voorwaarden op te leggen een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] en een contactverbod met het slachtoffer. Het onvoorwaardelijke gedeelte van de werkstraf dient gelijk te zijn aan het voorarrest.
Namens De Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna: de jeugdreclassering) heeft [vertegenwoordiger van de GI] het advies van de Raad ter terechtzitting onderschreven.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen. Verdachte heeft sinds de tweede schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve ontwikkeling laten zien. Hij lijkt geschrokken te zijn van zijn detentie en heeft ter terechtzitting spijt betuigd richting het slachtoffer. Ook staat verdachte open voor herstelbemiddeling met het slachtoffer en werkt hij goed mee aan de hulpverlening van de Hoofdtrainer. Bovendien heeft verdachte zijn achterstanden op school ingehaald en is hij over naar het vierde jaar. De rechtbank acht deze omstandigheden positief. Aan de andere kant heeft verdachte zich tijdens de eerste schorsing van de voorlopige hechtenis van het oudste feit wederom schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Verdachte wordt door de Raad en de jeugdreclassering omschreven als beïnvloedbaar, wat wellicht kan verklaren waarom verdachte in korte tijd twee ernstige strafbare feiten heeft begaan terwijl hij first offender was. Bovendien betwijfelt de rechtbank zeer of verdachte ter terechtzitting het achterste van zijn tong heeft laten zien. De rechtbank volgt het advies van de Raad in die zin dat het opleggen van een deels voorwaardelijke werkstraf er hopelijk voor zal zorgen dat verdachte de ingeslagen positieve weg kan voortzetten onder begeleiding van de jeugdreclassering en met behulp van de Hoofdtrainer.
De rechtbank merkt op dat de officier van justitie gelet op haar eis de ernst van de feiten kennelijk anders waardeert dan de rechtbank. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de maximale duur van 200 uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, groot 80 uren, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat verdachte 18 (en niet zoals de officier van justitie heeft betoogd 16) dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de jeugdreclassering, het meewerken aan de gedragsinterventie van De Hoofdtrainer, een contactverbod met medeverdachte
[medeverdachte] en een contactverbod met het slachtoffer noodzakelijk. De rechtbank zal hierbij bepalen dat het contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] voor de duur van één jaar zal gelden, waar de overige bijzondere voorwaarden voor de volledige duur van de proeftijd zullen gelden. Voorwaarden van deze strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
[slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 80,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 15/270617-20 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade betreft een broek en een riem.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd om de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen, omdat verdachte geen contact meer heeft met medeverdachten en het niet wenselijk zou zijn als verdachte met hen in contact zou moeten treden om het geld op hen te verhalen. Om die reden verzoekt de verdediging de vordering voor een derde gedeelte toe te wijzen.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder parketnummer 15/270617-20 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijk
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen en gaat daarbij voorbij aan het verweer van de verdediging. Het is namelijk niet in het belang van het slachtoffer om de vordering in het geval van verdachte slechts voor een derde gedeelte toe te wijzen. Bovendien is vooralsnog onduidelijk of in de toekomst nog anderen zullen worden veroordeeld voor deze poging tot straatroof. De rechtbank zal daarom bepalen dat indien een (van de) medeverdachte(n) dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder parketnummer 15/270617-20 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: een poging tot straatroof] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat indien een (van de) medeverdachte(n) dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 45, 46, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 15/149947-21 primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 15/270617-20 ten laste gelegde en het onder parketnummer 15/149947-21 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
200 (tweehonderd) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 (honderd) dagen jeugddetentie, met bevel dat een gedeelte groot
80 (tachtig) uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 40 (veertig) dagen jeugddetentie,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich meldt bij De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te [adres] , zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie van De Hoofdtrainer of een soortgelijke instelling, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven;
  • de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , tenzij het contact plaatsvindt met toestemming van het Openbaar Ministerie of met uitdrukkelijke instemming van [slachtoffer] zelf, te verifiëren door de jeugdreclassering, bijvoorbeeld in het kader van herstelbemiddeling;
  • de veroordeelde gedurende één jaar op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte] , geboren op
Geeft opdracht aan De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te [adres]
, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (18 dagen), bij de ten uitvoer te leggen taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht en met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 80,- (tachtig euro), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 80,- (tachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. van Weely, voorzitter,
mr. G.A.M. van Dijk, en mr. J.W. Moors, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.A.C. Sinnige,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2021.
mr. Moors is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE
De bewijsmiddelen – kort en zakelijk weergegeven – behorende bij het vonnis van
23 augustus 2021 van de rechtbank Noord-Holland, ten name van verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De hierna als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt ten aanzien van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Ten aanzien van parketnummer 15/270617-20:
- de bekennende verklaring van verdachte, ter terechtzitting van 9 augustus 2021 afgelegd:
Ik was met [medeverdachte] en een jongen die ik niet kende, [naam] . De twee jongens met wie ik was liepen een beetje gebukt naar voren naar de pizzabezorger toe. [naam] wilde de bezorger aanspreken. Hij zei: “kom, kom.” Ik liep heel snel al joggend mee. Toen vielen [naam] en ik over de pizzabezorger heen met een soort duw. Wij zijn met kracht tegen hem aangelopen, waardoor ik uit balans raakte. Ik weet dat ik de pizzabezorger geduwd heb en dat hij daardoor viel. Ik hoorde geschreeuw om mij heen en heb hem een klap gegeven.
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 26 oktober 2020 (dossierpagina’s 13 tot en met 15):
Op 26 oktober 2020 was ik aan het werk als pizzakoerier bij [bedrijfsnaam] . Omstreeks 19.10 uur kwam ik aan bij de [straat] . Ik zag rechts van de portiek op de stoep uit westelijke richting vier personen aan komen joggen. Ik zag dat NN2 als eerste op mij af kwam joggen. Voordat ik het wist, lag ik op de grond. Ik weet dat ik een duw gevoeld heb. Ik voelde dat ik werd getrapt. Ik voelde trappen op mijn rug en buik. Ik voelde dat er vervolgens in mijn jaszakken gevoeld werd. Ik zag en voelde dat er in en op de zakken van mijn broek gevoeld werd. Ik voelde dat ik direct na het roepen om hulp nogmaals in mijn rug en buik werd getrapt. Ik voelde dat er aan mijn helm getrokken werd. Op een gegeven moment hoorde ik meerdere personen wegrennen richting de [laan] . Ik zag dat er niets was weggenomen.
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 26 oktober 2020 (dossierpagina’s 24 en 25):
Mijn broer en ik liepen ons portiek in aan de [straat] te Haarlem. Ik hoorde opeens van buiten iemand hard schreeuwen: “Au, au!” Ik zag een jongen op de grond liggen in een gele jas. Door het logo op de scooter herkende ik de scooter als een scooter van de bezorgdienst [bedrijfsnaam] . Ik zag dat er vier jongens om de bezorger heen stonden. Ik zag dat zij hem omsingeld hadden en ik zag dat vier jongens tegen het lichaam van de bezorger aan het schoppen waren. Ik zag dat de vier jongens onze kant op keken, ons zagen en vervolgens heel hard wegrenden in de richting van de [supermarkt] aan de [laan] .
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 26 oktober 2020 (dossierpagina’s 28 en 29):
Ik hoorde een persoon hard “au, au, help!” roepen. Ik zag bij de portiek een persoon met een gele jas op de grond liggen. Ik zag vier personen bij de pizzabezorger staan. Ik zag dat er meerdere personen om de bezorger stonden en dat de vier jongens tegen het lichaam van de bezorger aan het schoppen waren. Ik zag dat er een mobiele telefoon op de grond lag.
Ten aanzien van parketnummer 15/149947-21 subsidiair:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 15/149947-21 subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van
  • het opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van