ECLI:NL:RBNHO:2021:735

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
29 januari 2021
Zaaknummer
8241055 \ CV FORM 19-19862
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van een vlucht door een luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden gesloten met British Airways PLC, compensatie geëist voor de annulering van hun vlucht van San Francisco naar Amsterdam via Londen op 10 augustus 2018. De vlucht werd geannuleerd vanwege uitzonderlijke weersomstandigheden op Londen Heathrow, volgens de vervoerder. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht op 11 augustus 2018, die 24 uur later aankwam dan oorspronkelijk gepland. De passagiers hebben compensatie van € 3.600,00 plus wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 485,00 geëist, gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen. De vervoerder had de vlucht op 9 augustus 2018 geannuleerd, terwijl de weersomstandigheden op de dag van de vlucht pas later problematisch bleken te zijn. De rechter oordeelde dat de passagiers recht hadden op compensatie, omdat de vervoerder niet kon bewijzen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden zoals bedoeld in de Verordening.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 4.085,00 aan de passagiers, inclusief wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de kant van de passagiers toegewezen. De beslissing is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8241055 \ CV FORM 19-19862
Uitspraakdatum: 20 januari 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

allen wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (Aviclaim)
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 24 december 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 21 april 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van San Francisco (Verenigde Staten) naar Amsterdam via Londen (Verenigd Koninkrijk) op 10 augustus 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Londen naar Amsterdam stond gepland te vertrekken om 15:15 uur GMT. Deze vlucht is geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht op 11 augustus 2018 welke 24 uur later dan oorspronkelijk gepland op de eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagiers [passagier sub 4] en [passagier sub 1] hebben de vorderingen van de minderjarige [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op de luchtvaartmaatschappij op zichzelf overgedragen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met de annulering van de vlucht. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 3.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 485,00, aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van het verzochte. De vervoerder voert aan dat de vlucht van de passagiers is geannuleerd, omdat op Londen Heathrow sprake was van een uitzonderlijke weerssituatie in de vorm van zwaar onweer. Het was onmogelijk om alle vluchten uit te voeren. De vervoerder was door deze omstandigheden in feite gedwongen vluchten te annuleren, omdat het niet mogelijk was alle vluchten binnen de openingstijden van London Heathrow uit te voeren, aldus de vervoerder.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoel in artikel 5, lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat er op 10 augustus 2018 op de luchthaven van Londen sprake was van slechte weersomstandigheden welke tot de annulering van de onderhavige vlucht leidden. Uit het overgelegde “Traffic Managers Log” volgt dat er tussen 10.00 uur en 16:00 uur GMT een weerwaarschuwing voor Londen werd afgegeven. Uit het log volgt verder dat om 13:10 uur GMT de uitvoering van alle vluchten vanaf Londen zijn gestopt wegens de weersomstandigheden. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende gebleken dat de weersomstandigheden van 10 augustus 2018 de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderde. Uit de overgelegde stukken van de vervoerder blijkt echter dat vanaf 15:15 uur GMT de vluchten weer werden aangevangen, zij het met vertraging. Desalniettemin koos de vervoerder reeds op 9 augustus 2018 ervoor om de vlucht van de passagiers te annuleren en de passagiers om te boeken naar een alternatieve vlucht op 11 augustus 2018. De vervoerder heeft niet toegelicht waarom zij er niet voor heeft kunnen kiezen om de vlucht alsnog met een vertraging uit te voeren of waarom er geen ander alternatief voor handen lag. De vervoerder heeft in zijn interne rapport (productie 1) hierover het volgende verklaard:
“I regret I have no record of why this alternative flight was chosen. I have attached a list of BA/BA CityFlyer (those from LCY) flights from London to AMS or, alternatively, RTM, for 10 / 11th of August for information.”De vervoerder verwijst naar informatie, maar deze ontbreekt in haar processtuk. Hierdoor kan niet zonder meer worden geoordeeld dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen en dat zij gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. Aangezien niet (voldoende) is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen op de annulering te voorkomen, ligt de vordering op grond van artikel 7 van de Verordening dan ook voor toewijzing gereed. De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.5.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 4.085,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.600,00 vanaf 10 augustus 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 231,00 aan griffierecht en € 240,00 aan salaris gemachtigde van de passagiers.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open