ECLI:NL:RBNHO:2021:732

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
29 januari 2021
Zaaknummer
8017899 \ CV EXPL 19-13177
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis door passagiers tegen vervoerder

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen American Airlines Inc. wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Vancouver via Dallas op 30 augustus 2017. De passagiers arriveerden met een vertraging van 14 uur en 17 minuten op hun eindbestemming en vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, American Airlines, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een tropische storm en slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Amsterdam. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De kantonrechter stelde vast dat de passagiers recht hadden op compensatie en wees de vordering toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan de vervoerder, die ongelijk kreeg in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8017899 \ CV EXPL 19-13177
Uitspraakdatum: 13 januari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. A.S. van Duinen
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
American Airlines Inc.
gevestigd te Wilmington, Verenigde Staten en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 30 augustus 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Vancouver (Canada) via Dallas (Verenigde Staten) op 30 augustus 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Dallas is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Vancouver gemist en zijn met een vertraging van 14 uur en 17 minuten op hun eindbestemming gearriveerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans € 217,80, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Op het verweer zal bij de beoordeling worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeerbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat op de dag van de onderhavige vlucht een tropische storm (storm Harvey) actief was waardoor vluchtroutes naar Texas herschikt moesten worden door de luchtverkeersleiding. Daar komt nog bij dat de luchthaven van Amsterdam te kampen had met slechte weersomstandigheden, namelijk regenbuien, marginaal horizontaal zicht, cumulonimbus wolken en beperkt zicht door een dichte wolkenbasis. Vanwege de (aangekondigde) slechte weersomstandigheden heeft de luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) veiligheidsmaatregelen getroffen door het luchtverkeer te beperken, aldus de vervoerder. Vanwege het feit dat er op de luchthaven van Amsterdam slechts beperkt luchtverkeer mogelijk was en vanwege het feit dat het op de route van het vliegtuig zeer druk was door omleidingen vanwege storm Harvey kreeg het toestel van de luchtverkeersleiding geen toestemming om op te stijgen. Het toestel heeft bij de gate gewacht. Het toestel kreeg pas om 10:20 UTC, dus met een vertraging van twee uur, toestemming van de luchtverkeersleiding om naar de startbaan te taxiën en om 10:31 UTC kreeg het toestel toestemming om op te stijgen. Als gevolg van het voorgaande hebben de passagiers met een aankomstvertraging van één uur en 49 minuten hun aansluitende vlucht naar Vancouver gemist. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar het eerste beschikbare alternatief, aldus nog steeds de vervoerder. De vervoerder voert tenslotte aan dat zij geen invloed kon uitoefenen op de omstandigheden en dat zij deze omstandigheden niet had kunnen voorkomen door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen.
5.5.
De passagiers betwisten dat als gevolg van storm Harvey niet gevlogen kon worden naar Dallas en dat de vlucht niet op tijd kon vertrekken als gevolg van slechte weersomstandigheden/specifieke restricties op de luchthaven van Amsterdam. Daarbij stellen de passagiers dat het verweer van de vervoerder niet gesteund wordt door onafhankelijke bronnen en dat er geen bewijs is geleverd waaruit blijkt dat sprake was van buitengewone omstandigheden. De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van weersomstandigheden, die uitvoering van de vlucht in kwestie hebben verhinderd. De kantonrechter oordeelt als volgt.
5.6.
De vervoerder heeft voor wat betreft haar verweer met betrekking tot de storm Harvey geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat deze omstandigheid van invloed is geweest op de vlucht van de passagiers. Er zijn weliswaar persberichten toegevoegd bij de conclusie van antwoord en een screenshot van de website van de Federal Aviation Administration bij conclusie van dupliek, maar deze gaan over storm Harvey in het algemeen en zien niet specifiek op de gevolgen van de storm op de onderhavige vlucht van de passagiers. Derhalve kan hieruit niet worden geconcludeerd dat de vlucht van de passagiers werd verhinderd door storm Harvey of dat er sprake was van specifieke restricties voor het desbetreffende toestel. Deze omstandigheden worden dan ook niet aangemerkt als buitengewoon in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening.
5.7.
De vervoerder heeft METAR gegevens en een capacity forecast overgelegd waaruit volgt dat sprake zou zijn geweest van windstoten van 17 knopen en waaruit volgt dat er een kans van 60% werd geschat op een horizontaal zicht van minder dan 5 km en/of wolkenbasis onder de 1000ft. De vervoerder licht verder toe dat de luchtverkeersleiding Nederland Eurocontrol heeft gevraagd minder luchtverkeer naar de luchthaven toe te staan. De vervoerder voert verder aan dat het toestel tijdig klaar stond voor vertrek, maar door deze omstandigheden niet de vereiste klaringen van de luchtverkeersleiding heeft gekregen. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de overgelegde stukken niet wat voor impact het weer heeft gehad op de vlucht van de passagiers, waarbij het ging om een vertrek vanuit Amsterdam en niet om een aankomst te Amsterdam. De vervoerder heeft verder nagelaten om stukken te overleggen waaruit zou kunnen volgen dat het toestel de vereiste klaring van de luchtverkeersleiding wegens de weersomstandigheden niet heeft gekregen. Eveneens heeft de vervoerder nagelaten informatie te overleggen waaruit zou blijken dat het toestel restricties opgelegd heeft gekregen. Zonder deze informatie kan immers niet worden uitgesloten dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd wegens omstandigheden die niet worden aangemerkt als buitengewoon.
5.8.
Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
5.9.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente wordt het volgende overwogen. De passagiers hebben met ingang van 30 augustus 2017 wettelijke rente gevorderd. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van fortfair berekende schade, zodat deze schade niet gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 30 augustus 2017, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
5.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. De passagiers hebben primair € 181,50 en subsidiair € 217,80 gevorderd. Omdat het primair gevorderde bedrag van € 181,50 niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de primair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.381,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 30 augustus 2017, tot aan de dag van voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 360,00;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 90,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter