Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[gedaagde 1],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 april 2021;
- de akte van [eiser];
- de antwoordakte van [gedaagde 2] c.s.
Rechtbank Noord-Holland
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Oomen, een vordering ingesteld tegen gedaagden, vertegenwoordigd door mr. J.D. Kraaikamp, met betrekking tot gefinancierde rechtsbijstand. Eiser stelt dat hij, gezien zijn inkomen, in aanmerking had kunnen komen voor gefinancierde rechtsbijstand en dat een toevoeging zou zijn verleend, die later niet zou zijn ingetrokken. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 14 april 2021 geoordeeld dat mr. [gedaagde 1] tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens eiser door niet schriftelijk vast te leggen dat zij eiser had gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand.
Eiser heeft vervolgens bewijs gepresenteerd van zijn verzamelinkomens over de jaren 2015, 2016 en 2017, en betoogd dat hij in aanmerking had kunnen komen voor een toevoeging. Gedaagde heeft echter betwist dat eiser ooit een toevoeging heeft gekregen en heeft bewijs geleverd dat het inkomen van eiser in 2013, het relevante peiljaar, te hoog was voor een toevoeging. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in de jaren 2015, 2016 en 2017 in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand en dat zijn vordering tot schadevergoeding van € 18.053,50 daarom wordt afgewezen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat gedaagde 2 niet aansprakelijk kan worden gehouden en heeft de vordering jegens gedaagde 2 afgewezen. De rechtbank heeft echter wel een schadevergoeding toegewezen aan eiser voor andere vorderingen, waaronder kinderalimentatie en honorarium voor niet-ontvankelijk verklaarde procedures. De proceskosten zijn gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.