ECLI:NL:RBNHO:2021:7230

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
8588389 \ CV EXPL 20-5212
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van vordering door passagier na cessie aan AirHelp in luchtvaartzaak

In deze zaak heeft de passagier, wonende in de Filipijnen, een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Emirates na de annulering van haar vlucht van Amsterdam naar Manila via Dubai op 20 mei 2018. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De passagier had haar vordering aanvankelijk overgedragen aan AirHelp door middel van een cessie, maar stelde later dat deze vordering weer aan haar was herovergedragen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat de heroverdracht van de vordering aan de passagier niet rechtsgeldig was. De passagier had een 're-assignment' formulier overgelegd, maar dit was niet ondertekend door een vertegenwoordiger van AirHelp, wat noodzakelijk is voor een geldige cessie volgens het Burgerlijk Wetboek. De vervoerder betwistte de heroverdracht en de rechter concludeerde dat niet was komen vast te staan dat het vorderingsrecht weer aan de passagier was overgedragen.

De rechter heeft de passagier veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat zij ongelijk kreeg in de procedure. De beslissing is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8588389 \ CV EXPL 20-5212
Uitspraakdatum: 4 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Filipijnen)
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Emirates
gevestigd en kantoorhoudende te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 1 mei 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Dubai Airport, Dubai naar Ninoy Aquino International Airport, Manila (Filipijnen) op 20 mei 2018.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Dubai is geannuleerd.
2.3.
AirHelp heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert als primair verweer aan – samengevat – dat de passagier haar veronderstelde vorderingsrecht door het ondertekenen van een akte van cessie (het assignmentformulier) heeft overgedragen aan AirHelp en daardoor niet langer bevoegd is zelf over het gepretendeerde vorderingsrecht te beschikken en daarom
niet-ontvankelijk is. Voorts betwist de vervoerder dat de passagier mr. Lof heeft ingeschakeld en op de hoogte is van de procedure. Subsidiair voert de vervoerder aan dat de passagier niet heeft voldaan aan de stelplicht. De vervoerder heeft daarnaast contact opgenomen met de passagier waarbij de vervoerder heeft aangegeven dat de passagier recht heeft op compensatie en bij de passagier gegevens heeft opgevraagd. De vervoerder heeft hierop geen reactie ontvangen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder voert primair aan dat de passagier niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat zij haar vordering aan Airhelp heeft overgedragen door gebruik te maken van het standaard ‘assignment form’. De passagier heeft gesteld dat cessie heeft plaatsgevonden en dat zij middels een ‘Assignment Form’ de vordering op de vervoerder heeft overgedragen aan Airhelp. Vervolgens heeft Airhelp middels een ‘re-assignment form’ voor datum dagvaarding de vordering weer overgedragen aan de passagier, aldus de passagier. Bij repliek heeft de passagier een afschrift van het ‘re-assignment’ formulier overgelegd. Echter is het formulier alleen getekend door de passagier en niet voorzien van een handtekening namens Airhelp.
5.3.
Ten aanzien van de vraag of de passagier gerechtigd is de vordering zelf in eigen naam in te stellen, wordt als volgt overwogen. Een rechtsgeldige cessie dient, onder verwijzing naar artikel 3:94 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW), aan twee constitutieve vereisten te voldoen: een akte van cessie en een mededeling daarvan aan de debiteur. De passagier heeft in de conclusie van repliek gesteld dat zij in eerste instantie het vorderingsrecht van de onderhavige vordering middels cessie heeft overgedragen aan Airhelp. Zodoende is komen vast te staan dat een eerste rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden waarbij het vorderingsrecht van de onderhavige vordering werd overgedragen van de passagier aan Airhelp. Voorts heeft de passagier gesteld dat het vorderingsrecht van de onderhavige vordering wederom werd overgedragen, maar nu van Airhelp terug aan de passagier. De vervoerder betwist dat het vorderingsrecht weer aan de passagier is overgedragen.
5.4.
Ten aanzien van de heroverdracht van de onderhavige vordering dient eveneens aan de hiervoor genoemde constitutieve vereisten van artikel 3:94 lid 1 BW te worden voldaan. De passagier heeft het ‘re-assignment’ formulier overgelegd bij repliek, maar dit exemplaar is niet getekend door een vertegenwoordiger van Airhelp. De conclusie is dan ook dat, mede gelet op de betwisting van de vervoerder, niet is komen vast te staan dat het vorderingsrecht van Airhelp is overgedragen aan de passagier, zodat de passagier niet ontvangen kan worden in haar verzoek. De passagier zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De overige verweren van de vervoerder behoeven dan ook geen bespreking meer.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart de passagier niet-ontvankelijk in haar vordering;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis, ten aanzien van de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter