ECLI:NL:RBNHO:2021:7103

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
HAA 19/5088
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een evenementenvergunning voor het evenement Sommeltjespop op Texel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een evenementenvergunning voor het evenement Sommeltjespop, dat gepland was op 6 juli 2019 op Texel. De burgemeester van de gemeente Texel, verweerder, had op 29 mei 2019 een vergunningaanvraag van eiseres, die het evenement wilde organiseren, geweigerd. Dit besluit werd later door verweerder bevestigd in een bestreden besluit van 1 oktober 2019, waartegen eisers beroep instelden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een schaarse vergunning, omdat slechts één evenement op de betreffende datum en locatie kon plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet transparant had gehandeld in de verdeling van de vergunningen, omdat de criteria voor de toewijzing niet vooraf duidelijk waren gemaakt aan de aanvragers. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar besloot dat de rechtsgevolgen van het herroepen primaire besluit in stand blijven, waardoor de aanvraag van eiseres alsnog werd geweigerd. De rechtbank veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5088

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2021 in de zaak tussen

1.
[eiser], te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres], te [woonplaats 1] ,
eisers
(gemachtigde: mr. H.P. Verheijen),
en

de burgemeester van de gemeente Texel, verweerder

(gemachtigde: M. Oosterdijk).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde belanghebbende] , te [woonplaats 2]

(gemachtigde: mr. V.C. van der Velde).

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan [eiseres] (eiseres) een evenementenvergunning te verlenen voor het evenement Sommeltjespop op perceel [perceel] (het perceel) op 6 juli 2019.
Bij besluit van 1 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021. Eiser [eiser] ( [eiser] ) is verschenen. Eiseres is vertegenwoordigd door haar bestuurder [eiser] . Eisers zijn bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam 1] en door haar gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Vanaf 2004 tot en met 2017 heeft jaarlijks op de eerste zaterdag van juli het evenement Sommeltjespop plaatsgevonden op het perceel. Het evenement is in de periode van 2004 tot en met 2006 georganiseerd door [eiser] . Het evenement is in de periode van 2006 tot en met 2017 georganiseerd door [#] ([#], voorheen geheten [eiseres] maar niet zijnde eiseres).
1.2.
Op 7 juli 2018 heeft derde-partij het evenement Sompop georganiseerd op het perceel. Verweerder heeft hiervoor een vergunning verleend aan derde-partij.
1.3.
Op 11 september 2018 heeft derde-partij het evenement Sompop, te organiseren op 6 juli 2019 op het perceel, aangemeld voor de evenementenkalender 2019.
1.4.
Op 23 oktober 2018 heeft eiseres (toen nog in oprichting) het evenement Sommeltjespop, te organiseren op 6 juli 2019 op het perceel, aangemeld voor de evenementenkalender 2019. Op 31 oktober 2018 is eiseres opgericht.
1.5.
Bij brief van 28 december 2018 heeft verweerder eiseres geïnformeerd dat niet het evenement Sommeltjespop maar het evenement Sompop op de evenementenkalender 2019 wordt geplaatst, omdat derde-partij het evenement eerder heeft aangemeld voor de evenementenkalender.
1.6.
Eiseres heeft vervolgens op 26 februari 2019 een vergunningaanvraag ingediend voor het evenement Sommeltjespop op 6 juli 2019 op het perceel.
1.7.
Op 5 maart 2019 heeft derde-partij een vergunningaanvraag ingediend voor het evenement Sompop op 6 juli 2019 op het perceel.
2. Verweerder heeft de door eiseres gevraagde vergunning geweigerd met toepassing van de artikelen 1.8 en 2.25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Texel 2016 (APV). Verweerder heeft aan de weigering ten grondslag gelegd dat de openbare orde en openbare veiligheid er aan in de weg staan dat eiseres en derde-partij gelijktijdig een evenement organiseren op dezelfde locatie. De vergunning is verleend aan derde-partij omdat zij een eerdere melding voor de evenementenkalender heeft gedaan en omdat zij het evenement ook in 2018 heeft georganiseerd en daarvoor een vergunning heeft gekregen.
3. De toepasselijke regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Ontvankelijkheid [eiser]
4.1.
De rechtbank beoordeelt eerst ambtshalve of [eiser] belanghebbende is bij het bestreden besluit.
4.2.
[eiser] voert aan dat hij als belanghebbende aangemerkt moet worden, omdat hij rechthebbende is op het woordmerk Sommeltjespop.
4.3.
In artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Op grond van artikel 1:2 van de Awb wordt onder een belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, belanghebbende is. [1] Een uitsluitend van een andere betrokkene afgeleid belang voldoet niet aan de eis dat een belang rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit. [2]
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is het belang van [eiser] als rechthebbende op het woordmerk Sommeltjespop niet rechtstreeks betrokken bij het bestreden besluit. Zijn recht op het woordmerk wordt immers niet geraakt door de weigering van de vergunning aan eiseres. Verder heeft [eiser] als bestuurder van eiseres slechts een van eiseres afgeleid belang bij het beroep. De rechtbank is daarom van oordeel dat [eiser] geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb. Het beroep van [eiser] is daarom niet-ontvankelijk.
Procesbelang eiseres
5.1.
De rechtbank beoordeelt vervolgens ambtshalve het procesbelang van eiseres, omdat de datum van het evenement waarvoor eiseres de vergunning heeft aangevraagd in het verleden ligt.
5.2.
Eiseres voert aan dat zij procesbelang heeft in verband met toekomstige vergunningaanvragen. Eiseres stelt in 2022 het evenement Sommeltjespop te willen organiseren en daarvoor een aanvraag in te zullen dienen. Verder stelt eiseres (immateriële) schade te hebben geleden door het bestreden besluit.
5.3.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat dat er in beginsel geen belang meer is bij een inhoudelijk oordeel over de vraag of een evenementenvergunning verleend had mogen worden, als het evenement al heeft plaatsgevonden. [3] Er kan een uitzondering worden gemaakt als aannemelijk is dat nieuwe besluiten over soortgelijke situaties volgen en het evenement bijvoorbeeld jaarlijks plaatsvindt. Het belang bij een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van de verleende of geweigerde vergunning kan dan gelegen zijn in de omstandigheid dat het inhoudelijke oordeel kan worden betrokken bij eventuele toekomstige aanvragen voor een vergunning en de toetsing ervan.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres in lijn met deze rechtspraak belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep tegen de weigering van de door haar gevraagde vergunning, omdat dit oordeel betrokken kan worden bij toekomstige vergunningaanvragen die zij stelt te zullen doen en de toetsing daarvan. Het beroep van eiseres is volgens de rechtbank dan ook ontvankelijk.
Schaarse vergunning
6.1.
Eiseres voert aan dat de door haar gevraagde evenementenvergunning een schaarse vergunning is. Eiseres betoogt onder verwijzing naar een artikel van Drahmann dat sprake is van een schaarse vergunning als een bestuursorgaan wordt geconfronteerd met een situatie waarbij hij uit meerdere aanvragen slechts één of enkele kan toewijzen, zoals hier het geval is. [4]
Eiseres voert verder aan dat de besluitvorming door verweerder niet voldoet aan de criteria die gelden voor de verdeling van schaarse vergunningen. De door verweerder toegepaste verdelingsregeling uit (paragraaf 2.5 van) de Uitvoeringsregeling evenementen Texel (de Uitvoeringsregeling) is onverbindend. Dit beleid is in strijd met het gelijkheidsbeginsel en de daaruit voortvloeiende verplichting tot transparantie. Het beleid biedt geen gelijke kansen omdat voorrang wordt toegekend aan terugkerende evenementen.
Voorts voert eiseres aan dat het evenement Sompop geen terugkerend evenement was in de zin van paragraaf 2.5 van de Uitvoeringsregeling, omdat derde-partij slechts één keer eerder een melding voor de evenementenkalender had gedaan.
6.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een schaarse vergunning. Er is door verweerder geen schaarste gecreëerd. Er zijn voldoende mogelijkheden om op andere terreinen binnen de gemeente een evenement als Som(meltjes)pop te organiseren. De schaarste is in feite kunstmatig gecreëerd doordat twee aanvragers gelijktijdig hetzelfde evenement willen organiseren op dezelfde plaats.
Volgens verweerder is het evenement verder geen economische activiteit.
Voorts stelt verweerder dat bij de keuze aan wie de vergunning zou worden verleend aansluiting is gezocht bij paragraaf 2.5 van de Uitvoeringsregeling en artikel 1.4 van de Beleidsregels nieuwe evenementen Texel 2016 (de Beleidsregels). Dit beleid is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Het beleid is echter niet een-op-een toegepast, omdat sprake is van een bijzondere situatie waarin twee aanvragers hetzelfde evenement wilden organiseren. Er is dus zowel gekeken wie als eerste een melding voor de evenementenkalender heeft gedaan als wie het evenement eerder heeft georganiseerd.
6.3.1.
De rechtbank beoordeelt eerst of sprake is van een schaarse vergunning.
In de conclusie van staatsraad advocaat-generaal mr. R.J.G.M. Widdershoven van 25 mei 2016 is geconcludeerd dat sprake is van een schaarse vergunning als de som van de omvang van de aanvragen het aantal beschikbare publieke rechten overtreft. [5] Deze definitie impliceert dat het aantal beschikbare publieke rechten beperkt is en dat voor wat betreft het aantal te verlenen rechten een maximum of plafond bestaat. Dat plafond kan voortvloeien uit de schaarste aan beschikbare natuurlijke hulpbronnen (fysieke schaarste) of aan bruikbare technische mogelijkheden (technische schaarste), maar kan ook om beleidsmatige redenen worden vastgesteld.
6.3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is de evenementenvergunning zoals in dit geval aan de orde een schaarse vergunning. De som van de omvang van de aanvragen (twee: van eiseres en derde-partij) overtreft het aantal beschikbare publieke rechten; gelet op de openbare orde en veiligheid kan slechts één evenement op de betreffende tijd en locatie plaatsvinden. Verweerder kon dus slechts één van de twee aanvragen toewijzen.
Het standpunt van verweerder dat er ook andere terreinen binnen de gemeente zijn waar een evenement georganiseerd kan worden maakt dit niet anders. Verweerder dient te beslissen op een aanvraag zoals deze is ingediend en in dit geval zien de aanvragen op dezelfde tijd en locatie. Bovendien heeft verweerder ter zitting aangegeven dat de evenementen gelet op de openbare orde ook niet op hetzelfde moment op verschillende locaties op Texel hadden kunnen plaatsvinden.
6.4.1.
Vervolgens beoordeelt de rechtbank of is voldaan aan de voorwaarden die gelden bij de verdeling van schaarse vergunningen.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat er in het Nederlands recht een rechtsnorm geldt die ertoe strekt dat bij de verdeling van schaarse vergunningen door het bestuur op enigerlei wijze aan (potentiële) gegadigden ruimte moet worden geboden om naar de beschikbare vergunning(en) mee te dingen. [6] Deze rechtsnorm is gebaseerd op het gelijkheidsbeginsel dat in deze context strekt tot het bieden van gelijke kansen.
Om gelijke kansen te realiseren moet het bestuur een passende mate van openbaarheid verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de schaarse vergunning, de verdelingsprocedure, het aanvraagtijdvak en de toe te passen criteria. Het bestuur moet hierover tijdig voorafgaand aan de start van de aanvraagprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken via een zodanig medium dat potentiële gegadigden daarvan kennis kunnen nemen. Deze eis is gebaseerd op de verplichting tot transparantie.
Verder vloeit uit de hiervoor genoemde rechtsnorm voort dat schaarse vergunningen in beginsel niet voor onbepaalde tijd, maar alleen tijdelijk kunnen worden verleend. De vergunninghouder wordt immers bij verlening voor onbepaalde tijd onevenredig bevoordeeld, omdat het voor nieuwkomers dan nagenoeg onmogelijk is om nog toe te treden tot de markt. Bij schaarse vergunningen voor een economische activiteit zijn afwijkingen van deze eis niet goed denkbaar. Bij andere schaarse vergunningen kan onder omstandigheden afwijking hiervan worden gerechtvaardigd door het beginsel van rechtszekerheid.
6.4.2.
Verweerder heeft bij de verdeling van de vergunning zoals aan de orde naar eigen zeggen aansluiting gezocht bij (paragraaf 2.5 van) de Uitvoeringsregeling en (artikel 1.4 van) de Beleidsregels.
In paragraaf 2.5 van de Uitvoeringsregeling zijn de verdelingsprocedures opgenomen die gelden bij samenloop van evenementen. Hierin is bepaald dat aan regelmatig terugkerende evenementen voorrang wordt toegekend boven nieuwe evenementen. Er is sprake van een regelmatig terugkerend evenement indien een evenement twee of meer keer in dezelfde periode heeft plaatsgevonden en door de organisatie voor de derde keer is verzocht het evenement op de evenementenkalender te plaatsen. Verder is bepaald dat bij samenloop van nieuwe evenementen de datum van het verzoek om plaatsing op de evenementenkalender bepalend is.
Artikel 1.4 van de Beleidsregels bevat geen verdelingsregels voor samenloop van evenementen. In het artikel is onder andere gedefinieerd wat in de Beleidsregels wordt verstaan onder een bestaand evenement, namelijk een evenement dat in het voorafgaande jaar is georganiseerd en waarvoor een vergunning is verleend.
6.4.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd is met de uit het gelijkheidsbeginsel voorvloeiende verplichting tot transparantie. De rechtbank licht dat hierna toe.
6.4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder geen passende mate van openbaarheid verzekerd met betrekking tot de toegepaste verdelingsprocedure. Het was voor potentiële gegadigden niet vooraf duidelijk dat verweerder de verdeling zou baseren op zowel de volgorde van binnenkomst van de melding voor de evenementenkalender als op een eerder aan derde-partij verleende vergunning. Deze gehanteerde verdelingsprocedure is niet opgenomen in paragraaf 2.5 van de Uitvoeringsregeling. Daarin is immers bepaald dat bij samenloop van een nieuw en een terugkerend evenement voorrang wordt toegekend aan het terugkerende evenement en dat bij samenloop van nieuwe evenementen de eerste melder voorrang heeft. De rechtbank kan verweerder niet volgen in zijn redenering waarom niet (een-op-een) een verdelingsprocedure uit paragraaf 2.5 van de Uitvoeringsregeling kon worden toegepast, te weten dat sprake is van twee aanvragen voor hetzelfde evenement. Weliswaar hebben twee organisatoren een vergunning aangevraagd voor een evenement op hetzelfde moment en op dezelfde locatie, maar dat maakt – in ieder geval publiekrechtelijk gezien – niet dat sprake is van twee aanvragen voor hetzelfde evenement.
6.4.5.
Verweerder heeft volgens de rechtbank ook in strijd met de transparantieverplichting gehandeld door als (onderdeel van de) verdelingsmaatstaf te hanteren wie de eerste melding voor de evenementenkalender heeft gedaan, terwijl geen voorafgaande duidelijkheid bestond over het meldingentijdvak.
In principe is het toegestaan om als verdelingsmaatstaf de volgorde van binnenkomst van aanvragen (of meldingen) te hanteren, maar dan moeten potentiële gegadigden wel een gelijke kans hebben. [7] Daarvoor is nodig dat iedere gegadigde in de gelegenheid moet zijn geweest als eerste een aanvraag (of melding) in te dienen doordat alle gegadigden tegelijk op de hoogte konden zijn van de periode waarin een aanvraag om een vergunning kon worden ingediend (of melding kon worden gedaan).
In dit geval is niet voldaan aan de voorwaarde van voorafgaande duidelijkheid over het tijdvak waarin de melding kon worden gedaan. In (paragraaf 5 van) de Uitvoeringsregeling is weliswaar bepaald tot welk moment een melding voor de evenementenkalender kan worden gedaan, maar is niet bepaald vanaf welk moment zo’n melding kan worden gedaan.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat organisatoren van eerdere evenementen aan het einde van de zomer per brief worden uitgenodigd om een melding te doen en dat ook in de media wordt opgeroepen tot het doen van meldingen. Hieruit volgt volgens de rechtbank echter niet dat het meldingentijdvak pas hierna aanvangt en dat het meldingentijdvak dus vooraf (en op adequate wijze) publiekelijk bekend is gemaakt.
6.4.6.
Verder heeft verweerder in strijd met de transparantieverplichting gehandeld door bij de verdeling relevant te achten dat derde-partij het evenement Sompop één keer eerder heeft georganiseerd in 2018 en daarvoor een vergunning heeft gekregen. Deze verdelingsmaatstaf volgt niet uit paragraaf 2.5 van de Uitvoeringsregeling, waarin immers is bepaald dat alleen aan terugkerende evenementen die minimaal twee keer eerder zijn georganiseerd voorrang wordt toegekend boven nieuwe evenementen. Verweerder lijkt de (eenmaal) eerder aan derde-partij verleende vergunning relevant te achten gezien de definitie van een bestaand evenement in artikel 1.4 van de Beleidsregels. In dat artikel zijn echter geen verdelingsregels opgenomen. Voor potentiële gegadigden was dus niet vooraf duidelijk dat verweerder bij de verdeling een (eenmaal) eerder verleende vergunning zou betrekken. Voor zover verweerder met haar ter zitting ingenomen stelling dat zij derde-partij ziet als opvolger van [#] zou hebben bedoeld dat derde-partij het evenement wel minimaal twee keer eerder heeft georganiseerd, is dit tegenstrijdig met de stelling in het bestreden besluit dat [#] in de situatie die hier aan de orde is buiten beschouwing moet blijven. Overigens is volgens de rechtbank vooralsnog ook onvoldoende onderbouwd dat derde-partij als opvolger van [#] aangemerkt zou moeten worden.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat het toepassen van een verdelingsmaatstaf waarbij onbeperkt voorrang wordt toegekend aan evenementen die eerder hebben plaatsgevonden in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Een dergelijke voorrangsregeling komt er in wezen op neer dat sprake is van een vergunning voor onbepaalde tijd en biedt geen gelijke kansen aan aanvragers. Volgens de rechtbank is de organisatie van een evenement zoals hier aan de orde een economische activiteit, zodat geen afwijking gerechtvaardigd is van de regel dat schaarse vergunningen niet voor onbepaalde tijd worden verleend. Voor de uitleg van het begrip economische activiteit kan aansluiting worden gezocht bij de Dienstenrichtlijn. Op grond van artikel 4, onder 1, van de Dienstenrichtlijn is een dienst kort gezegd een economische activiteit, anders dan in loondienst die gewoonlijk geschiedt tegen vergoeding. Het Handboek voor de implementatie van de Dienstenrichtlijn bevat een niet-uitputtende lijst van diensten (die dus economische activiteiten zijn), waarop ook de organisatie van evenementen wordt genoemd.
6.5.
Het voorgaande betekent dat de beroepsgrond slaagt.
Conclusie
7. Het beroep is reeds hierom gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met de verplichting tot transparantie. De rechtbank komt gelet hierop niet toe aan een bespreking van de overige beroepsgronden.
8. De rechtbank ziet aanleiding en ruimte om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder kan niet meer voorafgaand aan de vergunningaanvraag van eiseres aan de transparantieverplichting voldoen. Er kan ook geen hernieuwde aanvraagprocedure worden gevolgd nu de datum waarop het aangevraagde evenement had moeten plaatsvinden al is verstreken. Het geconstateerde gebrek in de besluitvorming kan volgens de rechtbank dan ook niet worden hersteld. Daarmee is (ook) de in het primaire besluit neergelegde weigering onrechtmatig. De rechtbank zal daarom het primaire besluit herroepen.
Omdat eiseres met dit beroep niet meer kan bereiken dat aan haar alsnog een vergunning voor het evenement op 6 juli 2019 wordt verleend, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te herroepen primaire besluit in stand blijven. Dit betekent dat de aanvraag van eiseres geweigerd blijft en verweerder geen nieuw besluit op die aanvraag hoeft te nemen.
De rechtbank zal bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het te vernietigen bestreden besluit.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep en bezwaar. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.816,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting in beroep, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1 en daarnaast 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting in bezwaar, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1). Eiseres verzoekt daarnaast vergoeding van reiskosten in verband met de zitting. Deze reiskosten worden op grond van artikel 2, eerste lid, onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht berekend overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onder d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. De te vergoeden reiskosten per openbaar vervoer, laagste klasse, bedragen € 36,85 (€ 30,- voor een retour per trein (2e klas) tussen Den Helder en Haarlem, € 2,50 voor een retour voor de boot tussen Den Helder en Texel en € 4,35 voor een retour per bus tussen de veerhaven op Texel en [woonplaats 1] ). De rechtbank zal verweerder veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.852,85.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van [eiser] niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep van eiseres gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het herroepen primaire besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.852,85.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W. van Kasbergen, rechter, in aanwezigheid van F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Algemene Plaatselijke Verordening Texel 2016
Artikel 1:8 Weigeringsgronden
1. De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid; (…)
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

Uitvoeringsregeling evenementen Texel

Paragraaf 2.5 Samenloop van evenementen
(…)
Uitgangspunt is dat regelmatig terugkerende evenementen die al meerdere keren in dezelfde periode (datum, weekend en/of week) hebben plaatsgevonden in principe voorrang hebben op nieuwe evenementen. (…) Van een regelmatig terugkerend evenement is sprake indien een evenement 2 of meer keer in dezelfde periode heeft plaatsgevonden en door de organisatie reeds voor de derde keer is verzocht het evenement op de evenementenkalender te plaatsen.
Bij een ongewenste samenloop van een regelmatig terugkerend evenement en een nieuw evenement gaat het eerste evenement voor. De organisator van het nieuwe evenement kan in overleg met de burgemeester een nieuwe datum voorstellen. Als er geen andere geschikte datum is, plaatst de burgemeester het evenement niet op de evenementenkalender en/of weigert de burgemeester de vergunning. Als het bij samenloop van nieuwe evenementen niet lukt om voor 1 van deze nieuwe evenementen een andere geschikte datum te vinden, is de datum van het verzoek om plaatsing op de evenementenkalender bepalend. In alle andere gevallen beslist de burgemeester.
Paragraaf 5.1 Plaatsing op de evenementenkalender
De burgemeester maakt gebruik van een evenementenkalender. Hierop staan in ieder geval alle vergunningsplichtige evenementen.
Vóór 1 november van ieder jaar dient een regulier, aandacht- of risico-evenement dat in het daaropvolgende jaar naar verwachting zal worden georganiseerd, te worden aangemeld bij de burgemeester. (…)
Vóór 1 januari van ieder jaar wordt de kalender vastgesteld door de burgemeester. Hierbij bepaalt de burgemeester of het evenement op de daarvoor gewenste datum in beginsel kan worden georganiseerd. Hiermee wordt een ongewenste samenloop van evenementen voorkomen en wordt inzet van de politie en andere hulpverleningsdiensten afgestemd op de aangekondigde evenementen. (…)
In afwijking van voorstaande procedure kan de burgemeester bepalen dat een evenement vooruitlopend op de jaarlijkse vaststelling van de evenementenkalender al op de kalender voor het daaropvolgende jaar wordt geplaatst. Deze mogelijkheid geldt voor jaarlijks terugkerende evenementen en eenmalige evenementen die vanwege de voorbereidingstijd van het evenement eerder zekerheid nodig hebben of op de beoogde datum en/of beoogde locatie het evenement kan worden georganiseerd.
Paragraaf 5.4 Termijn van indiening van een melding of vergunning
In afwijking van artikel 1:8, lid 2 en 3, APV gelden voor evenementen de volgende termijnen voor het indienen van de aanvraag of het doen van een melding:
1. Meldingsplichtig evenement (categorie 1): uiterlijk 2 weken voor aanvang van het evenement.
2. a. Regulier evenement met een doorlopende vergunning (categorie 2): uiterlijk 12 weken voor aanvang van het evenement.
b. Melding op basis van een doorlopende vergunning (categorie 2): uiterlijk binnen de termijn die is aangegeven in de vergunning of de bijbehorende voorschriften.
3. Regulier evenement (categorie 3): uiterlijk 12 weken voor aanvang van het evenement.
4. Aandachtevenement: uiterlijk 18 weken voor aanvang van het evenement.
5. Risico-evenement: uiterlijk 25 weken voor aanvang van het evenement.
Beleidsregels nieuwe evenementen Texel 2016Paragraaf 1.4 Wanneer gelden deze beleidsregels?Deze beleidsregels gelden alleen voor nieuwe evenementen waarvoor een vergunning nodig is in de categorieën: regulier evenement, aandachtevenement en risico-evenement1.
Onder een nieuw evenement wordt verstaan:
1. een evenement dat niet eerder is georganiseerd op Texel en waarvoor ook niet eerder vergunning is verleend; of
2. een bestaand evenement dat in duur wordt uitgebreid of waarvan het karakter wijzigt.
Onder een bestaand evenement wordt verstaan: een evenement dat in het jaar voorafgaande aan het jaar waarin het evenement moet plaatsvinden is georganiseerd en waarvoor vergunning is verleend. (…)

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2021:1315.
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2020:642.
3.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:164.
4.A. Drahmann, ‘Evenementenvergunning: is bij concurrerende aanvragen sprake van een schaarse vergunning?’,