6.5.Het voorgaande betekent dat de beroepsgrond slaagt.
7. Het beroep is reeds hierom gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met de verplichting tot transparantie. De rechtbank komt gelet hierop niet toe aan een bespreking van de overige beroepsgronden.
8. De rechtbank ziet aanleiding en ruimte om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder kan niet meer voorafgaand aan de vergunningaanvraag van eiseres aan de transparantieverplichting voldoen. Er kan ook geen hernieuwde aanvraagprocedure worden gevolgd nu de datum waarop het aangevraagde evenement had moeten plaatsvinden al is verstreken. Het geconstateerde gebrek in de besluitvorming kan volgens de rechtbank dan ook niet worden hersteld. Daarmee is (ook) de in het primaire besluit neergelegde weigering onrechtmatig. De rechtbank zal daarom het primaire besluit herroepen.
Omdat eiseres met dit beroep niet meer kan bereiken dat aan haar alsnog een vergunning voor het evenement op 6 juli 2019 wordt verleend, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te herroepen primaire besluit in stand blijven. Dit betekent dat de aanvraag van eiseres geweigerd blijft en verweerder geen nieuw besluit op die aanvraag hoeft te nemen.
De rechtbank zal bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het te vernietigen bestreden besluit.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep en bezwaar. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.816,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting in beroep, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1 en daarnaast 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting in bezwaar, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1). Eiseres verzoekt daarnaast vergoeding van reiskosten in verband met de zitting. Deze reiskosten worden op grond van artikel 2, eerste lid, onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht berekend overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onder d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. De te vergoeden reiskosten per openbaar vervoer, laagste klasse, bedragen € 36,85 (€ 30,- voor een retour per trein (2e klas) tussen Den Helder en Haarlem, € 2,50 voor een retour voor de boot tussen Den Helder en Texel en € 4,35 voor een retour per bus tussen de veerhaven op Texel en [woonplaats 1] ). De rechtbank zal verweerder veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.852,85.