In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen. Eiser, een agrariër, had een dwangsom opgelegd gekregen om een mestopslag en een melkkar van zijn perceel te verwijderen. De mestopslag bestond uit een betonplaat met daaronder een kelder voor het opvangen van vloeistoffen. Eiser stelde dat hij de opslagtank had verwijderd en dat de betonplaat niet meer als mestopslag kon worden aangemerkt. Het college handhaafde echter de last onder dwangsom, omdat de mestopslag zonder de benodigde omgevingsvergunning was gerealiseerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de mestopslag en de melkkar als bouwwerken moesten worden aangemerkt en dat eiser niet beschikte over de vereiste vergunningen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen concreet zicht op legalisatie was en dat handhaving gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, met een verlenging van de begunstigingstermijn voor het verwijderen van de mestopslag en de melkkar.