ECLI:NL:RBNHO:2021:7063

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
C/15/316253 / FA RK 21-2329
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing van een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige kind naar een andere plaats. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.A.M. Ansink, verzocht om toestemming om met haar kind naar [plaats] te verhuizen en hem in te schrijven op een basisschool aldaar. De vader, vertegenwoordigd door mr. B. Beekman, verzet zich tegen deze verhuizing, stellende dat dit niet in het belang van het kind is en dat het de bestaande zorgregeling ernstig zou verstoren.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over hun minderjarige kind, dat bij de moeder woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verhuizing een aanzienlijke impact zou hebben op de zorgregeling en het contact tussen het kind en de vader. De afstand van 125 kilometer zou de uitvoering van de zorgregeling bemoeilijken en de mogelijkheid voor de vader om betrokken te blijven in het leven van zijn kind aanzienlijk verminderen.

De rechtbank heeft ook gekeken naar de redenen van de moeder voor de verhuizing, waaronder haar wens om een gezinsleven op te bouwen met haar nieuwe partner. Echter, de rechtbank oordeelde dat deze redenen niet voldoende waren om de belangen van het kind en de vader te negeren. De rechtbank concludeerde dat de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing en inschrijving op de basisschool in [plaats] moesten worden afgewezen, omdat het belang van het kind om in zijn vertrouwde omgeving te blijven en het contact met de vader te behouden zwaarder woog.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
verzoek vervangende toestemming verhuizing en vervangende toestemming inschrijving school
zaak-/rekestnr.: C/15/316253 / FA RK 21-2329
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 24 augustus 2021
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.A.M. Ansink, kantoorhoudende te Haarlem,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. B. Beekman, kantoorhoudende te Noordwijk Zh.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 7 mei 2021;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 18 mei 2021;
- het verweerschrift van de vader, ingekomen op 3 augustus 2021;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 9 augustus 2021;
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 augustus 2021 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. M.A.M. Ansink en de vader door mr. B. Beekman. De vrouw werd ter zitting tevens bijgestaan door een tolk.
1.3.
De advocaat van de moeder heeft het woord gevoerd aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen.
1.4.
De Raad voor de Kinderbescherming is als informant opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar had geen zittingsvertegenwoordiger beschikbaar om aanwezig te zijn.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in [plaats] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 8 juli 2015.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is [de minderjarige] , geboren op [geboortedataum] in de gemeente [gemeente] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
De hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] is bij de moeder.
2.3.
Bij voornoemde beschikking van 8 juli 2015 is bepaald dat het aangehechte door partijen op 28 respectievelijk 31 mei 2015 ondertekende convenant en het op 13 april 2015 ondertekende ouderschapsplan deel uitmaken van de beschikking.
Ook is bepaald dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben.
Tot slot is een door de vader aan de moeder te betalen kinderbijdrage van € 231 per maand bepaald.
2.4.
In voornoemd ouderschapsplan zijn partijen onder meer het volgende overeengekomen:
“artikel 2 – Hoofdverblijfplaats/verhuizing/paspoort
(…)
Bij een voorgenomen verhuizing zullen de ouders vooraf met elkaar in overleg treden
(…)
3.5 –
Schoolkeuze
Een keuze voor een (type) school maken de ouders gezamenlijk. De ouders zullen [de minderjarige] afhankelijk van zijn leeftijd en de omstandigheden betrekken bij deze keuze.”
2.5.
Daarnaast zijn in het ouderschapsplan een zorg en contactregeling overeengekomen die neer komt op het volgende:
Week 1: maandag tot en met zondag bij de moeder.
Week 2:
- maandag tot en met vrijdagmiddag bij de moeder;
- vrijdag avond tot en met zondagmiddag bij de vader, en;
- zondagavond en nacht bij de moeder.
Ook hebben partijen een verdeling van de vakanties en feestdagen gemaakt in bijlage 1 bij het convenant.
2.6.
Partijen hebben daarna de zorgregeling aangepast en afgesproken dat [de minderjarige] , naast de dagen die zijn opgenomen in het ouderschapsplan, ook iedere woensdag vanaf 17:00 uur tot donderdagochtend naar school bij de vader is. Dit is later gewijzigd in iedere donderdag vanaf 17:00 uur tot vrijdagochtend naar school

3.Het verzoek

3.1.
De moeder heeft verzocht haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige naar [plaats] te verhuizen.
Ook heeft de moeder verzocht aan haar vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige in te schrijven op de [basisschool] in [plaats] .
3.2.
De moeder heeft sinds 2016 een relatie met haar huidige partner [huidige partner] , die in [plaats] woont. De relatie is bestendig en duurzaam gebleken en de moeder verblijft ieder weekend bij [huidige partner] in [plaats] . [de minderjarige] komt ook al jaren in [plaats] . Hij heeft het daar erg naar zijn zin en voelt zich er thuis. Hij zit in [plaats] op scouting en onderhoudt veel sociale contacten. De moeder stelt dat zij de vader begin 2020 heeft geïnformeerd over haar concrete wens om in de zomer van 2021 met [de minderjarige] naar [plaats] te verhuizen. De advocaat van de moeder heeft op 25 maart 2020 hierover een brief gestuurd aan de vader en hem uitgenodigd om in overleg te gaan en nieuwe afspraken te maken over de zorgregeling. In reactie op het voorstel heeft de vader verklaard de huidige zorgregeling te willen uitbreiden naar een “week op week af”-regeling en onder meer daarom niet in te kunnen stemmen met de verhuizing van [de minderjarige] naar [plaats] . Een gesprek op het kantoor van de advocaat van de moeder heeft partijen niet dichterbij elkaar gebracht. Een gezamenlijk traject bij DOCK, waarbij partijen gingen werken aan hun onderlinge communicatie, is na het tweede gesprek gestopt.
3.3.
De moeder verklaart de rol van de vader te respecteren en zich er voor te willen inzetten dat het contact zo veel mogelijk in stand blijft. De moeder beseft dat de aanwezigheid van de vader van belang is in het leven van [de minderjarige] . Zij meent echter dat bij verhuizing slechts sprake is van een geringe aanpassing in de huidige zorgregeling. De moeder stelt recht te hebben om een gezinsleven op te bouwen met haar huidige partner. Zij heeft haar partner al kort na de echtscheiding ontmoet, maar heeft nog jaren haar woonsituatie in [plaats] voortgezet, mede in het belang van [de minderjarige] . Ook stelt de moeder dat het gezinsleven van haar en [de minderjarige] samen feitelijk al grotendeels in [plaats] wordt uitgeoefend; namelijk in de weekenden en in de vakanties. Zij heeft alle aspecten van de voorgenomen verhuizing goed overwogen, aldus de moeder.

4.Verweer

4.1.
De vader voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken. De vader betwist dat de moeder al vroegtijdig heeft aangekondigd mogelijk in de toekomst naar [plaats] te willen verhuizen. Hij is pas in november 2019 op de hoogte geraakt van de wens van de moeder om te verhuizen, doordat een vriendje van [de minderjarige] erover begon tegen de vader. De vader acht het niet in het belang van [de minderjarige] dat hij naar [plaats] gaat verhuizen, nu de vertrouwde omgeving van [de minderjarige] in [plaats] en omgeving ligt. Een verhuizing heeft een enorme impact op [de minderjarige] en op het contact tussen [de minderjarige] en de vader. De vader betwist dat er slechts sprake is van een geringe aanpassing in de huidige zorgregeling bij verhuizing. Het doordeweeks contact, waarbij de vader [de minderjarige] op donderdag bij zich heeft, waarbij hij de hele avond met [de minderjarige] kan invullen en waarbij hij [de minderjarige] op vrijdag naar school kan brengen is voor hem zeer waardevol. Ook de nabijheid is belangrijk. De vader is van mening dat bij een verhuizing hem de mogelijkheid wordt ontnomen om een substantieel onderdeel van de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] te kunnen blijven uitvoeren. Hij heeft geen bezwaar tegen het samenwonen van de moeder met haar huidige partner, maar begrijpt niet waarom dat in [plaats] moet zijn. Hij mist inspanning van de moeder om te kijken naar een verhuizing meer in de regio van [plaats] , zodat de impact op [de minderjarige] en zijn contact met de vader zo klein mogelijk is.
4.2.
De vader heeft al langer de wens dat een co-ouderschap wordt afgesproken waarbij [de minderjarige] de ene week bij zijn moeder is en de andere week bij zijn vader. Op dit moment is de communicatie tussen de ouders echter niet goed genoeg om een ingrijpende wijziging in de zorgregeling aan te brengen. De stroeve communicatie tussen partijen is voor de vader ook een contra-indicatie voor verhuizing, want een grotere afstand tussen de vader en [de minderjarige] brengt met zich dat een goede communicatie onmisbaar is. De ouders zijn na een aanmelding bij DOCK in gesprek gegaan om hun communicatie te verbeteren. Na het derde gesprek kwam dan ook het advies om de gesprekken op dat moment stop te zetten, mede omdat er geen vooruitgang werd geboekt in de verbetering van de communicatie en omdat de verhuiszaak aan de rechter moest worden voorgelegd. Ook gebrek aan vertrouwen was een reden voor de stopzetting. De vader heeft het gevoel dat de moeder hem stilletjes aan buitenspel wil zetten. Die gedachte is mede ingegeven door het feit dat de vader als contactpersoon voor de BSO van [de minderjarige] is verwijderd door de moeder en dat de nieuwe partner van de moeder als contactpersoon is toegevoegd. Daarnaast heeft de moeder hem niet rechtstreeks geïnformeerd over de verhuizing.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening brengt mee dat een ouder voor verhuizing van de minderjarige, toestemming van de andere ouder nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, zal de rechter hierover na een verzoek daartoe een beslissing nemen. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige niet alleen het belang van de minderjarige, maar alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te nemen en alle belangen af te wegen, waaronder:
- het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.2.
Uitgangspunt is dat de ouders na het verbreken van hun relatie de mogelijkheid moeten hebben zelfstandig een eigen leven op te bouwen. Ouders dienen echter bij het maken van die nieuwe start niet alleen rekening te houden met de belangen van hun minderjarige kind, maar ook met die van hun gewezen partner, met name met het oog op de aard en de omvang van zijn zorgtaken jegens de kinderen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verbreking van de continuïteit van de woonomgeving en wijziging van de frequentie van de contacten met de andere ouder voor kinderen heel ingrijpend kunnen zijn.
5.3.
De rechtbank kan vanuit het perspectief van de moeder begrijpen dat zij de wens heeft om samen met haar partner te [plaats] een gezinsleven op te bouwen. Na een afweging van alle belangen is de rechtbank echter van oordeel dat deze wens van de moeder niet een zodanige noodzakelijkheid oplevert dat de moeder vervangende toestemming voor de verhuizing van [de minderjarige] moet krijgen. De door de moeder geschetste redenen voor de verhuizing van haar en [de minderjarige] naar [plaats] , die gemotiveerd door de vader zijn weersproken, zijn onvoldoende om de belangenafweging in het voordeel van de moeder te laten uitvallen. Zowel [de minderjarige] als de vader zullen te grote gevolgen ondervinden van de verhuizing. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
5.4.
Indien de moeder met [de minderjarige] in [plaats] zou gaan wonen kan de zorgregeling door de week niet meer worden uitgevoerd. Met een verhuizing ontstaat er immers een afstand tussen [de minderjarige] en zijn vader van 125 kilometer enkele reis. Deze reisafstand staat de uitvoering van de zorgregeling door de week, iedere donderdagavond tot vrijdagochtend naar school, in de weg. De moeder heeft wel aangeboden dat het wegvallen van het doordeweekse contactmoment gecompenseerd kan worden door de vader een groter aandeel te geven in de vakanties of desgewenst een extra weekend. Voor de vader is dit echter geen optie omdat hij door zijn werk een beperkt aantal vakantiedagen heeft en daardoor niet meer dan de helft van de vakanties met [de minderjarige] kan doorbrengen. Weliswaar kan de frequentie van het contact deels gecompenseerd worden door digitaal contact, maar door de afstand kan de vader niet meer spontaan gaan kijken bij de zwemles van [de minderjarige] of andere sportactiviteiten, wat de vader nu wel kan en ook doet. Daarbij zorgt het wegvallen van het doordeweekse contactmoment dat de vader het dagelijkse contact met de school verliest.
5.5.
Dat de zorgregeling circa 2 jaar geleden op initiatief van de moeder is uitgebreid vanwege toenmalige capaciteitsproblemen bij de v.s.o. maakt het voorafgaande niets anders. De doordeweekse overnachting van [de minderjarige] bij de vader heeft inmiddels geen tijdelijk karakter meer en is een structureel onderdeel van de zorgregeling gaan vormen.
5.6.
Verder zal de verhuizing van [de minderjarige] naar [plaats] ook de nodige invloed hebben op de zorgregeling gedurende het weekeinde. [de minderjarige] zal immers ofwel met zijn moeder twee uur enkele reis in de trein moeten zitten dan wel moet [de minderjarige] met de vader twee keer in het weekend 125 km in de auto doorbrengen.
5.7.
Dat de huidige situatie voor [de minderjarige] , waarbij hij een weekend per 14 dagen in [plaats] doorbrengt en een deel van de vakanties, te onrustig voor hem is, is niet gebleken. [de minderjarige] ontwikkelt zich volgens beide ouders goed en hij doet het goed op school. Enig punt van aandacht op school is zijn mogelijke hoogbegaafdheid, waarvoor hij in een “plus” klas zit. Verder lijkt het er op dat [de minderjarige] van de vader alle ruimte krijgt om het fijn te hebben in [plaats] en dat hij onbelast contact kan hebben met de partner van de moeder en met diens familie.
5.8.
De door de moeder gewenste verhuizing heeft niet te maken met haar werk. De moeder werkt in de (thuis)zorg en zij is wat betreft haar werk niet gebonden aan een bepaalde regio.
5.9.
De partner van de moeder is wat betreft zijn werk volgens de moeder wel gebonden aan de regio van [plaats] , hetgeen zij heeft onderbouwd met een verklaring van haar partner over zijn werkzaamheden.
Uit deze verklaring blijkt dat de partner van de vrouw in de buurt van [plaats] werkt binnen een zorginstelling. De partner is specialistisch ondersteuner op de dagbesteding. Hij werkt met personen met een verstandelijke beperking, dit is een complexe doelgroep die sterk leunt op de begeleiding. Het is voor deze personen belangrijk dat zij vertrouwen kunnen hebben in hun begeleiders waarbij het opbouwen van een vertrouwensband soms jaren kan duren. De werktijden van de partner zijn van 8.45 uur tot 16.15 uur. De moeder heeft verder nog een verklaring van de cardioloog van haar partner overgelegd waaruit, naar de rechtbank begrijpt, kan worden afgeleid dat de partner moet waken voor te veel stress en onregelmatigheid.
5.10.
Uit hetgeen de moeder naar voren heeft gebracht over het werk van haar partner kan de rechtbank niet afleiden dat het volstrekt onmogelijk voor haar partner is om buiten de regio van [plaats] te gaan werken. Ook buiten de regio [plaats] zal er bij zorginstellingen vraag zijn naar medewerkers met de functie van specialistisch ondersteuner op de dagbesteding. Dat het voor de doelgroep waarvoor de partner werkt wenselijk is om in de persoon van hem een vaste begeleider te hebben is begrijpelijk, maar vormt in de belangenafweging welke de rechtbank naar aanleiding van het verzoek van de vrouw moet maken een ondergeschikt belang. Daarnaast lijkt het de rechtbank niet onmogelijk dat de partner van de moeder door de week naar [plaats] komt, nu hij vaste werktijden heeft. Ter zitting heeft de moeder desgevraagd toegelicht dat indien haar verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing wordt afgewezen, zij met haar partner een andere manier zal zoeken om hun relatie vorm te geven.
5.11.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de moeder de verhuizing onvoldoende heeft doordacht en voorbereid. Zo heeft de moeder geen overleg gehad met de vader over de schoolkeuze. Ter zitting heeft de moeder aangegeven dat zij niet weet of er plek is op de door haar gekozen basisschool. Ook heeft zij niet uitgezocht of [de minderjarige] op school de extra uitdaging kan krijgen die hij nodig heeft vanwege zijn mogelijke hoogbegaafdheid, welke uitdaging hij wel krijgt op zijn school in [plaats] .
5.12.
Ten slotte blijkt dat de ouders slechts in beperkte mate in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg, hetgeen de uitvoering op afstand van het gezamenlijk ouderschap over [de minderjarige] zal bemoeilijken.
5.13.
Gelet op het vorenstaande en alle belangen tegen elkaar afwegende, is de rechtbank van oordeel dat het belang van [de minderjarige] bij het huidige contact met zijn vader en het belang van [de minderjarige] om in zijn vertrouwde omgeving te blijven wonen, dienen te prevaleren boven het belang van de moeder om samen met haar partner en [de minderjarige] een gezinsleven te [plaats] op te bouwen.
5.14.
De verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing naar [plaats] en inschrijving op de [basisschool] in [plaats] worden dan ook afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Duren als griffier en in het openbaar uitgesproken op
24 augustus 2021.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.