In deze zaak heeft de schuldenares verzocht om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (wsnp). De rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, heeft op 10 augustus 2021 geoordeeld over dit verzoek. De rechtbank moet beoordelen of de schuldenares voldoet aan de wettelijke eisen voor toelating tot de wsnp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares in het verleden grote bedragen van haar werkgever heeft verduisterd en dat zij opnieuw frauduleuze praktijken heeft vertoond bij haar nieuwe werkgever. Deze feiten zijn van belang voor de beoordeling of de schuldenares te goeder trouw is geweest bij het ontstaan van haar schulden.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de schuldenares niet kan worden toegelaten tot de wsnp, omdat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat de schulden te goeder trouw zijn ontstaan. De schuldenares heeft een schuld aan het UWV van bijna €30.000, die is ontstaan door een aanvulling op haar inkomen waar zij geen recht op had. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schuldenares niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te goeder trouw is geweest met betrekking tot deze schuld. Daarom is het verzoek om toelating tot de wsnp afgewezen.
De schuldeisers kunnen de schuldenares nog steeds tot betaling dwingen, en de uitspraak kan binnen acht dagen na de uitspraakdatum worden aangevochten bij het gerechtshof Amsterdam, met behulp van een advocaat.