Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde sub 1] B.V.
1.Het procesverloop
2.De feiten
- de huurprijs; (…)
- de over de huurprijs verschuldigde omzetbelasting indien partijen een met omzetbelasting belaste verhuur zijn overeengekomen;
- (…) de vergoeding voor de door of vanwege verhuurder te verzorgen bijkomende leveringen en diensten met de daarover verschuldigde omzetbelasting.
- de huurprijs;
- de over deze huurprijs en deze vergoeding wettelijk verschuldigde omzetbelasting dan wel een daarmee overeenkomend bedrag als bedoeld onder 5.”
de voormalige huurder(s) van [eiseres]”, volgt onder meer:
”
Huur okt19 – mei20 van Juni 16/30deel. alles EX btw. Na ontv. BTW factuur betalen we BTW. Minus serv.kost. fact. 2 0120319 en Borg 10557,75.”
openstaande huur excl. BTW van hele maanden okt-’19 nov-’19 dec-‘19 jan-’20 feb-’20 mrt-’20 apr-’20 mei-’20 en een 12/30 deel van jun-’20.” en “
Te weinig betaald op Factuurnr. 20120319”.
3.De vordering
- [gedaagde sub 1] veroordeelt aan haar te betalen een bedrag van € 28.053,07, te vermeerderen met 2% contractuele boeterente per maand of een gedeelte van een maand met een minimum van € 300,00 per maand, althans de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2021 tot de dag waarop alles is voldaan;
- [gedaagde sub 2] veroordeelt aan haar te betalen een bedrag van € 9.832,44, te vermeerderen met 2% contractuele boeterente per maand of een gedeelte van een maand met een minimum van € 113,44 per maand, althans de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2021 tot de dag waarop alles is voldaan;
- [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten en in de nakosten.
4.Het verweer
5.De beoordeling
NJ 1924, 829). Hierdoor was [gedaagde sub 1] niet gerechtigd om tot verrekening van de huur met de waarborgsom over te gaan. Ten aanzien van de huurtermijn over de maand juni 2020 geldt het volgende.
- het boetebeding is opgenomen in algemene voorwaarden die zijn opgesteld door derden, en die worden gebruikt bij tal van overeenkomsten met variërende huurprijzen;
- de boete op niet-tijdige betaling mede strekt tot vergoeding van de schade van de verhuurder. Op grond van de wet moet de schade wegens vertraging in de voldoening van een geldsom in dit geval worden gesteld op de wettelijke handelsrente. Die over de huurachterstand verschuldigde wettelijke handelsrente bedraagt ten aanzien van [gedaagde sub 1] € 1.194,37 en ten aanzien van [gedaagde sub 2] € 392,94. [eiseres] heeft niet gesteld dat zij daarnaast nog andere schade heeft geleden. De boete van € 8.964,80 respectievelijk € 3.813,35 is daarmee acht tot tien keer zo hoog als de schade;
- een deel van de huurtermijnen opeisbaar is geworden in de periode dat de Rabobank haar pandrecht op de huurpenningen uitwon terwijl de Rabobank niet heeft opgetreden tegen het onbetaald laten van de huurpenningen;
- [gedaagde sub 1] c.s. in de veronderstelling was dat [eiseres] de facturen zou verstrekken;
- [gedaagde sub 1] c.s. onweersproken heeft gesteld altijd tijdig aan haar betalingsverplichtingen te hebben voldaan en ook steeds bereid is geweest aan haar betalingsverplichtingen te blijven voldoen.