6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een poging tot diefstal met geweld (overval op een pizzakoerier). Dergelijke feiten leveren niet alleen bij het slachtoffer zelf, maar ook voor de maatschappij in het algemeen gevoelens van onveiligheid en angst op. Bovendien heeft het handelen van verdachte en zijn mededaders de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast. Het slachtoffer, dat ook letsel heeft opgelopen, heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich gedurende enkele maanden na het voorval niet durfde te begeven in de wijk waar de poging tot straatroof plaatsvond, dat hij zich nog vaak onveilig voelt, vooral ‘s avonds, hoewel hierin een zekere verbetering merkbaar is. Verder zijn de broek en riem van het slachtoffer beschadigd geraakt door de poging tot straatroof. Daarnaast heeft dit feit plaatsgevonden op de openbare weg waardoor meerdere personen getuige zijn geweest van het handelen van verdachte en zijn mededaders.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 juni 2021, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk tot een werkstraf is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 4 augustus 2021 van
[raadsonderzoeker] en [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoekers werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming. Dit rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Indien het aandeel van verdachte voldoende bewezen is, adviseert de Raad een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest. Met de bijzondere voorwaarden het hebben van een positieve dagbesteding bestaande uit school en/of werk, een contactverbod met medeverdachten en het beschikbaar stellen voor een onderzoek vanuit het NIFP of medewerking verlenen aan een diagnostisch onderzoek binnen de hulpverlening.
Verdachte woont sinds vijf jaar met zijn ouders, broertjes en zusje in Nederland. Verdachte en zijn ouders geven net zoals bij de vorige verdenkingen aan dat het feit met name wordt veroorzaakt door de vrienden met wie verdachte omging. Net zoals de vorige keer zegt verdachte hierin nu andere keuzes te maken: in het onderzoek wordt dit ook gezien. Verdachte werkt veel en besteedt zijn vrije tijd vooral met familie of vrienden van zijn werk. Hij heeft doelen gesteld voor de lange termijn en werkt hier hard aan. Het is positief dat verdachte zich goed aan de schorsingsvoorwaarden en de voorwaarden van zijn proeftijd heeft gehouden. De avondklok is daarom afgebouwd. Het risico op herhaling is hierdoor iets afgenomen de afgelopen maanden, maar de situatie blijft kwetsbaar en er blijft een middelhoog risico op herhaling. De ouders zien vooral het positieve in verdachte, waardoor hij niet veel ondersteuning of sturing krijgt om herhaling te voorkomen. Dit is een doel van de hulpverlening van Sensa Zorg. Omdat er geen persoonlijkheidsonderzoek is afgenomen is onvoldoende duidelijk waarom verdachte opnieuw en strafbaar feit heeft gepleegd. Hij heeft veel begeleiding nodig om zich aan de afspraken te kunnen houden. Daarbij heeft verdachte veel meegemaakt in zijn geboorteland.
Vanwege de recidive van verdachte en omdat het onderhavige feit ernstig is, meent de Raad dat een straf pedagogisch passend is. Er is meer nodig dan een werkstraf, omdat dit niet genoeg is gebleken om hem uit de problemen te houden. De jeugddetentie (voorarrest) bleek wel een duidelijk signaal richting verdachte. Door een deels voorwaardelijke jeugddetentie krijgt verdachte de kans om zijn positieve vooruitgang en plannen met werk en school voort te zetten, maar zijn er wel consequenties verbonden aan recidive in de toekomst.
Verder meent de Raad dat de eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf (vordering tenuitvoerlegging) moet worden toegewezen. Hiermee wordt extra duidelijk gemaakt aan verdachte en zijn ouders dat zijn betrokkenheid bij dat incident niet onschuldig is en niet geaccepteerd wordt. De Raad hoopt dat verdachte op die manier in een volgende situatie eerder de keuze maakt om weg te lopen of om er niet aan mee te doen. Een leerstraf acht de Raad niet passend, omdat er al hulpverlening en begeleiding vanuit de jeugdreclassering en zijn werk betrokken is. Het is belangrijk om binnen de hulpverlening of het jeugdreclasseringstraject alsnog een persoonlijkheidsonderzoek of diagnostiek af te nemen, zodat er zicht komt op waar verdachte eventueel nog meer hulp bij nodig heeft.
Ter terechtzitting heeft [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad bovenstaand advies onderschreven en hieraan toegevoegd dat de hulpverlening van Sensa Zorg ook als bijzondere voorwaarde aan de op te leggen straf zou moeten worden gekoppeld. Hoewel dit uiteraard niet mogelijk is met betrekking tot de hulp die de ouders via deze instantie ontvangen, is het echter wel belangrijk om hen bij deze hulpverlening te blijven betrekken. Wellicht kan er hulp worden ingezet op de gezinssituatie, omdat daarop nog onvoldoende zicht is gekomen.
[vertegenwoordiger van de GI] heeft namens De Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna: de jeugdreclassering) ter terechtzitting aangevuld dat verdachte over is gegaan naar het volgende schooljaar, hoewel het schooladvies was om het schooljaar over te doen. Verdachte wil zich inzetten om zijn achterstand verder in te halen en zijn ouders hebben daar vertrouwen in. In verband met de zorgen over het kunnen landen in de Nederlandse samenleving, heeft de jeugdreclassering hulpverlening van Sensa Zorg ingezet: verdachte wordt begeleid door een coach en de ouders ontvangen in de thuissituatie een ambulante begeleider. Door een wisseling van ambulante begeleider is er een klein gat ontstaan in de afspraken in de thuissituatie, maar de eerste afspraken zijn alweer gemaakt. Het is niet altijd duidelijk of verdachte iets niet begrijpt, of juist niet het achterste van zijn tong laat zien.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen. Verdachte heeft zich goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. Hij zet zich in om zijn schoolachterstanden in te halen en ook zijn werkgever is positief over verdachte. Bovendien is het knap dat verdachte in relatief korte tijd de Nederlands taal heeft geleerd. Aan de andere kant heeft verdachte zich slechts enkele maanden na zijn vorige veroordeling schuldig gemaakt aan een soortgelijk ernstig strafbaar feit. Daarnaast is ook de proceshouding van verdachte ter terechtzitting reden tot zorg: hoewel eventuele cultuurverschillen hier mogelijk mee te maken zouden kunnen hebben, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende blijk gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien en is het bovendien maar zeer de vraag of verdachte ter terechtzitting daadwerkelijk openheid van zaken heeft gegeven, zoals hij zelf stelt.
De rechtbank volgt het advies van de Raad in die zin dat het opleggen van een deels voorwaardelijke jeugddetentie er hopelijk voor zal zorgen dat recidive in de toekomst zal worden voorkomen en dat verdachte de ingeslagen positieve weg kan voortzetten onder begeleiding van de jeugdreclassering en met behulp van Sensa Zorg.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 45 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, van 29 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank noodzakelijk: verplicht contact met de jeugdreclassering, het hebben van een positieve dagbesteding in de vorm van werk en/of school, een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] voor de duur van één jaar, een contactverbod met het slachtoffer, het meewerken aan hulpverlening van Sensa Zorg of een soortgelijke instantie en het meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek door het NIFP of aan een diagnostisch onderzoek binnen de hulpverlening. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank merkt op dat de officier van justitie gelet op haar eis de ernst van de feiten kennelijk anders waardeert dan de rechtbank. De rechtbank is namelijk van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van iets langere duur (40 uren) moet worden opgelegd.