ECLI:NL:RBNHO:2021:701

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6329
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake overdracht van vergunning voor staande netten

In deze zaak heeft verzoeker, handelend onder de naam [naam 1], een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening met betrekking tot de overdracht van 50 staande netten op zijn vergunning aan [naam 2]. Verzoeker stelt dat hij een spoedeisend belang heeft, niet alleen financieel, maar ook vanwege zijn leeftijd van 70 jaar, waardoor hij het rustiger aan wil doen. Hij vreest dat de koper zal afhaken als de overdracht niet snel plaatsvindt. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende spoedeisend belang is. De vrees van verzoeker dat de koper zal afhaken is niet onderbouwd en er is geen acute financiële noodsituatie aangetoond. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter merkte op dat het verzoek om de netten over te dragen in wezen geen voorlopig karakter heeft, wat ook een reden was om het verzoek af te wijzen. De uitspraak is gedaan op 28 januari 2021 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/6329
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 januari 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker] , handelend onder de naam [naam 1] . verzoeker,
en
[verzoekster] ,
verzoekster,
beiden te [woonplaats] , tezamen: verzoekers,
gemachtigde: mr. B. Parmentier, advocaat te Haarlem,
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. P.J. Kooiman, werkzaam bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder negatief besloten op het verzoek om 50 staande netten op de vergunning van [verzoeker] (hierna: verzoeker) met documentnummer [#] permanent over te dragen aan [naam 2] . Dat verzoek was volgens verweerder opgenomen in het visplan dat hij op 25 mei 2020 heeft ontvangen van de Coöperatieve Producentenorganisatie Nederlandse Vissersbond IJsselmeer U.A. (hierna: PO IJsselmeer).
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt bij bezwaarschrift van 3 augustus 2020.
Bij besluit van 27 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om bij voorlopige voorziening de werking van het primaire besluit te schorsen en toestemming te geven voor de overdracht met bepaling dat verweerder die overdracht (voorlopig) dient te registreren.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2020. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van ir. [naam 3] , eveneens werkzaam bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemgeding niet.
Voor de beoordeling relevante wetsartikelen
2. Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt:
Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld (…) kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is (…) in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 6:13 Awb luidt:
Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij (…) geen bezwaar heeft gemaakt (...).
Arikel 8:86, eerste lid, Awb luidt:
Indien het verzoek wordt gedaan indien beroep bij de bestuursrechter is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting (…) nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
Artikel 1, aanhef en onder l, van de Uitvoeringsregeling visserij (hierna: de Uitvoeringsregeling) luidt:
In deze regeling wordt verstaan onder aangeslotene: aangeslotene bij een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer.
Artikel 75, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling luidt:
Overdracht van een deel van de vergunning, als bedoeld in artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, is slechts mogelijk voor zover daarin is voorzien door het goedgekeurde visplan, bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdeel c, en kan tijdelijk zijn of voor onbepaalde tijd. (…)
Artikel 75, tweede lid, aanhef en onder a, van de Uitvoeringsregeling luidt:
Een overdracht als bedoeld in het eerste lid, ongeacht of deze tijdelijk dan wel voor onbepaalde tijd is, is slechts mogelijk indien (…) zowel degene die overdraagt als degene aan wie wordt overgedragen, aangeslotene zijn.
Artikel 75, derde lid, van de Uitvoeringsregeling luidt:
In geval van een overdracht als bedoeld in het eerste lid, wijzigt een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer namens de Minister de desbetreffende vergunningen dienovereenkomstig, op verzoek van de betrokken aangeslotenen, mits is voldaan aan het tweede lid.
Ontvankelijkheid verzoekster
3.1
De voorzieningenrechter beoordeelt ambtshalve of verzoekster in haar beroep zal kunnen worden ontvangen. Indien dat niet het geval is, moet het door haar ingediende verzoek om voorlopige voorziening reeds op die grond worden afgewezen.
3.2
Verzoekster heeft geen bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Gesteld noch gebleken is dat dit haar redelijkerwijs niet kan worden verweten. Daaruit volgt dat zij ook niet in beroep kan komen gelet op artikel 6:13 Awb. Naar voorlopig oordeel moet haar beroep daarom niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De voorzieningenrechter merkt daar nog bij op, dat het primaire besluit niet aan haar was gericht en, nu [naam 1] een eenmanszaak betreft, het enkele feit dat verzoekster nauw betrokken is bij het visserijbedrijf van haar echtgenoot nog niet maakt dat zij als belanghebbende bij het primaire of het bestreden besluit kan worden aangemerkt. Het verzoek van verzoekster moet reeds daarom worden afgewezen.
Kortsluiten beroep?
4. Verzoeker heeft verzocht onmiddellijk uitspraak te doen op het beroep. Dat verzoek wijst de voorzieningenrechter onder verwijzing naar artikel 8:86 Awb af, omdat - naar voorlopig oordeel - in het beroep nog nader onderzoek nodig is.
Spoedeisend belang
5. Het verzoek van verzoeker kan niet worden toegewezen als zijn belang bij de verzochte voorziening onvoldoende spoedeisend is. Dat staat in artikel 8:81 Awb. Voorts is er in de regel geen grond voor toewijzing van het verzoek als dat geen voorlopig karakter heeft en toewijzing daarvan tot een onomkeerbare situatie zou leiden.
Standpunt verweerder ten aanzien van het bestreden besluit
6. Verweerder heeft aan zijn weigering om te voldoen aan het verzoek om een deel van de vergunning van verzoeker met rechten voor de aal- en de schubvisserij op het IJsselmeer, namelijk 50 staande netten, over te dragen aan [naam 2] het volgende ten grondslag gelegd. Verzoeker is niet aangesloten bij de PO IJsselmeer. Overdracht van een deel van de vergunning mag, anders dan overdracht van hele vergunning zoals bedoeld in artikel 74 van de Uitvoeringsregeling, alleen plaatsvinden tussen aangeslotenen (leden van de PO IJsselmeer). Overdracht door een niet-aangeslotene, zoals verzoeker, is in strijd met artikel 75, tweede lid aanhef en onder b, van de Uitvoeringsregeling. De Uitvoeringsregeling bevat in die bepaling een verplichte weigeringsgrond, waarvan verweerder niet kan afwijken. Van ongeoorloofde schending van het eigendomsrecht als door verzoeker aangevoerd, is geen sprake. Anders dan verzoeker voorts aanvoert, kan hij niet met vrucht een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel, aldus steeds verweerder.
Het standpunt van verzoeker
7. Verzoeker voert aan dat het besluit om niet mee te werken aan de (gedeeltelijke) overdracht van de vergunning onrechtmatig is. Verweerder diende artikel 75, tweede lid aanhef en onder b, van de Uitvoeringsregeling buiten toepassing te laten vanwege strijd met de grondwet en artikel 1 en 14 van het Verdrag voor de rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De regeling maakt een ontoelaatbaar en ongefundeerd onderscheid tussen een aangeslotene en een niet-aangeslotene. De bepaling maakt voorts een ontoelaatbare inbreuk op het eigendomsrecht van verzoeker. Verder dient de bepaling buiten toepassing te worden gelaten nu daarin geen schadevergoedingsregeling is opgenomen. Verzoeker voert verder aan, zo begrijpt de voorzieningenrechter, dat verweerder het verzoek niet had mogen weigeren omdat de PO IJsselmeer reeds toestemming heeft gegeven voor de overdracht. Verder heeft verzoeker een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel onder verwijzing naar wel geaccepteerde andere overdrachten van visrechten op vergunning. Tenslotte voert verzoeker aan dat verweerder ten onrechte het persoonlijk belang van verzoeker niet heeft meegewogen om het gelet op zijn leeftijd wat rustiger aan te gaan doen. Ter onderbouwing van zijn spoedeisend belang heeft verzoeker aangevoerd, dat langer uitstel van de overdracht van het deel van zijn vergunning financiële risico’s en schade voor hem meebrengt en dat de overdracht bij uitstel in gevaar komt.
Beoordeling
8.1
Het geschil betreft het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep van verzoeker gericht tegen de afwijzing om 50 staande netten op de vergunning van verzoeker met documentnummer [#] permanent over te mogen dragen aan [naam 2] (documentnummer [#2] ).
8.2
Verzoeker heeft gevraagd om een voorlopige voorziening die het hem mogelijk maakt het gebruik van de 50 staande netten zo snel mogelijk over te dragen aan [naam 2] . Hij is van mening dat hij een spoedeisend belang heeft. Dit is niet enkel een financieel belang maar is ook ingegeven door zijn dringende wens om het vanwege zijn leeftijd (70 jaar) wat rustiger aan te doen. Daarnaast vreest hij dat de koper afhaakt.
8.3
De voorzieningenrechter ziet in het vorenstaande onvoldoende spoedeisend belang. De enkele niet nader onderbouwde vrees van verzoeker dat de koper zal afhaken en zijn leeftijd, brengen niet mee dat het oordeel in het beroep niet kan worden afgewacht. Voorts heeft hij niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat hij door het bestreden besluit op korte termijn in een acute financiële noodsituatie zal geraken. Reeds om die reden moet het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen.
8.4
De voorzieningenrechter merkt voorts op dat het verzoek om de 50 staande netten op de vergunning van [verzoeker] met documentnummer [#] reeds thans over te mogen dragen aan [naam 2] in wezen niet een voorlopig karakter heeft. Ook dat is een argument om het verzoek om de voorziening af te wijzen.
Afsluitend
9. Het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker wordt afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. Poggemeier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.