ECLI:NL:RBNHO:2021:6999

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
9113411 \ CV EXPL 21-1635
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regresvordering en vordering wegens overbedeling na echtscheiding

In deze zaak heeft eiseres, na een echtscheiding, een vordering ingesteld tegen gedaagde wegens regres en overbedeling. De echtscheiding tussen partijen werd uitgesproken op 29 juli 2016, en op 13 juni 2016 werd een echtscheidingsconvenant opgesteld. In dit convenant zijn afspraken gemaakt over de verdeling van bankrekeningen en schulden. Eiseres vordert een totaalbedrag van € 9.998,25, bestaande uit € 3.000,00 voor de helft van een schuld en € 6.000,00 wegens overbedeling, plus buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat eiseres niet aan haar stelplicht heeft voldaan. De kantonrechter oordeelt dat eiseres onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om haar vordering te onderbouwen. De kantonrechter wijst de vordering af en legt de proceskosten op aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9113411 \ CV EXPL 21-1635
Uitspraakdatum: 18 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: S. Baldinger, gerechtsdeurwaarder
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J. de Haan, advocaat te Alkmaar

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 17 maart 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 29 juli 2016 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. De beschikking is op 24 augustus 2016 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] .
2.2.
Op 13 juni 2016 hebben partijen een echtscheidingsconvenant opgemaakt. In het convenant is onder meer het volgende opgenomen, voor zover van belang:
(…)Betaal en spaarrekeningen(…) 4.9 b) Het saldo van op beider naam gestelde spaarrekening bij Rabobank onder IBAN nummer [bankrek.nr. 1] (met een saldo per 30 mei 2016 van [bedrag] ) wordt door partijen op een door de partijen te bepalen datum gelijk verdeeld, waarna de rekening aan de man wordt toegedeeld. Het saldo op de op naam van de vrouw gestelde betaalrekeningen bij Rabobank onder IBAN nummer [bankrek.nr. 2] (met een saldo per 30 mei 2016 van [bedrag] ) wordt door partijen op een door partijen te bepalen datum gelijk verdeeld, waarna de rekening aan de vrouw wordt toebedeeld. (…)
(…) 4.10.Schuld. De schuld bij [xxx] (waarvan de schuld per 1 juni 2016 € 6.000,00 bedraagt) blijft onverdeeld. Partijen spannen zich bij de afwikkelingen van de bankrekeningen deze schuld in te lossen waardoor beide partijen uit de hoofdelijke verbondenheid voor de schuld worden ontslagen, zodat [xxx] de partijen niet meer kan aanmerken als schuldenaars. Het is partijen bekend dat zij samen, al dan niet hoofdelijk, aansprakelijk blijven voor schulden die tijdens het huwelijk bestonden, (…)
(…)KwijtingPartijen verklaren behoudens de uitvoering van dit convenant dat zij hun huwelijkse gemeenschap met inachtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid hebben afgewikkeld. Zij verklaren tevens, behoudens met betrekking tot de rechten en verplichtingen genoemd in dit convenant, niets meer van elkaar te vorderen te hebben uit welke hoofde dan ook en elkaar algehele en finale kwijting te verlenen voor alle aanspraken die zij jegens elkaar geldend zouden kunnen maken.(…)
2.3.
Op 18 mei 2020 stelt de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] in gebreke voor een bedrag van € 3.000,00, zijnde helft van de schuld van € 6.000,00.
2.4.
Op 9 februari 2021 stelt de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] in gebreke voor een bedrag van € 6.000,00, wegens overbedeling.
2.5.
[gedaagde] weigert tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 9.998,25. Dit bedrag is opgebouwd uit een bedrag van € 3.000,00 wegens de onbetaald gebleven helft van de door [eiseres] afbetaalde schuld, en een bedrag van € 6.000,00 wegens overbedeling van [gedaagde] . Ook vordert [eiseres] een bedrag van € 998,25 aan buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente over € 9.000,00 vanaf de dag der dagvaarding met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering – kort weergegeven – ten grondslag dat [gedaagde] de tussen partijen gesloten overeenkomst niet is nagekomen. [gedaagde] heeft zich bij de verdeling van de bankrekeningen overbedeeld met een bedrag van € 6.000,00 en hij heeft zijn helft van de door [eiseres] afgeloste schuld aan [xxx] (€ 3.000,00) niet aan [eiseres] terugbetaald. Ondanks aanmaning weigert [gedaagde] tot betaling over te gaan. [eiseres] heeft haar incassogemachtigde moeten inschakelen. [gedaagde] moet daarom ook buitengerechtelijke incassokosten betalen.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert daartoe – samengevat – het volgende aan. [eiseres] verzuimt haar vordering tot overbedeling op [gedaagde] van € 6.000,00 te plaatsen in het kader van de totale verdeling. Zij maakt daardoor niet inzichtelijk waarom [gedaagde] precies voor dat bedrag is overbedeeld. Bovendien kwam deze vordering voor [gedaagde] zomaar uit de lucht vallen. [eiseres] heeft hier nooit naar getaald. Ook verzuimt [eiseres] het te plaatsen in het licht van de finale kwijting die partijen in het convenant met elkaar zijn overeengekomen en welke gevolgen dat zou moeten hebben voor het convenant dat partijen al op 13 juni 2016 met elkaar waren overeengekomen. De regresvordering van € 3.000,00 betrof feitelijk een geldbedrag van € 6.000,00 dat door [xxx] aan [eiseres] in bewaring was gegeven. [gedaagde] heeft deze schuld bij de verdeling ingelost. [gedaagde] is dan ook niets meer verschuldigd.
4.2.
[gedaagde] betwist de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
4.3.
Voor zover van belang zal op het verweer van [gedaagde] hierna bij de beoordeling nog nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] gehouden is een bedrag van € 9.000,00 aan [eiseres] te betalen, bestaande uit € 6.000,00 overbedeling en € 3.000,00 regresvordering. De kantonrechter zal de vordering afwijzen en overweegt hiertoe het volgende.
5.2.
[eiseres] stelt zich meermaals op het standpunt dat [gedaagde] dient de specificeren waarom hij het gevorderde bedrag van € 9.000,00 niet aan [eiseres] verschuldigd zou zijn. [eiseres] lijkt van oordeel te zijn dat de stelplicht en bewijslast niet op haar rust maar op [gedaagde] . Op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) draagt [eiseres] de stelplicht en de bewijslast van het bestaan van een vordering wegens overbedeling en een regresvordering. De stelplicht van [eiseres] houdt in dat zij – volledig en naar waarheid – in de dagvaarding de rechtsfeiten stelt waarop zij haar vordering baseert.
5.3.
Uit de stellingen van [eiseres] en de door haar overgelegde stukken valt niet (voldoende duidelijk) af te leiden dat sprake is van een overbedeling ter hoogte van € 6.000,00. Hetzelfde geldt voor een regresvordering van € 3.000,00. Van [eiseres] wordt verwacht dat zij voldoende feiten en omstandigheden stelt op grond waarvan kan worden vastgesteld dat sprake is van voorgenoemde overbedeling en regresvordering. Dat heeft [eiseres] niet gedaan. De omstandigheid dat overboekingen zijn verricht tussen partijen betekent niet dat [gedaagde] zich met € 6.000,00 heeft bevoordeeld en het bestaan van een regresvordering van € 3.000,00 valt hieruit ook niet af te leiden, temeer nu geen overzicht van de totale verdeling is overgelegd en de overboekingen geen omschrijving bevatten. [eiseres] heeft haar stellingen, tegenover het verweer van [gedaagde] , onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd en dus in zoverre niet aan haar stelplicht voldaan.
5.4.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal afwijzen.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 622,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] .
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter