ECLI:NL:RBNHO:2021:6995

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
9036173 \ CV EXPL 21-945 (ES)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingstermijn en wettelijke rente in geschil tussen Enduris B.V. en [XX]

In deze zaak is er een geschil tussen Enduris B.V. en [XX] over de betaling van een factuur. Enduris heeft een vordering ingesteld omdat [XX] te laat heeft betaald. De kantonrechter moet vaststellen of er een betalingstermijn van 14 dagen is overeengekomen of dat de wettelijke termijn van 30 dagen na ontvangst van de factuur geldt. Enduris stelt dat er een betalingstermijn van 14 dagen is afgesproken, maar [XX] betwist dit en stelt dat de wettelijke termijn van toepassing is. De kantonrechter oordeelt dat Enduris onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de algemene voorwaarden met de betalingstermijn van 14 dagen van toepassing zijn. Hierdoor geldt de wettelijke betalingstermijn van 30 dagen. De kantonrechter concludeert dat [XX] de factuur te laat heeft betaald, maar dat de wettelijke rente pas begint te lopen na 30 dagen na ontvangst van de factuur. De gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De proceskosten komen voor rekening van [XX].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9036173 \ CV EXPL 21-945 (ES)
Uitspraakdatum: 21 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Enduris B.V.
gevestigd te Goes
eiseres
verder te noemen: Enduris
gemachtigde: Flanderijn gerechtsdeurwaarders
tegen
de besloten vennootschap
[XX]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: [XX]
gemachtigde: mr. L. Koolen
De samenvatting van de zaak en de uitspraak
Deze zaak gaat over de vraag of partijen een betalingstermijn zijn overeengekomen. Vast staat dat [XX] te laat heeft betaald, maar partijen verschillen van mening hoeveel dagen te laat is betaald. De kantonrechter is van oordeel dat partijen geen betalingstermijn zijn overeengekomen, zodat de wettelijke betalingstermijn van 30 dagen geldt. De gevorderde wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Enduris heeft bij dagvaarding van 29 januari 2021 een vordering tegen [XX] ingesteld. [XX] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Enduris heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [XX] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De vordering

2.1.
Enduris vordert dat de kantonrechter [XX] veroordeelt tot betaling van € 65,63.
2.2.
Enduris legt aan de vordering ten grondslag – zakelijk weergegeven – dat tussen haar en [XX] een overeenkomst heeft bestaan op grond waarvan Enduris het transport van energie van de door een energieleverancier geleverde energie voor [XX] heeft verzorgd. Bij factuur van 24 maart 2020 heeft Enduris aan [XX] een bedrag van € 426,65 in rekening gebracht. In de algemene voorwaarden is een betalingstermijn van 14 dagen overeengekomen. [XX] heeft de factuur van Enduris pas na het verstrijken van die termijn betaald en pas nadat de gemachtigde van Enduris zich tot [XX] heeft gewend. Als gevolg hiervan is [XX] de wettelijke rente verschuldigd en heeft Enduris buitengerechtelijke incassokosten moeten maken die voor vergoeding in aanmerking komen. De betaling die [XX] heeft verricht, is op grond van artikel 6:44 van het Burgerlijk Wetboek (BW) eerst in mindering gebracht op de verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten en vervolgens op de reeds vervallen wettelijke rente. Wat nog open staat is het restant van de hoofdsom, te weten een bedrag van € 65,63, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.Het verweer

3.1.
[XX] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat er geen betalingstermijn van 14 dagen is afgesproken. [XX] betwist namelijk dat de algemene voorwaarden van Enduris van toepassing zijn, waarin staat dat een betalingstermijn van 14 dagen geldt. Volgens [XX] betekent dit dat de wettelijke betalingstermijn van 30 dagen na ontvangst van de factuur geldt. De betaling van het bedrag van € 426,65 door [XX] heeft op 7 mei 2020 plaatsgevonden, dus enkele dagen te laat. [XX] vindt de procedure nodeloos gestart en wil compensatie van de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil is of [XX] gehouden is tot betaling van het (restant)bedrag van € 65,63.
4.2.
[XX] heeft op 7 mei 2020 een bedrag van € 426,65 betaald. Vast staat dat dit te laat is omdat de factuur dateert van 24 maart 2020. De vraag is hoeveel dagen te laat is betaald. Partijen verschillen namelijk van mening of zij een betalingstermijn van 14 dagen hebben afgesproken of dat de wettelijke betalingstermijn van 30 dagen geldt. Eerst moet dus de vraag worden beantwoord welke betalingstermijn geldt.
4.3.
Op grond van artikel 6:119a lid 2 sub a BW geldt bij een handelsovereenkomst - waarvan hier sprake is - een betalingstermijn van 30 dagen tenzij partijen andersluidende afspraken hebben gemaakt. Omdat Enduris een andersluidende afspraak stelt, zal zij die afspraak moeten onderbouwen.
4.4.
Enduris stelt dat partijen een betalingstermijn van 14 dagen hebben afgesproken en verwijst daarvoor in de dagvaarding naar haar algemene voorwaarden overgelegd als productie 4. Het gaat om de “Algemene voorwaarden aansluiting en transport elektriciteit voor zakelijke afnemers niet zijnde producenten (2017/11)”. [XX] betwist dat deze algemene voorwaarden op de tussen partijen bestaande overeenkomst van toepassing zijn, omdat deze niet van toepassing zijn verklaard, niet ter hand zijn gesteld en ook niet zijn aanvaard door [XX] .
4.5.
Enduris heeft naar aanleiding van dit verweer bij conclusie van repliek de overeenkomst overgelegd die [XX] volgens haar met Enduris (voorheen geheten Delta Netwerkbedrijf N.V.) heeft gesloten. Uit artikel 7 van deze overeenkomst blijkt dat de overeenkomst op 1 januari 2003 in werking is getreden. De als productie 4 bij dagvaarding overgelegde algemene voorwaarden kunnen dus niet als grondslag dienen voor de vordering, omdat die algemene voorwaarden dateren uit 2017 en de overeenkomst van 2003 is. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat deze algemene voorwaarden uit 2017 als bijlage bij de overeenkomst van 2003 waren gevoegd.
4.6.
Enduris stelt bij conclusie van repliek verder dat de overeenkomst gesloten is op 10 oktober 2003 en verwijst daarvoor naar bijlage 1 bij de “aansluitovereenkomst” (productie 6). Enduris stelt dat bij die overeenkomst een bijlage 3 was bijgevoegd, te weten de “algemene voorwaarden aansluiting en transport elektriciteit voor zakelijke afnemers niet zijnde producenten” en verwijst daarvoor naar productie 7 bij conclusie van repliek. Uit artikel 2 van de overeenkomst volgt echter dat de “Algemene voorwaarden aansluiting en transport elektriciteit 2000 voor zakelijke afnemers” van toepassing zijn op de overeenkomst. Dit is een andere naam en betreft kennelijk andere voorwaarden. Ook hier kan dus niet vastgesteld worden of deze algemene voorwaarden bij de overeenkomst waren gevoegd. Daar komt bij dat de als productie 7 overgelegde algemene voorwaarden, volgens artikel 25.1 van die voorwaarden, in werking treden op 1 december 2003, terwijl in de als productie 6 overgelegde overeenkomst staat dat de overeenkomst in werking treedt op 1 januari 2003.
4.7.
Het bovenstaande betekent dat Enduris tegenover het verweer van [XX] onvoldoende onderbouwd heeft dat de algemene voorwaarden, waarop zij zich beroept, van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen. Dit betekent eveneens dat niet gebleken is dat partijen een betalingstermijn van 14 dagen zijn overeengekomen. De conclusie is dan ook dat de wettelijke betalingstermijn van 30 dagen na ontvangst van de factuur geldt.
4.8.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden, is wanneer [XX] de factuur heeft ontvangen. Enduris stelt dat zij de factuur op 24 maart 2020 aan [XX] per e-mail heeft verzonden. Zij verwijst daartoe naar de producties 8 en 9 overgelegd bij conclusie van repliek. [XX] stelt dat het haar niet bekend is wanneer zij de factuur heeft ontvangen, maar dat dit waarschijnlijk binnen een week na de factuurdatum is geweest. Enduris heeft vervolgens onbetwist gesteld dat zij de factuur alleen per e-mail heeft verzonden en niet per post. Vast staat dat [XX] de factuur heeft ontvangen. [XX] betwist niet dat het mailadres adet@komenvastgoed.nl van haar is. Zij betwist ook niet expliciet de ontvangst van de e-mail. [XX] stelt alleen maar dat uit productie 8 niet volgt dat er een e-mail is verstuurd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [XX] hiermee onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij de e-mail, en daarmee de factuur, op 24 maart 2020 heeft ontvangen. Dit betekent dat de wettelijke rente in dit geval begint te lopen vanaf 30 dagen nadat [XX] de factuur heeft ontvangen. De wettelijke rente zal dan ook worden toegewezen vanaf 24 april 2020.
4.9.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten stelt de kantonrechter vast dat Enduris voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.10.
Bij conclusie van dupliek heeft [XX] nog aangevoerd dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid om haar te dagvaarden omdat zij maar een paar dagen te laat heeft betaald. Nu [XX] dit eerst bij conclusie van dupliek heeft aangevoerd en Enduris niet meer in de gelegenheid is geweest om daarop te reageren, zal de kantonrechter aan dit te laat gevoerde verweer voorbijgaan. Daarbij komt dat uit dit vonnis volgt dat [XX] terecht is gedagvaard omdat zij niet het gehele bedrag heeft voldaan.
4.11.
Enduris heeft de door [XX] gedane betaling van € 426,65 toegerekend op grond van artikel 6:44 BW, eerst aan de verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten en vervolgens aan de vervallen wettelijke rente. De openstaande vordering bedraagt zodoende - een deel van - het factuurbedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente en zal dan ook worden toegewezen.
4.12.
De proceskosten komen voor rekening van [XX] , omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [XX] tot betaling aan Enduris van € 64,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 426,65 vanaf 24 april 2020 tot 7 mei 2020 en te vermeerderen met de wettelijke rente over € 64,00 vanaf 7 mei 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [XX] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Enduris tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 90,67
griffierecht € 126,00
salaris gemachtigde € 74,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter