ECLI:NL:RBNHO:2021:6984

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
8947036 \ CV EXPL 20-5204 (ES)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur voor audiovisuele diensten

In deze zaak heeft eiseres, een ZZP-er die audiovisuele diensten levert, een vordering ingesteld tegen gedaagde voor het betalen van een factuur van € 376,10 voor verrichte werkzaamheden. De kantonrechter heeft op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad. Eiseres heeft de vordering ingesteld na het uitblijven van betaling door gedaagde, ondanks meerdere aanmaningen. Gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd en dat er andere afspraken zijn gemaakt. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat gedaagde akkoord is gegaan met de factuur voor negen uur werk, zoals blijkt uit e-mailcorrespondentie. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde een redelijk loon verschuldigd is en wijst de vordering toe, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde, die ongelijk krijgt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 8947036 \ CV EXPL 20-5204 (ES)
Uitspraakdatum: 12 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres] h.o.d.n. [bedrijfsnaam eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: Rechtshulp Nederland B.V.
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [bedrijfsnaam gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagde] een bedrag aan [eiseres] moet betalen voor het verrichten van diensten (videobewerking). De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is nu [gedaagde] aan [eiseres] een redelijk loon verschuldigd is. De kantonrechter wijst de vordering toe.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 15 december 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is ZZP-er en levert diensten op audiovisueel gebied.
2.2.
Tussen [eiseres] en [gedaagde] bestaat een overeenkomst van opdracht voor het bewerken van bestaande en het opnemen van nieuwe video’s door [eiseres] voor [gedaagde] . [eiseres] heeft op grond van deze overeenkomst werkzaamheden verricht en daarvoor een factuur met factuurdatum 26 augustus 2020 aan [gedaagde] verstuurd ten bedrage van € 376,10. De factuur is onbetaald gebleven.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 453,67.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. Tussen partijen is een overeenkomst van opdracht gesloten. Voor de door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden heeft [eiseres] een factuur met factuurdatum 26 augustus 2020 aan [gedaagde] gestuurd, ter hoogte van € 376,10. Deze factuur heeft [gedaagde] , ondanks aanmaningen, niet betaald. Daarmee is [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten in de uitvoering van de overeenkomst en in verzuim. [eiseres] maakt dan ook aanspraak op betaling van dat bedrag. Daarnaast vordert zij een bedrag van € 68,77 aan buitengerechtelijke incassokosten, een bedrag van € 8,80 aan wettelijke handelsrente (tot datum dagvaarding) en de wettelijke handelsrente vanaf datum dagvaarding.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] voert verweer. Op haar stellingen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] de door [eiseres] aan haar gestuurde factuur ter hoogte van € 376,10 moet betalen. De kantonrechter zal de vordering toewijzen en overweegt hiertoe het volgende.
5.2.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] vindt dat zij de factuur niet hoeft te betalen omdat [eiseres] de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd en omdat partijen andere afspraken hebben gemaakt dan [eiseres] aanvoert en factureert.
5.3.
Wat betreft de afspraken tussen partijen over de te verrichten werkzaamheden en de (hoogte van de) factuur oordeelt de kantonrechter als volgt. Uit de door partijen overgelegde e-mailcorrespondentie blijkt dat [gedaagde] akkoord is met een factuur voor negen uur. Bij e-mail van 21 augustus 2020 schrijft [gedaagde] immers het volgende aan [eiseres] :
“(…)De afgesproken uren dat er is verricht voor de werkzaamheden tot nu toe hebben wij besproken dat dit 8 uren zijn. Omdat ik vind dat [bedrijfsnaam eiseres] erg gedreven is en van goed wil is en al behoorlijk tijd erin heeft gestoken wil ik bij deze 9 UREN afspreken. [bedrijfsnaam eiseres] kan op het factuur vanaf 22 Augustus 2020 extra uur op het factuur zetten.9 uur in totaal betreft:- 3 x proefsessie- 1 x test microfoon- level 1 week 1(…)”
5.4.
Voor de door [eiseres] verrichte werkzaamheden is [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter ‘loon’ als bedoeld in artikel 7:405 van het Burgerlijk Wetboek, dat wil zeggen het overeengekomen loon, of, indien de hoogte daarvan niet is bepaald, het op gebruikelijke wijze berekende loon dan wel, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd. De hoogte van de door [eiseres] aan [gedaagde] gestuurde factuur is € 300,00 exclusief reiskosten. Uitgaande van de negen uur die [gedaagde] in haar e-mail aan [eiseres] wil afspreken komt dit neer op een uurloon van € 33,33. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit een redelijk loon. De reiskosten ter hoogte van € 10,83 heeft [gedaagde] niet (voldoende gemotiveerd) betwist en dient zij derhalve te betalen.
5.5.
Het door [gedaagde] gevoerde verweer dat [eiseres] de werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd heeft zij naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd, zodat daaraan voorbij zal worden gegaan.
5.6.
Dit betekent dat [gedaagde] gehouden is de factuur van 26 augustus 2020 ad € 376,10 te voldoen. Nu [gedaagde] in verzuim is met de betaling zal ook de gevorderde wettelijke handelsrente worden toegewezen.
5.7.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
5.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal toewijzen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 453,67, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 376,10 vanaf 15 december 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 86,85
griffierecht € 85,00
salaris gemachtigde € 150,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter