ECLI:NL:RBNHO:2021:6924

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
8957170 \ CV EXPL 21-26
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door plaatsing dakterras op dak van buren en gevolgen voor eigendomsrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde sub 1] c.s. over de plaatsing van een dakterras op het dak van de woning van [eiser sub 1] c.s. De eisers, wonende aan [a-straat] in [woonplaats 1], stelden dat de gedaagden, die hun directe buren zijn, zonder toestemming een dakopbouw op hun dak hadden geplaatst. De eisers vorderden onder andere schadevergoeding en herstel van de oude toestand van het dak. De gedaagden betwistten de onrechtmatigheid van hun handelen en stelden dat de schade al lang verjaard was.

De kantonrechter oordeelde dat de plaatsing van het dakterras in 1994 niet onrechtmatig was, maar dat de gedaagden onrechtmatig handelden door de dakopbouw niet te verwijderen na een schriftelijke mededeling van de eisers in mei 2020. De rechter concludeerde dat de gedaagden aansprakelijk waren voor de schade die voortvloeide uit hun onrechtmatige daad, maar dat de exacte schade nog niet kon worden vastgesteld. Daarom werd de zaak verwezen naar een schadestaatprocedure.

De vordering tot amotie van de opbouw werd afgewezen, omdat de dakopbouw inmiddels was verwijderd. Ook de vordering tot herstel van het dak in de oude toestand werd afgewezen, omdat de omvang van de schade nog onvoldoende duidelijk was. De vordering tegen gedaagden sub 3 en 4 werd afgewezen wegens onvoldoende bewijs van onrechtmatig handelen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8957170 \ CV EXPL 21-26
Uitspraakdatum: 11 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser sub 1]

2. [eiser sub 2]
wonende te [woonplaats 1]
eisers
verder gezamenlijk te noemen: [eiser sub 1] c.s.
gemachtigde: mr. P.A.H. Tjong-A-Hung
tegen

1.[gedaagde sub 1]

2. [gedaagde sub 2]

beiden wonende te [woonplaats 1]

3. [gedaagde sub 3]

4. [gedaagde sub 4]beiden wonende te [woonplaats 2]
gedaagden
verder gezamenlijk te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.
gemachtigde: mr. F.J. ten Seldam

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser sub 1] c.s. heeft bij dagvaarding van 23 december 2020 een vordering tegen [gedaagde sub 1] c.s. ingesteld. [gedaagde sub 1] c.s. heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 22 juni 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.Feiten

2.1.
[eiser sub 1] c.s. woont aan [a-straat] [huisnummer 1] in [woonplaats 1] .
2.2.
Gedaagden sub 1 en 2 wonen aan [a-straat] [huisnummer 2] in [woonplaats 1] . Zij zijn de directe buren van [eiser sub 1] c.s.. Gedaagden sub 1 en 2 hebben in het verleden een dakopbouw op het dak van de woning van [eiser sub 1] c.s. geplaatst.
2.3.
Bij brief van 25 mei 2020 heeft [eiser sub 1] c.s. aan gedaagden sub 1 en 2 geschreven:
Jullie houden zich niet aan de afspraken die wij hadden gemaakt. Er zouden twee stoeltjes en een tafeltje te komen staan. Er rust nu een heel bouwwerk op het dak zware bloempotten hekwerken noem maar op. Dit waren de afspraken niet die wij gemaakt hadden. Het is klaar zo. Het gaat eraf. Wij geven jullie 2 maanden de tijd om het eraf te halen. Zo niet binnen de 2 maanden halen wij het er netjes af. Alle schade die er nu al zijn en die verborgen zitten onder (dak) zijn voor jullie rekening (…)
2.4.
Gedaagden sub 3 en 4 zijn sinds juni 2020 eigenaar van de woning aan [a-straat] [huisnummer 2] , maar zij wonen daar niet.
2.5.
Gedaagden sub 1 en 2 hebben recent de dakopbouw verwijderd.

3.De vordering

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert dat de kantonrechter:
- voor recht verklaart dat [gedaagde sub 1] c.s., hetzij afzonderlijk, hetzij in gezamenlijkheid, een onrechtmatige daad hebben gepleegd jegens [eiser sub 1] c.s. en derhalve aansprakelijk zijn op grond van de artikelen 6:74 en/of 6:162 BW;
- [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt tot amotie van de opbouw en herstel in de oude toestand van het dak door een deskundige aannemer en dakdekker op kosten van [gedaagde sub 1] c.s., onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat zij daarmee in gebreke blijven, met machtiging de opbouw zelf of door een deskundige aannemer en dakdekker te doen verwijderen en het dak te herstellen op kosten van gedaagde;
- [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de schade, nader op te maken bij staat;
- [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser sub 1] c.s. legt aan de vordering – samengevat – ten grondslag dat gedaagden sub 1 en sub 2 inbreuk maken op het eigendomsrecht van [eiser sub 1] c.s. Volgens [eiser sub 1] c.s. hebben gedaagden sub 1 en 2 in 2001 zonder recht of titel een dakopbouw op het dak van [eiser sub 1] c.s. geplaatst. Volgens [eiser sub 1] c.s. is het ongestoord gebruik en genot van het dak al vele jaren niet mogelijk. Ook gedaagden sub 3 en 4 hebben onrechtmatig gehandeld omdat zij deze toestand hebben laten voortbestaan, terwijl zij van de jarenlange strijd om verwijdering van de dakopbouw op de hoogte waren.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde sub 1] c.s. betwist dat het dak van [eiser sub 1] c.s. onrechtmatig is bebouwd. Ook betwist zij aansprakelijk te zijn voor de gestelde schade. [gedaagde sub 1] c.s. voert aan dat het dak in slechte staat verkeert vanwege ouderdom, niet door het handelen van [gedaagde sub 1] c.s. Daarbij heeft [eiser sub 1] c.s. zelf nooit maatregelen genomen om de (kans op) schade te beperken. Voor zover er al schade is ontstaan is deze schade al lang verjaard.

5.De beoordeling

5.1.
Volgens [eiser sub 1] c.s. heeft [gedaagde sub 1] c.s. onrechtmatig gehandeld door in 2001 zonder toestemming een dakterras op de woning van [eiser sub 1] c.s. te plaatsen. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser sub 1] c.s. deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Op grond van de door [gedaagde sub 1] c.s. overgelegde stukken en verklaringen is het aannemelijk dat de dakopbouw al in 1994 op de woning is geplaatst. Daarnaast is - anders dan [eiser sub 1] c.s. stelt - niet gebleken dat tussen partijen jarenlang strijd is gevoerd over het gebruik van het dak als dakterras. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de plaatsing van het dakterras niet onrechtmatig was en dat [gedaagde sub 1] c.s. het dak mocht gebruiken. Feitelijk bestond daarmee een gebruiksovereenkomst tussen partijen. Niet valt echter in te zien waarom [eiser sub 1] c.s. niet gerechtigd zou zijn deze gebruiksovereenkomst op te zeggen en naar het oordeel van de van de kantonrechter is daarvan ook sprake geweest. Op grond van de hiervoor onder 2.3. vermelde brief van 25 mei 2020 moet het [gedaagde sub 1] c.s. duidelijk zijn geweest dat [eiser sub 1] c.s. niet langer akkoord ging met het gebruik van het dak als dakterras. Het had daarop op de weg van [gedaagde sub 1] c.s. gelegen om het gebruik van het dak te staken en de dakopbouw te verwijderen. [gedaagde sub 1] c.s. heeft dit echter niet binnen de gestelde termijn van twee maanden gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde sub 1] c.s. daarmee ten aanzien van [eiser sub 1] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld. Voor de aanwezigheid van de dakopbouw bestond vanaf dat moment immers geen geldige grond en daarmee vormt dit een ongeoorloofde inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser sub 1] c.s. Zo was het voor [eiser sub 1] c.s. in deze periode niet (goed) mogelijk om de schade aan zijn dak te beoordelen en eventueel te (laten) verhelpen. [gedaagde sub 1] c.s. heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de onrechtmatige gedraging hem niet kan worden toegerekend. Het feit dat de gedraging van [gedaagde sub 1] c.s. als onrechtmatige daad moet worden aangemerkt, betekent dat hij op grond artikel 6:162 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek de schade die [eiser sub 1] c.s. door die gedraging heeft geleden moet vergoeden. Aannemelijk is dat sprake is van enige schade, maar de kantonrechter beschikt op dit moment over onvoldoende gegevens om de hoogte daarvan te kunnen vaststellen. Zo staat op dit moment niet vast welke kosten gemoeid zijn met het herstel van het dak. Ook staat niet vast welk gedeelte daarvan voor rekening van [gedaagde sub 1] moet komen, nu nog niet duidelijk is in hoeverre deze herstelkosten het gevolg zijn van het hiervoor vastgestelde onrechtmatig handelen (het niet vóór 25 juli 2020 verwijderen van de dakopbouw). De kantonrechter ziet daarom aanleiding de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure. Daarbij merkt de kantonrechter op dat van verjaring geen sprake is omdat het hier gaat om recent ingetreden schade.
5.2.
De vordering tot “amotie van de opbouw” zal worden afgewezen omdat [eiser sub 1] c.s. daar geen belang meer bij heeft. Vast staat immers dat de dakopbouw inmiddels is verwijderd. Ook de vordering tot herstel van het dak in de oude toestand zal worden afgewezen. [eiser sub 1] c.s. beoogt hiermee kennelijk dat het dak op kosten van [eiser sub 1] c.s. wordt hersteld. De kantonrechter heeft hiervoor overwogen dat de omvang van de schade nog onvoldoende duidelijk is en in een schadestaatprocedure dient te worden vastgesteld. Dat [gedaagde sub 1] c.s. verantwoordelijk zou zijn voor de volledige kosten van herstel van het dak blijkt in elk geval nergens uit.
5.3.
De vordering tegen gedaagden sub 3 en 4 wordt afgewezen. [eiser sub 1] c.s. heeft onvoldoende onderbouwd in welke zin zij ten opzicht van [eiser sub 1] c.s. onrechtmatig zouden hebben gehandeld. De enkele omstandigheid dat zij sinds juni 2020 eigenaar van de woning aan [a-straat] [huisnummer 2] zijn, is daartoe onvoldoende. Ook de stelling dat zij de toestand hebben laten voortbestaan, terwijl zij van de jarenlange strijd om verwijdering van de dakopbouw op de hoogte waren, maakt niet zonder meer dat zij tegenover [eiser sub 1] c.s. onrechtmatig hebben gehandeld, nog daargelaten dat van een jarenlange strijd om verwijdering van de dakopbouw onvoldoende is gebleken.
5.4.
De kantonrechter ziet in de uitkomst van de procedure aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat gedaagden sub 1 en 2 een onrechtmatige daad hebben gepleegd jegens [eiser sub 1] c.s. en derhalve aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:162 BW;
6.2.
veroordeelt gedaagden sub 1 en 2 hoofdelijk tot betaling van de schade uit deze onrechtmatige daad, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter