In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 5 augustus 2021 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. B. van Walderveen, de rechter in een belastingzaak. De verzoeker stelde dat de rechter partijdig was, omdat deze in eerdere uitspraken in het nadeel van de verzoeker had geoordeeld en niet de gelegenheid bood om getuigen te horen. Het verzoek tot wraking werd behandeld op een zitting waar zowel de verzoeker als de rechter aanwezig waren. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissingen van de rechter procesbeslissingen zijn en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief konden rechtvaardigen. De enkele stelling van de verzoeker dat de rechter de kant van de Belastingdienst kiest, werd als onvoldoende beschouwd. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoeker niet was gelukt om aan te tonen dat de rechter vooringenomen was. Bovendien werd het wrakingsverzoek als misbruik van procesrecht bestempeld, waardoor verdere verzoeken tot wraking in de hoofdzaak niet meer in behandeling zouden worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.