2.9.Verdeling
2.9.1.Partijen zijn op [datum] te [plaats] in een beperkte gemeenschap van goederen gehuwd.
2.9.2.De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de tussen de partijen bestaande gemeenschap van goederen wordt verdeeld op de door haar voorgestelde wijze, in die zin dat:
- de man in de onderlinge verhouding met de vrouw geheel draagplichtig is voor de huwelijkse schulden;
- de man de vrouw een bedrag van € 351,70 dient te voldoen uit hoofde van aflossing door de vrouw van de schulden bij [naam] ;
- de inboedel bij helfte wordt verdeeld tussen partijen, waarbij de vrouw in ieder geval krijgt toebedeeld: de koelkast, de laptop, de TV en TV-kast, de oven, de wasmachine, de slaapkamermeubels, de kinderwagen, de Maxi-Cosi, het babybed met kast, de personenweegschaal en de Playstation;
- de auto wordt toebedeeld aan de man, waarbij de man een bedrag gelijk aan de helft van de waarde van de auto aan de vrouw dient te vergoeden, te weten een bedrag van € 2.000,-, dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag.
2.9.3.De man heeft verzocht te bepalen dat de tussen de partijen bestaande gemeenschap van goederen wordt verdeeld op de door hem voorgestelde wijze, in die zin dat:
- de vrouw hem een bedrag voldoet van € 965,-, zijnde de helft van de schulden die de man aan het aflossen is bij de Belastingdienst;
- het goud van partijen dat is aangeschaft op de markt in [plaats] aan de vrouw wordt toebedeeld, waarbij de vrouw de man een bedrag van € 3.000,- dient te voldoen.
2.9.4.Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensregime van partijen.
2.9.5.Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing.
2.9.6.Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht.
2.9.7.Zij hadden bij de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna geen nationaliteit gemeenschappelijk in de zin van artikel 15 lid 1 van het Verdrag.
2.9.8.Partijen hebben hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijksvoltrekking op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd.
2.9.9.Nu geen van de uitzonderingen van artikel 4 lid 2 van het Verdrag zich heeft voorgedaan, werd krachtens het bepaalde in artikel 4 lid 1 van het Verdrag vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het recht van de eerste gewone verblijfplaats, te weten het recht van Nederland, van toepassing op het huwelijksvermogensregime.
2.9.10.Dit recht is daarop nog steeds van toepassing.
2.9.11.Als peildatum voor het bepalen van de omvang van de ontbonden beperkte huwelijksgoederengemeenschap heeft te gelden de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, te weten 21 augustus 2020.
2.9.12.Nu niet gebleken is dat partijen anders zijn overeengekomen, geldt de datum van feitelijke verdeling voor de waardering van de ontbonden beperkte huwelijksgoederengemeenschap.
2.9.13.Uit de stukken volgt dat de ontbonden beperkte huwelijksgemeenschap in ieder geval bestaat uit de volgende activa en passiva:
a. de inboedel (koelkast, laptop, de TV en TV-kast, oven, wasmachine, slaapkamermeubels, kinderwagen, Maxi-Cosi, babybed met kast, personenweegschaal en Playstation;
b. schulden bij de Belastingdienst;
c. schulden bij [naam] .
2.9.14.Partijen verschillen van mening of tot de ontbonden beperkte huwelijksgemeenschap ook een [merk] met kenteken [kenteken] en goud dat is aangekocht op de markt in [plaats] behoren.
2.9.15.De rechtbank is van oordeel dat de auto niet in de ontbonden beperkte gemeenschap valt. Gebleken is dat de auto op naam van de man staat. De man heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de auto deels met contact geld afkomstig uit zijn vermogen en deels door middel van inruil van zijn voorgaande auto heeft verkregen voorafgaand aan het huwelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de [merk] met kenteken [kenteken] aan de man toebehoort.
2.9.16.Tevens is de rechtbank van oordeel dat het goud niet in de ontbonden beperkte gemeenschap valt. Door de man is ter zitting gesteld dat hij de vrouw voorafgaand aan het huwelijk een bedrag van € 6.000,- heeft gegeven. De vrouw zou hiervan een gouden armband en gouden ringen hebben gekocht. Nog afgezien van het feit dat de vrouw een en ander betwist, kan het goud niet tot de ontbonden beperkte gemeenschap behoren nu dit door de vrouw is verkregen voorafgaand aan het huwelijk.
2.9.17.De vrouw wenst de koelkast, de laptop, de TV en TV-kast, de oven, de wasmachine, de slaapkamermeubels, de kinderwagen, de Maxi-Cosi, het babybed met kast, de personenweegschaal en de Playstation toebedeeld te krijgen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van bovenstaande inboedelgoederen als volgt.
2.9.18.De rechtbank stelt vast dat de koelkast op 13 september 2019 is aangeschaft door de man. De koelkast behoort derhalve toe aan de man.
2.9.19.Gebleken is dat de Lenovo laptop op 25 mei 2019 is aangekocht door de man, zodat de laptop op dat moment behoorde tot het privé vermogen van de man. Tevens is gebleken dat de vrouw tijdens het huwelijk op 27 maart 2020 een bedrag van € 660,- naar de man heeft overgemaakt als vergoeding voor de laptop. De vrouw heeft gesteld dat zij deze laptop nodig had voor haar inburgeringscursus. De rechtbank begrijpt dat de laptop, met de vergoeding door de vrouw aan de man, door haar is overgenomen. Door deze verkrijging van de vrouw tijdens het huwelijk is de laptop tot de beperkte gemeenschap gaan behoren en dient deze te worden verdeeld. De rechtbank zal bepalen dat de laptop aan de vrouw wordt toebedeeld tegen vergoeding van de helft van de waarde op moment van verdeling. De rechtbank schat de huidige waarde van de laptop op € 250,-, zodat de vrouw een bedrag van € 125,- aan de man dient te vergoeden.
2.9.20.De rechtbank stelt vast dat door de man onbetwist is gesteld dat de TV uit 2015 dateert en door hem is aangeschaft. De TV behoort derhalve toe aan de man.
2.9.21.De rechtbank is gebleken dat de kinderwagen door de vrouw is aangeschaft na de peildatum, zodat deze aan haar toebehoort.
TV-kast, oven, wasmachine, slaapkamermeubels, Maxi-Cosi, babybed met kast, personenweegschaal en Playstation
2.9.22.De rechtbank stelt vast dat van deze inboedelgoederen niet is gebleken aan wie zij toebehoren. De rechtbank zal bepalen dat de Maxi-Cosi, het babybed met kast, de personenweegschaal en de Playstation worden toebedeeld aan de vrouw. De TV-kast, de oven, de wasmachine en de slaapkamermeubels worden toebedeeld aan de man. Bij gebrek aan gegevens over de huidige waarde van deze goederen, zal geen verrekening plaatsvinden.
Ad.d schulden Belastingdienst
2.9.23.De man wenst dat de vrouw hem een bedrag voldoet van € 965,-, zijnde de helft van de schulden hij aflost bij de belastingdienst.
2.9.24.De vrouw is van oordeel dat de man geheel draagplichtig is voor deze schulden.
2.9.25.Gebleken is dat sprake is van een viertal belastingschulden: een schuld uit hoofde van teveel ontvangen huurtoeslag, een tweetal schulden uit hoofde van teveel ontvangen kindertoeslag/kindgebonden budget, een schuld uit hoofde van teveel ontvangen zorgtoeslag.
2.9.26.De rechtbank stelt vast dat de schuld van € 722,- uit hoofde van teveel ontvangen huurtoeslag, de schuld van € 140,- uit hoofde van teveel ontvangen kindertoeslag/kindgebonden budget en de schuld van € 300,- uit hoofde van teveel ontvangen zorgtoeslag zien op het tijdvak 2019 en aldus voor het huwelijk zijn ontstaan. Nu het gaat om voorhuwelijkse schulden op naam van de man vallen deze schulden buiten de beperkte ontbonden gemeenschap. Dit betekent dat de man geheel draagplichtig is voor deze schulden.
2.9.27.De schuld van € 200,-, oorspronkelijk € 394,-, uit hoofde van teveel ontvangen kindertoeslag/kindgebonden budget ziet op het tijdvak 2020. Nu partijen op [datum] zijn getrouwd, kunnen in principe tien maanden van deze schuld worden toegerekend aan het huwelijk, ofwel een bedrag van € 328,- (zijnde: 394 : 12 x 10), zodat de vrouw draagplichtig zou zijn voor de helft van dit bedrag. Gelet echter op het feit dat bij de berekening van de draagkracht van de man ten behoeve van de kinderbijdrage rekening is gehouden met het feit dat de man de aflossing op alle vier de schulden voor zijn rekening neemt, zal de rechtbank bepalen dat de man ook voor deze schuld geheel draagplichtig is.
Ad. e schulden bij [naam]
2.9.28.De vrouw meent dat de man haar een bedrag van € 351,70 dient te voldoen uit hoofde van haar aflossing op de schulden bij [naam] .
2.9.29.De man heeft hiertegen verweer gevoerd.
2.9.30.Gebleken is dat sprake was van een tweetal schulden bij [naam] : een schuld van
€ 195,20 over de periode 1 maart 2020 tot 1 juli 2020 en een schuld van € 156,20 over de periode 1 juli 2020 tot 1 augustus 2020. Nu deze schulden zijn ontstaan tijdens het huwelijk, zijn partijen beiden draagplichtig voor deze schulden. Gebleken is dat de vrouw beide schulden inmiddels met behulp van een betalingsregeling heeft afgelost. Dit maakt dat de man nog de helft van deze schulden aan de vrouw dient te voldoen, te weten een bedrag van € 175,85.