ECLI:NL:RBNHO:2021:6876

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
9093121
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling einddeclaratie en bindend advies geschillencommissie

In deze zaak vordert eiseres, h.o.d.n. [bedrijfsnaam], betaling van een einddeclaratie van € 2.106,40 van gedaagde, die de betaling weigert op grond van een klacht over de dienstverlening van eiseres. De geschillencommissie heeft de klacht van gedaagde in een bindend adviesprocedure afgewezen, waarop eiseres haar vordering baseert. Gedaagde stelt dat eiseres haar werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd en dat de geschillencommissie niet over de facturatie heeft geoordeeld. De kantonrechter oordeelt dat de geschillencommissie in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen en dat gedaagde gebonden is aan het bindend advies. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en legt de proceskosten bij gedaagde. De tegenvordering van gedaagde wordt afgewezen, omdat deze niet tegen eiseres kan worden ingesteld en omdat de kantonrechter geen gebreken in de totstandkoming van het bindend advies heeft vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9093121 \ CV EXPL 21-1451
Uitspraakdatum: 25 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: K.W.A. van der Meer
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
Samenvatting van de zaak en het vonnis
Deze zaak gaat over werkzaamheden die [eiseres] voor [gedaagde] heeft uitgevoerd en waarvoor zij een einddeclaratie heeft verstuurd aan [gedaagde] . In deze procedure vordert [eiseres] betaling daarvan. [gedaagde] vindt dat hij deze declaratie niet hoeft te betalen omdat [eiseres] haar werk niet goed heeft gedaan en heeft daarom een klacht ingediend. De geschillencommissie heeft de klacht in een bindend adviesprocedure afgewezen. De kantonrechter oordeelt in deze procedure dat de geschillencommissie heeft voldaan aan de eisen van een goede procesorde en ook in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen. [gedaagde] moet dan ook de declaratie betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 9 maart 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. [gedaagde] heeft op 11 mei 2021 een nadere schriftelijke reactie gegeven op de vordering van [eiseres] , zijn tegenvordering gewijzigd en stukken toegezonden. [eiseres] heeft vervolgens nog schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering.
1.2.
Op 28 juni 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] per e-mails van 24 juni en 28 juni 2021 nog een reactie gegeven en stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] juridische werkzaamheden verricht in verband met de echtscheiding van [gedaagde] . [eiseres] heeft [gedaagde] in dat kader bijgestaan als advocaat.
2.2.
[eiseres] heeft op 13 maart 2020 een concept verweerschrift opgesteld. Partijen hebben naar aanleiding daarvan via de e-mail overleg gehad over de inhoud van het concept verweerschrift.
2.3.
Op 26 maart 2020 hebben partijen elkaar gesproken. Naar aanleiding van dit gesprek heeft [eiseres] per e-mail van 26 maart 2020 om 13:00 uur aan [gedaagde] laten weten dat zij voor wat betreft de invaliditeitsuitkering nog naar het inkomensbegrip heeft gekeken en dat deze uitkering onder het inkomensbegrip valt. Dat geldt ook voor de ontslagvergoeding.
2.4.
[gedaagde] heeft op 27 maart 2020 de opdracht beëindigd en verzocht het dossier over te dragen aan zijn nieuwe gemachtigde.
2.5.
Op 30 maart 2020 heeft [eiseres] de einddeclaratie van € 2.093,30 naar [gedaagde] verzonden. Van dit bedrag heeft [gedaagde] € 290,00 voldaan.
2.6.
[gedaagde] heeft een klacht ingediend over de dienstverlening van [eiseres] . De klacht is conform de algemene voorwaarden van [eiseres] eerst behandeld via een interne klachtenregeling. [gedaagde] heeft vervolgens op 27 april 2020 de klacht ingediend bij de Geschillencommissie Advocatuur (hierna: de geschillencommissie).
2.7.
De klacht van [gedaagde] hield in dat de verleende dienstverlening van [eiseres] zodanig ondermaats was dat hij deze moest beëindigen. [eiseres] heeft slechts haar standpunt naar voren willen brengen. Ook heeft [eiseres] meerdere keren de e-mail alleen naar het privéadres verstuurd, terwijl zij wist of kon weten dat [gedaagde] de e-mail daardoor niet tijdig kon lezen.
2.8.
De behandeling van de klacht heeft op 19 oktober 2020 plaatsgevonden, waarna de geschillencommissie op 14 december 2020 uitspraak heeft gedaan en de klacht van [gedaagde] niet gegrond heeft verklaard.
2.9.
In de echtscheidingszaak tussen [gedaagde] en zijn ex-echtgenote heeft de rechtbank Noord-Nederland op 30 april 2021 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde] onvoldoende heeft aangetoond dat het invaliditeitspensioen een schadevergoeding of smartengeld is; over het invaliditeitspensioen wordt loonheffing geheven en valt dan ook onder het begrip inkomsten uit arbeid, zodat dit tussen partijen moet worden verrekend. Ook de ontslagvergoeding maakt onderdeel uit van het overgespaard inkomen en moet daarom worden verrekend. Verder heeft [gedaagde] niet aangetoond dat de schenkingen van de moeder van zijn ex-echtgenote aan hem zijn gedaan. Wel behoort het saldo van het verzekerd spaarplan tot het privévermogen van [gedaagde] en valt dit buiten de verrekening.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.106,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.803,30.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichting uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Van de einddeclaratie is € 1.803,90 nog niet betaald. [gedaagde] is in verzuim met betaling van dat bedrag, zodat hij ook wettelijke rente is verschuldigd, die tot 9 maart 2021 € 32,60 bedraagt. [eiseres] maakt verder aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 270,50.
3.3.
[eiseres] betwist dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Hierover heeft de geschillencommissie geoordeeld dat de klacht van [gedaagde] ongegrond is. [gedaagde] heeft dan ook geen grond de factuur niet te betalen. In deze procedure is slechts plaats voor een marginale toetsing van de bindend adviesprocedure. Dat het bedrag van de factuur dat in depot was gestort bij de geschillencommissie is teruggestort maakt niet dat [gedaagde] de factuur niet is verschuldigd. Het bedrag is teruggestort, omdat [eiseres] geen tegenvordering tot betaling van dat bedrag in die procedure had ingediend.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert samengevat aan dat niet is geoordeeld door de geschillencommissie over de facturatie en dat juist daarmee – na een aantal onplezierige opmerkingen van [eiseres] – het conflict ontvlamde. [eiseres] heeft haar werkzaamheden niet goed gedaan. Zij heeft met ondermaatse argumenten de verdediging gefrustreerd en de inhoud van het verweerschrift gemanipuleerd. Ook was door haar handelen correctie van het verweerschrift bijna niet meer mogelijk. [eiseres] heeft dan ook niet in het belang van [gedaagde] gehandeld. Als zij dat wel had gedaan was een verweerschrift ontstaan zoals die van de nieuwe advocaat van [gedaagde] . [eiseres] wilde onder andere niet in het verweerschrift opnemen dat het invaliditeitspensioen op grond van de huwelijkse voorwaarden is uitgesloten, omdat dit volgens haar inkomen uit arbeid is. [eiseres] heeft dit echter niet dan wel summier onderbouwd en dit standpunt van [eiseres] is onjuist. Omdat [eiseres] het belang van [gedaagde] niet wilde behartigen, heeft [gedaagde] de opdracht enkele dagen voordat het verweerschrift bij de rechtbank moest zijn ingediend beëindigd. Aanvankelijk was de factuur niet een probleem, maar met de opmerking van [eiseres] dat zij het dossier pas zou overdragen na betaling en de eindafrekening maandag zal worden verstuurd is een grens overschreden. Het verweerschrift moest immers de dag erna, op dinsdag, zijn ingediend bij de rechtbank.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter:
bepaalt dat [xx] werkzaam voor de gemachtigde van [eiseres] nooit meer de titel van jurist mag gebruiken.
de gemachtigde van [eiseres] veroordeelt tot betaling van een vergoeding voor immateriële schade van € 1.500,00 en voor administratieve inspanningen van
€ 5.000,00;
[eiseres] veroordeelt tot terugbetaling van de aanbetaling op de einddeclaratie van
€ 290,00;
de uitspraak van de geschillencommissie vernietigt en de klacht van [gedaagde] alsnog gegrond verklaart, zodat de betalingsverplichting vervalt.
4.3.
[eiseres] betwist de tegenvordering.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde] de einddeclaratie aan [eiseres] is verschuldigd. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiseres] de opdracht niet heeft uitgevoerd. [eiseres] heeft dit weersproken en erop gewezen dat hierover in een bindend adviesprocedure al een beslissing is genomen.
5.2.
Een beslissing van een derde – in dit geval het bindend advies van de geschillencommissie van 14 december 2020 – kan worden vernietigd indien gebondenheid daaraan in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 7:904 lid 1 BW). Gebondenheid van partijen aan een bindend advies is dan ook de regel en strijd met de redelijkheid en billijkheid vormt een uitzondering. Daarbij dient te gelden dat enkel ernstige gebreken in de beslissing aanleiding kunnen vormen tot vernietiging. De eisen, gesteld aan de wijze van tot stand komen, dienen te bewerkstelligen dat het bindend advies wordt gegeven met een redelijke en billijke inhoud. In dit kader is van belang of een eventueel totstandkomingsgebrek in het bindend advies een voor [gedaagde] nadelige invloed op de inhoud van de beslissing heeft gehad. Of een gebrek in de totstandkomingsfase gebondenheid aan de beslissing onaanvaardbaar maakt, wordt marginaal getoetst. Dat geldt ook voor de inhoud van de beslissing. Deze is slechts dan aantastbaar indien de geschillencommissie, alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, in redelijkheid niet tot de beslissing heeft kunnen komen.
5.3.
Wat betreft de totstandkoming van de beslissing heeft [gedaagde] alleen gesteld dat de procedure wat rommelig was en dat zijn onderbouwing van de klacht bij een mondelinge behandeling beter uit de verf was gekomen. Aan [gedaagde] was echter de mogelijkheid van een mondelinge behandeling geboden. De kantonrechter stelt vast dat beide partijen door de geschillencommissie voldoende in de gelegenheid zijn gesteld om hun standpunten kenbaar te maken en te onderbouwen. Van strijd met fundamentele beginselen van procesrecht of andere ernstige gebreken bij de totstandkoming van de beslissing is niet gebleken.
5.4.
[gedaagde] voert aan dat hij zich niet kan verenigen met de motivering van de geschillencommissie. De commissie heeft zijn klacht niet begrepen door te overwegen dat [gedaagde] [eiseres] niet de kans had gegeven het definitieve verweerschrift in te dienen en daarmee ook het oordeel van de rechter af te wachten. Het probleem is volgens [gedaagde] juist dat [eiseres] in het verweerschrift het standpunt van [gedaagde] over de schenking van de schoonmoeder aan [gedaagde] , het invaliditeitspensioen, de ontslagvergoeding en de opbrengst van het verzekerd spaarplan niet wilde opnemen, zodat de rechter daarover ook geen uitspraak had kunnen doen.
5.5.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet dat de geschillencommissie zijn klacht niet heeft begrepen. De geschillencommissie heeft geoordeeld dat [gedaagde] [eiseres] niet de kans heeft gegeven een definitief verweerschrift in te dienen en daarmee een oordeel van de rechter af te wachten. Dat is juist, [gedaagde] heeft immers de discussie die partijen hadden kunnen voeren afgebroken door de opdracht te beëindigen. Zoals [eiseres] ook tijdens de zitting heeft verklaard heeft zij weliswaar aan [gedaagde] laten weten dat het invaliditeitspensioen onder het inkomen valt en niet kan worden uitgesloten, maar dat daarmee niet is gezegd dat zij dit niet wilde opnemen in het verweerschrift. Aan de stelling van [gedaagde] dat voor een gesprek geen tijd meer was gaat de kantonrechter voorbij. Er resteerden nog twee werkdagen voordat het verweerschrift moest zijn ingediend.
5.6.
De geschillencommissie heeft verder de juiste maatstaf in haar beoordeling gehanteerd, namelijk die van redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat. Met de geschillencommissie constateert de kantonrechter dat [eiseres] haar standpunt over het invaliditeitspensioen heeft gemotiveerd en dit meerdere keren aan [gedaagde] heeft proberen uit te leggen. Het standpunt van [eiseres] is gelet op de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland verdedigbaar. De geschillencommissie is verder ook ingegaan op de stelling van [gedaagde] dat hij door de handelwijze van [eiseres] voor het blok werd gezet. Daarover heeft de geschillencommissie geoordeeld dat dit niet is gebleken. Ook is de geschillencommissie ingegaan op zijn klacht dat [eiseres] ten onrechte de e-mail alleen naar zijn privéadres heeft verstuurd. Voor het overige heeft de geschillencommissie geoordeeld dat eventuele andere verwijten niet voldoende zijn onderbouwd door [gedaagde] . Dat de geschillencommissie niet alle punten die [gedaagde] heeft ingebracht apart heeft gemotiveerd, maakt niet dat zij deze niet in haar oordeel heeft betrokken. Bovendien geld ook voor de andere punten die volgens [gedaagde] ten onrechte niet in het verweerschrift zijn vermeld dat daarover net als over het invaliditeitspensioen een gesprek had kunnen worden gevoerd en dat dit gesprek niet heeft plaatsgevonden. De kantonrechter is van oordeel dat de geschillencommissie haar beslissing voldoende heeft gemotiveerd en in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen.
5.7.
[gedaagde] heeft ten slotte aangevoerd dat de geschillencommissie niet inhoudelijk over de einddeclaratie heeft geoordeeld. De geschillencommissie heeft inderdaad geen oordeel gegeven over het uurtarief en de uren waarop de einddeclaratie is gebaseerd. Daarover ging de klacht van [gedaagde] ook niet. Wel heeft de geschillencommissie het werk van [eiseres] beoordeeld en vormt dat werk de grondslag voor de einddeclaratie van [eiseres] . Voor zover [gedaagde] de uren en het uurtarief van [eiseres] in deze procedure heeft weersproken, heeft hij dit niet toegelicht en met stukken onderbouwd en wordt daaraan voorbij gegaan.
5.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal toewijzen. Omdat [gedaagde] in verzuim is met betaling daarvan, is hij wettelijke rente verschuldigd. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar.
5.9.
[eiseres] maakt verder aanspraak op een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. Weliswaar heeft [eiseres] gesteld dat de brief dateert van 9 januari 2021 en op die dag is verstuurd en is de brief gedateerd op 19 januari 2021, maar de kantonrechter begrijpt dat dit een verschrijving is en is bedoeld dat de brief op 19 januari 2021 is gedateerd en verzonden.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.
5.11.
[gedaagde] wordt ook veroordeeld tot betaling van € 93,50 aan gevorderde nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt.
de tegenvordering
5.12.
Omdat de gemachtigde van [eiseres] geen partij is in deze procedure, zullen de onder i en ii vermelde tegenvorderingen worden afgewezen. [gedaagde] heeft deze tegenvorderingen ingediend tegen de gemachtigde van [eiseres] . Een gedaagde partij in een procedure, in dit geval [gedaagde] , kan echter alleen een tegenvordering instellen tegen de eisende partij ( [eiseres] ).
5.13.
[gedaagde] vordert verder bij wijze van tegenvordering dat [eiseres] de door hem gedane aanbetaling terugbetaalt. Volgens [gedaagde] ontbreekt voor deze aanbetaling een grondslag en heeft hij gedwaald. De kantonrechter volgt [gedaagde] hierin niet. Hiervoor is geoordeeld dat [gedaagde] de factuur van [eiseres] moet betalen. De deelbetaling van € 290,00 is dan ook niet zonder grondslag betaald.
5.14.
Ook de gevorderde vernietiging van de uitspraak in de bindend adviesprocedure zal worden afgewezen. De kantonrechter is immers tot het oordeel gekomen dat er geen gebreken zijn in de totstandkoming van de beslissing en dat de geschillencommissie de beslissing in redelijkheid heeft kunnen nemen.
5.15.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Vanwege de samenhang tussen de vordering en de tegenvordering worden de proceskosten op nihil begroot.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 2.106,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.803,30 vanaf 9 maart 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 87,61
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 374,00 ;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 93,50 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
6.6.
wijst de vordering af;
6.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiseres] worden vastgesteld op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter