ECLI:NL:RBNHO:2021:6863

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
C/15/318250 / HA RK 21/135
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijke ongegrond verklaring wrakingsverzoek tegen rechter in verkeerszaak

Op 16 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de wrakingskamer, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker, ingediend op 2 juli 2021. Het verzoek was gericht tegen mr. I.H. Lips, de rechter die betrokken was bij een verkeerszaak waarin verzoeker was verschenen. Verzoeker had een klacht ingediend, die door de griffie als wrakingsverzoek werd beoordeeld, omdat hij meende dat de rechter niet onafhankelijk was en niet naar zijn argumenten wilde luisteren. Verzoeker stelde dat de rechter al voorafgaand aan de zitting een besluit had genomen en dat hij niet de kans kreeg om zijn standpunten naar voren te brengen. Hij uitte beschuldigingen van fraude en misleiding tegen de rechter en stelde dat de rechter niet op de hoogte was van belangrijke feiten met betrekking tot de zaak.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de inhoud van de brief van verzoeker evident niet kan leiden tot een gegrond wrakingsverzoek. De wrakingskamer heeft daarom besloten het verzoek als kennelijk ongegrond af te wijzen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen om een gewaarmerkt afschrift van de beslissing aan verzoeker toe te zenden. De zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op 6 juli 2021, met een onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan de voorzitter van de rechtbank Noord-Holland, afdeling Handel, Kanton & Bewind.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/318250 / HA RK 21/135
Beslissing van 16 juli 2021
op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. I.H. Lips,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft bij brief gedateerd 2 juli 2021, bij de rechtbank ingekomen op 6 juli 2021, schriftelijk een klacht ingediend, die door de griffie van het kantongerecht als wrakingsverzoek is beoordeeld.
De klacht is gericht tegen de rechter in de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton & Bewind, locatie Alkmaar aanhangige zaak met als zaaknummer ALK 9212705 WM VERZ 21-169 (Wet Mulder-zaak), hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek door de wrakingskamer.

2.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft in zijn brief van 2 juli 2021 het volgende opgenomen:
“N.a.v. de zitting van 02-07-2021 om 9.30 uur is meteen in het begin duidelijk geworden dat u al van te voren een besluit heeft genomen en mocht ik niet uitspreken wat ik wilde. Dien dan ook een KLACHT in wegens de zeer onzuiverige houding van uw zijde, te weten:
- Tijdens de zitting mocht de griffier niet alles opschrijven van u omdat bepaalde zaken niet mochten genoemd worden dan wel belangrijke informatie mocht niet op papier komen.
- U wilde niets weten en u wilde niet weten dat [naam 1] bij de geboorte is verwisseld. De nageboorte dus de placenta wordt geregistreerd en vanaf 1666 wordt dit al gedaan. Als een baby 3 dagen oud is moet de ouders aangifte doen van de geboorte van de baby. Dan wordt niet de baby als levende baby geregistreerd maar de nageboorte van de baby. De kantonrechter is hier volledig van op de hoogte maar negeert dit van alle kanten.
- U wist dat een levende mens [naam 1] voor u zat maar de zaak ging over [naam 2] een fysieke persoon welke dus niet bestaat. Tevens heb ik diverse malen duidelijk aangegeven dat namen in hoofdletters niet bestaat voor het bedrijf De Staat der Nederlanden NV.
- Tevens heb ik aangegeven heel duidelijk dat de griffier is de Trustee en dat [naam 1] is de Benificiary is en dat u de Executor was en dit heeft u niet tegengesproken en dus mocht ik er dus van uit gaan dat dit juist was en is.
- Mocht op geen enkele wijze vragen stellen.

(…)

- U heeft doelbewust de syntax taalgebruik niet toegepast wat een rechter behoord te doen in een zitting.
- Tevens moet u altijd als zuivere rechter in het hier en nu aanwezig zijn wat u beslist vandaag niet was.
- U gaf de tegenpartij continu gelijk wat een rechter niet mag doen of behoord te doen.
- Tijdens de gehele zitting gaf u met uw houding continu aan dat alles al was besloten door u als rechter.
- Enz.
Met andere woorden u als rechter had direct de zitting moeten sluiten daar deze zaak ging over de fictieve persoon [naam 2] die volgens de bedrijven overheid en de rechtbank niet bestaat maar u ging gewoon door.
U weet dat de staat der nederlanden een bedrijf is en kortom alle overheidsinstellingen zijn bedrijven en dient dus een contract aanwezig te zijn tussen alle partijen met een natte handtekening maar volgens u hoeft er geen contracten aanwezig te zijn en mag iedereen zomaar een factuur sturen naar iedereen en dus moet je als rechter zeer onzuiver zijn.
Kortom ik dien een KLACHT in omdat u de kantonrechter I.H. Lips doelbewust fraude, oplichting, misleiding, niet onafhankelijk was, doelbewust niet naar feiten wilde luisteren, enz. en daarom hou ik u persoonlijk aansprakelijk en verantwoordelijk enz. en de schade zal ik op u verhalen.”

3.De beoordeling

3.1.
Op 2 juli 2021 is verzoeker verschenen voor de rechter in verband met een opgelegde administratieve sanctie wegens een verkeersovertreding (overschrijding maximum snelheid met 14 km/uur). Kennelijk kort nadat de zitting was geëindigd, heeft verzoeker de hiervoor gedeeltelijk geciteerde brief geschreven.
3.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat de inhoud van deze brief evident niet kan leiden tot een gegrond wrakingsverzoek. Het verzoek zal daarom als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond,
4.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
4.3.
bepaalt dat de zaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op 6 juli 2021 en beveelt daartoe de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan de voorzitter van de rechtbank Noord-Holland, afdeling Handel, Kanton & Bewind.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, mr. W.C. Oosterbroek en mr. S. Jongeling, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Bruijn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2021.
griffier voorzitter
de griffier is buiten staat om
deze beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.