ECLI:NL:RBNHO:2021:6845

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
9136713
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst bedrijfsruimte

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Ultee Bouw & Management B.V. betaling van een huurachterstand van de gedaagde, die een bedrijfsruimte huurt. De kantonrechter heeft op 28 juli 2021 uitspraak gedaan. De huurder heeft de huur niet volledig betaald, wat heeft geleid tot een vordering van Ultee tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter oordeelt dat de huurder inderdaad een huurachterstand heeft en wijst de verminderde vordering van Ultee toe. De gedaagde is niet verschenen op de zitting, waardoor de kantonrechter de huurachterstand als niet betwist beschouwt. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst ingetrokken, maar de vordering tot betaling van de huurachterstand en de buitengerechtelijke incassokosten zijn toegewezen. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 3.207,08, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten komen voor rekening van de gedaagde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9136713 \ CV EXPL 21-1872 (WT)
Uitspraakdatum: 28 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ultee Bouw & Management B.V.
gevestigd te Rotterdam
eiseres
verder te noemen: Ultee
gemachtigde: R.A.M. Vismans, gerechtsdeurwaarder
tegen
[gedaagde] ,handelend onder de naam
[bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
Samenvatting van de zaak en de uitspraak
Het gaat in deze zaak om de vraag of de huurder van een bedrijfsruimte een huurachterstand heeft en deze nog moet betalen. De kantonrechter oordeelt dat dit inderdaad het geval is. De verhuurder heeft haar vordering ter zitting verminderd. De kantonrechter wijst de verminderde vordering toe.

1.Het procesverloop

1.1.
Ultee heeft bij dagvaarding van 30 maart 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Op 12 juli 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Ultee is verschenen bij haar gemachtigde J.P. Jansen namens R.A.M. Vismans. [gedaagde] is - ondanks juiste oproeping en zonder bericht - niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat de gemachtigde van Ultee ter toelichting van haar standpunten naar voren heeft gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft de gemachtigde van Ultee bij brief van 2 juli 2021 nog een actueel overzicht van de huurachterstand toegezonden met een kopie aan de wederpartij.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Ultee een bedrijfsruimte aan de [adres] . Het gaat om een Huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW (ROZ-model van 15 augustus 2008). De huur bedraagt nu € 1.817,07 per maand.
2.2.
[gedaagde] heeft de huur niet volledig betaald.

3.De vordering

3.1.
Ultee vordert bij dagvaarding ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 8.876,33. Dit bedrag is opgebouwd uit een huurachterstand tot en met maart 2021 van € 8.113,58, een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 572,94 en een bedrag aan rente tot aan dagvaarding van € 189,81. Ook vordert Ultee een bedrag van € 1.817,07 voor iedere maand vanaf april 2021 zolang [gedaagde] het gehuurde nog in het bezit zal houden. Verder vordert Ultee wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Ultee legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij met [gedaagde] een huurovereenkomst heeft gesloten op grond waarvan [gedaagde] huur moet betalen. Ondanks herhaalde aanmaning weigert [gedaagde] de volledige huurachterstand te betalen. Ultee heeft haar incassogemachtigde moeten inschakelen om betaling van [gedaagde] te verkrijgen. Daarom moet [gedaagde] ook buitengerechtelijke incassokosten betalen.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Hij voert aan – samengevat – dat de bij dagvaarding gevorderde huurachterstand niet klopt. [gedaagde] heeft meer betalingen gedaan dan in het overzicht bij dagvaarding staat vermeld. Als bewijs van zijn betalingen legt [gedaagde] betaalbewijzen over. Volgens [gedaagde] staan er hooguit nog twee maanden huur open.

5.De beoordeling

5.1.
Uit het door Ultee voor de zitting overgelegde actuele overzicht van de huurbetalingen van [gedaagde] blijkt dat per juli 2021 een huurachterstand resteert van € 2.634,14. Ultee heeft ter zitting haar vordering verminderd tot dit bedrag en de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde ingetrokken.
5.2.
[gedaagde] is niet ter zitting verschenen. In dit verband verbindt de kantonrechter aan het niet verschijnen van [gedaagde] de gevolgtrekking dat hij de huurachterstand, zoals in het actuele overzicht weergegeven en van welk overzicht hem een kopie is toegestuurd, niet betwist. De verminderde vordering van Ultee zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van dagvaarding (30 maart 2021). Omdat Ultee de vordering ten aanzien van de wettelijke rente niet heeft gespecificeerd, kan niet worden vastgesteld dat [gedaagde] de rente eerder dan die datum verschuldigd is.
5.3.
Ultee maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 BW is voldaan. Daarmee is de vergoeding verschuldigd. Uit de overgelegde stukken en de toelichting die namens Ultee ter zitting is gegeven blijkt dat op het moment van eerste aanschrijving (18 januari 2021) sprake was van een huurachterstand van € 4.479,44. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke incassokosten daarom toewijzen tot een bedrag van € 572,94 zoals door Ultee gevorderd.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen als volgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Ultee van € 3.207,08, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.634,14 vanaf 30 maart 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Ultee tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 92,47
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 498,00 ;
vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter