ECLI:NL:RBNHO:2021:6842

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
9219947 \ CV EXPL 21-3303
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande declaraties in een incasso-huurzaak

In deze zaak heeft Incasso Federatie Nederland B.V. (IFN) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die erkent dat zij de vordering niet kan betalen. De kantonrechter heeft op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. IFN heeft bij dagvaarding van 6 mei 2021 de gedaagde aangeklaagd voor het niet betalen van twee declaraties, die voortvloeien uit een 'No Cure No Pay' overeenkomst. De gedaagde heeft wel een deel van de openstaande bedragen betaald, maar kan momenteel niet het resterende bedrag voldoen vanwege een verwachte erfenis uit Duitsland.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in verzuim is geraakt en dat IFN recht heeft op betaling van de hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft het verweer van de gedaagde, dat rekening gehouden moet worden met haar financiële situatie, verworpen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat IFN voldoende betalingstermijnen heeft gegeven en dat er geen wettelijke basis is voor het opleggen van een betalingsregeling.

De vordering van IFN is toegewezen, en de gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 3.102,12, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9219947 \ CV EXPL 21-3303
Uitspraakdatum: 11 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Incasso Federatie Nederland B.V.
gevestigd te Haarlem
eiseres
verder te noemen: IFN
gemachtigde: Incasso Federatie Nederland B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]

1.Het procesverloop

1.1.
IFN heeft bij dagvaarding van 6 mei 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
IFN heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
IFN heeft in een incasso-huurzaak werkzaamheden voor [gedaagde] verricht en een gerechtelijke procedure tegen een ex-huurder van [gedaagde] gevoerd. IFN en [gedaagde] hebben een ‘No Cure No Pay’ overeenkomst gesloten.
2.2.
Op 9 maart 2021 heeft IFN (tussentijds en na aftrek van voldane voorschotten) € 2.936,67 aan [gedaagde] gedeclareerd. Op 15 maart 2021 heeft IFN nog € 217,80 aan [gedaagde] gedeclareerd. Op beide declaraties staat het verzoek om binnen 14 dagen te betalen. [gedaagde] heeft niet betaald.
2.3.
Ten aanzien van de declaratie van 9 maart 2021 heeft IFN op 24 maart 2021 een ingebrekestelling gestuurd en [gedaagde] een betalingstermijn van 3 dagen gegeven. Bij brief van 31 maart 2021 heeft IFN [gedaagde] verzocht om beide openstaande declaraties binnen drie dagen te voldoen.
2.4.
Bij ingebrekestelling van 7 april 2021 heeft IFN [gedaagde] gesommeerd om binnen veertien dagen na ontvangst van de brief zorg te dragen voor de betaling van beide declaraties, onder aanzegging van de incassokosten en rente.
2.5.
Op 8 april 2021 heeft IFN [gedaagde] een restant sommatie gestuurd in verband met een deelbetaling van € 500,- door [gedaagde] . IFN heeft [gedaagde] gesommeerd het restant van € 2.654,47 uiterlijk 23 april 2021 aan IFN te voldoen.

3.De vordering

3.1.
IFN vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 3.102,12. Dat bedrag bestaat uit de hoofdsom van € 3.154,47, de wettelijke rente van € 7,20 en buitengerechtelijke incassokosten van € 440,45, verminderd met de deelbetaling van € 500,-. Daarnaast vordert IFN dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding en de proceskosten.
3.2.
IFN legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat sprake is van een overeenkomst van opdracht en dat IFN aan haar verplichtingen heeft voldaan. [gedaagde] heeft nagelaten aan haar verplichting, namelijk betaling van de declaraties, te voldoen en is in verzuim geraakt op 23 april 2021.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Zij voert aan – samengevat – dat zij al een groot deel aan IFN heeft betaald. Zij kan IFN betalen, maar kan op dit moment niet bij haar geld omdat zij moet wachten tot de uitbetaling van haar erfenis uit Duitsland. Het is voor [gedaagde] een lastige situatie waar IFN rekening mee moet houden.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van de (restanten van) de declaraties en of zij moet worden veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
5.2.
De kantonrechter begrijpt uit het antwoord van [gedaagde] dat zij de verschuldigdheid van de hoofdsom erkent. Voor zover zij dit betwist, althans meent dat zij al een deel van de (nog openstaande) vordering heeft betaald, wordt dit als onvoldoende gemotiveerd buiten beschouwing gelaten. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van de hoofdsom.
5.3.
[gedaagde] vindt dat IFN rekening had moeten houden met haar situatie aangezien zij momenteel niet, maar over ongeveer een half jaar wel kan betalen. Zij wil daarom geen bijkomende kosten – de kantonrechter begrijpt: rente en incassokosten – betalen. De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij. IFN heeft [gedaagde] diverse betalingstermijnen gegeven en is niet verplicht [gedaagde] (verdere) uitstel van betaling te geven. De wet geeft ook de kantonrechter niet de mogelijkheid om een betalingsregeling op te leggen of om uitstel van betaling te geven. De wettelijke rente zal dan ook worden toegewezen.
5.4.
[gedaagde] is in verzuim en IFN vordert buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. IFN heeft aan [gedaagde] op 7 april 2021 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van IFN zal toewijzen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan IFN van € 3.102,12, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 mei 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van IFN tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 89,37
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 436,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter