In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van een werkneemster om de opzegging van haar arbeidsovereenkomst te vernietigen. De werkneemster, die sinds 24 september 2019 in dienst was bij de werkgever, had een verzoek ingediend omdat zij van mening was dat de opzegging niet rechtsgeldig was. De werkgever had de arbeidsovereenkomst opgezegd zonder toestemming van het UWV, terwijl de werkneemster zich in een situatie bevond die onder de ketenregeling van artikel 7:668a BW viel. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een payrollovereenkomst, waarbij de werkgever niet voldeed aan de allocatiefunctie en exclusiviteit, wat leidde tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was. De opzegging werd vernietigd, en de werkneemster kreeg recht op doorbetaling van haar loon, vakantiegeld en emolumenten vanaf 1 maart 2021. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot betaling van wettelijke verhogingen, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten kwamen voor rekening van de werkgever, die ook werd verplicht om binnen tien dagen na betekening van de beschikking deugdelijke specificaties te verstrekken, onder verbeurte van een dwangsom.