ECLI:NL:RBNHO:2021:6840

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
9257964 \ AO VERZ 21-61
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van eenzijdige opzegging van een payrollovereenkomst en recht op loon

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van een werkneemster om de opzegging van haar arbeidsovereenkomst te vernietigen. De werkneemster, die sinds 24 september 2019 in dienst was bij de werkgever, had een verzoek ingediend omdat zij van mening was dat de opzegging niet rechtsgeldig was. De werkgever had de arbeidsovereenkomst opgezegd zonder toestemming van het UWV, terwijl de werkneemster zich in een situatie bevond die onder de ketenregeling van artikel 7:668a BW viel. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een payrollovereenkomst, waarbij de werkgever niet voldeed aan de allocatiefunctie en exclusiviteit, wat leidde tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was. De opzegging werd vernietigd, en de werkneemster kreeg recht op doorbetaling van haar loon, vakantiegeld en emolumenten vanaf 1 maart 2021. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot betaling van wettelijke verhogingen, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten kwamen voor rekening van de werkgever, die ook werd verplicht om binnen tien dagen na betekening van de beschikking deugdelijke specificaties te verstrekken, onder verbeurte van een dwangsom.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9257964 \ AO VERZ 21-61
Uitspraakdatum: 9 augustus 2021
Beschikking in de zaak van:
[werkneemster],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werkneemster]
gemachtigde: mr. T. de Groot
tegen
[werkgever], h.o.d.n. [naam]
gevestigd te [plaats]
verwerende partij
verder te noemen: [werkgever]
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
[werkneemster] heeft een verzoek gedaan om een opzegging te vernietigen en om [werkgever] te veroordelen tot betaling van loon met emolumenten, wettelijke verhoging, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
1.2.
Op 22 juli 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. [werkgever] is op die zitting niet verschenen. Daarna is zitting bepaald op 29 juli 2021. De griffier heeft [werkgever] voor die zitting per aangetekende post opgeroepen. Op 29 juli 2021 is [werkgever] ook niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
[werkneemster] , geboren [in 1982] (38 jaar), is op 24 september 2019 in dienst getreden bij [werkgever] . De laatstelijk overeengekomen arbeidsduur was 43 uur per vier weken, tegen een bruto uurloon van € 11,27 exclusief emolumenten. [werkgever] is bij de Kamer van koophandel ingeschreven als uitzendbureau.
2.2.
Partijen hebben een eerste arbeidsovereenkomst gesloten met ingang van 24 september 2019, voor de duur van 4 weken, eindigend op 15 oktober 2019. Daarna hebben partijen een arbeidsovereenkomst gesloten met ingang van 4 december 2019, voor de duur van 13 weken, eindigend op 3 maart 2020.
2.3.
In de arbeidsovereenkomsten staat dat deze
‘een uitzendovereenkomst, niet zijnde payrollovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW’zijn. Verder staat in de arbeidsovereenkomsten dat [werkneemster] ter beschikking wordt gesteld aan [schoonmaakbedrijf] (hierna: ‘ [schoonmaakbedrijf] ’)
2.4.
Op 8 februari 2021 heeft [werkneemster] zich ziekgemeld en aan [schoonmaakbedrijf] en [werkgever] verteld dat zij zwanger is.
2.5.
[werkneemster] heeft vanaf 1 maart 2021 geen salaris meer ontvangen.
2.6.
Bij brief van 1 april 2021 heeft [werkgever] aan [werkneemster] geschreven:
‘Jouw arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd loopt op 8 april 2021 af. Hierbij delen wij jou mede dat wij jouw dienstverband niet verlengen.’
2.7.
Bij e-mail van 15 april 2021 heeft [werkneemster] aan [werkgever] geschreven dat zij het niet eens is met de opzegging en dat ze beschikbaar is voor werk dan wel re-integratieactiviteiten, voor zover ze daartoe in staat is.
2.8.
Bij brief van 18 mei 2021 heeft de gemachtigde van [werkneemster] [werkgever] verzocht om intrekking van de opzegging en (door)betaling van het (achterstallige) salaris.

3.Het verzoek

3.1.
[werkneemster] verzoekt de kantonrechter om de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen. Verder verzoekt [werkneemster] om [werkgever] te veroordelen tot doorbetaling van loon, vakantiegeld en emolumenten vanaf 1 maart 2021 tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd. Ook verzoekt [werkneemster] om [werkgever] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Ten slotte verzoekt [werkneemster] om [werkgever] te veroordelen tot het overleggen van deugdelijke specificaties binnen tien dagen na betekening van de beschikking, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat [werkgever] in gebreke blijft.
3.2.
Aan de verzoeken legt [werkneemster] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging. In dat kader heeft [werkneemster] het volgende aangevoerd. Volgens [werkneemster] is sprake van een payrollovereenkomst omdat [werkgever] niet heeft voldaan aan de allocatiefunctie en er sprake is van exclusiviteit. Er is niet voldaan aan de allocatiefunctie omdat [werkgever] geen rol heeft gespeeld in het werving- en selectieproces en omdat er geen sprake is van tijdelijke vraag naar arbeid. Verder is sprake van exclusiviteit omdat [werkneemster] ruim 1,5 jaar exclusief voor [schoonmaakbedrijf] heeft gewerkt en uitsluitend [schoonmaakbedrijf] in de arbeidsovereenkomst als opdrachtgever genoemd staat. [werkgever] vervulde slechts een administratieve rol in deze arbeidsrelatie. [schoonmaakbedrijf] heeft [werkgever] opdracht gegeven om de arbeidsovereenkomst te beëindigen.
3.3.
Omdat sprake is van een payrollovereenkomst en geen uitzendovereenkomst is de ketenregeling van 7:668a BW van toepassing. [werkgever] heeft de arbeidsovereenkomst beëindigd tijdens de achtste tijdelijke (stilzwijgend verlengde) arbeidsovereenkomst. Omdat sprake was van meer dan drie elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten is sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De opzegging door [werkgever] is daarom vernietigbaar, de opzegging was bovendien in strijd met de opzegverboden ziekte en zwangerschap.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting is geconstateerd dat [werkgever] is opgeroepen aan het adres dat in het verzoekschrift staat. De aangetekende oproep is bij [werkgever] bezorgd. Nu [werkgever] ook na de aangetekend verstuurde oproep niet is verschenen, zal beschikking worden gegeven.
4.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de opzegging van [werkgever] moet worden vernietigd en of [werkgever] moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.4.
De kantonrechter volgt de stelling van [werkneemster] dat sprake is van een payrollovereenkomst. [werkneemster] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat sprake is van exclusiviteit en dat niet voldaan is aan het vereiste van de allocatiefunctie. De ketenregeling van artikel 7:668a BW is daarom van toepassing. [werkneemster] heeft verder voldoende gesteld en onderbouwd dat partijen meer dan drie (stilzwijgend verlengde) arbeidsovereenkomsten hebben gesloten. Tussen partijen was dan ook sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst kon dan ook slechts met toestemming van het UWV worden opgezegd.
4.5.
Dat betekent dat [werkgever] de arbeidsovereenkomst niet eenzijdig kon opzeggen. Die opzegging is dus niet rechtsgeldig.
4.6.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [werkneemster] om vernietiging van die opzegging worden toegewezen.
4.7.
Nu de opzegging wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [werkneemster] recht op loon. De vordering van [werkneemster] tot loonbetaling zal daarom eveneens worden toegewezen. De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat [werkgever] te laat heeft betaald. Verder wordt ook het verzoek om [werkgever] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten toegewezen.
4.8.
Het verzoek om [werkgever] te veroordelen om binnen tien dagen na betekening van deze beschikking (een) deugdelijke specificatie(s) te verstrekken wordt eveneens toegewezen, met dien verstande dat daaraan een dwangsom verbonden wordt van € 100,- per dag dat [werkgever] in gebreke blijft, met een maximum van € 1.000,-.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van [werkgever] , omdat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [werkgever] . Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [werkneemster] worden vastgesteld op € 720,00. [werkgever] wordt ook veroordeeld tot betaling van de nakosten, voor zover die kosten daadwerkelijk door [werkneemster] worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst;
5.2.
veroordeelt [werkgever] tot betaling aan [werkneemster] van het loon, vakantiegeld en alle overige emolumenten vanaf 1 maart 2021 tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
5.3.
veroordeelt [werkgever] tot betaling aan [werkneemster] van de wettelijke rente over het bedrag waartoe [werkgever] onder 5.2. veroordeeld wordt;
5.4.
veroordeelt [werkgever] tot betaling aan [werkneemster] van de buitengerechtelijk kosten van € 223,75;
5.5.
veroordeelt [werkgever] om binnen tien dagen na betekening van deze beschikking (een) deugdelijke specificatie(s) aan [werkneemster] te verstrekken, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag voor iedere dag dat [werkgever] in gebreke blijft, tot een maximum van € 1.000,-;
5.6.
veroordeelt [werkgever] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werkneemster] tot en met vandaag vaststelt op € 805,00, te weten:
griffierecht € 85,00
salaris gemachtigde € 720,00;
5.7.
veroordeelt [werkgever] tot betaling van de nakosten tot een bedrag van € 120,00, voor zover die kosten daadwerkelijk door [werkneemster] worden gemaakt;
5.8.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. D.P. Ruitinga, kantonrechter en op 9 augustus 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter