ECLI:NL:RBNHO:2021:680

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
15/700117-17 en 15/871943-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en mishandeling van drie vrouwen met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich in 2014 en 2016 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van verkrachting en mishandeling van drie vrouwen. De slachtoffers hadden aanvankelijk ingestemd met seksuele handelingen, maar de verdachte overschreed hun grenzen op gewelddadige wijze. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld en op basis van de verklaringen van de slachtoffers en andere bewijsmiddelen, waaronder WhatsApp-berichten, is de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 67 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, gezien het recidivegevaar van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/700117-17 en 15/871943-16 (ttz gev.) (P)
Uitspraakdatum: 28 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 januari 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De zaken zijn hierna voor de leesbaarheid doorgenummerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.M.H.G. Peters, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R.J. Pardijs, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
15/700117-17:
1.
hij in of omstreeks nacht van 11 op 12 april 2014 te Amsterdam, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 1] , hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [aangeefster 1] gestopt en/of die [aangeefster 1] hem, verdachte, laten pijpen en/of
- zijn penis (zonder condoom) in de vagina en/of de anus van die [aangeefster 1] gebracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- heeft geslagen, met een riem, althans met enig voorwerp, in het gelaat en/of tegen het hoofd en/of tegen de bil(len) en/of elders tegen het lichaam van die [aangeefster 1] en/of
- de polsen en/of enkels van die [aangeefster 1] heeft vastgebonden en/of
- een touw om de nek van die [aangeefster 1] heeft gedaan en die [aangeefster 1] met dat touw aan haar nek omhoog/naar achter heeft getrokken en/of
- die (op de grond knielende) [aangeefster 1] aan haar haren (omhoog) heeft getrokken en/of naar het bed heeft getrokken/gesleurd en/of
- de keel van die [aangeefster 1] heeft dicht gehouden, dan wel die [aangeefster 1] heeft gewurgd (waardoor die [aangeefster 1] haar bewustzijn heeft verloren) en/of
- een of meerdere sigaretten heeft uitgedrukt op de tepel(s) en/of op de bil(len) en/of op de rug en/of elders op het lichaam van die [aangeefster 1] , dan wel die [aangeefster 1] heeft gebrandmerkt met sigaretten op de tepel(s) en/of op de bil(len) en/of op de rug en/of elders op het lichaam en/of
(aldus) voor die [aangeefster 1] een zodanig bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan dat zij zich daar aan niet kon/durfde te onttrekken;
en/of
hij in of omstreeks de nacht van 11 op 12 april 2014 te Amsterdam, althans in Nederland, [aangeefster 1] heeft mishandeld, immers heeft verdachte een en/of meermalen:
- de polsen en/of enkels van die [aangeefster 1] heeft vastgebonden en/of
- de keel van die [aangeefster 1] dicht gehouden, dan wel die [aangeefster 1] gewurgd (waardoor die [aangeefster 1] haar bewustzijn heeft verloren) en/of
- een of meerdere sigaretten uitgedrukt op de tepel(s) en/of op de bil(len) en/of op de rug en/of elders op het lichaam van die [aangeefster 1] , dan wel die [aangeefster 1] gebrandmerkt met sigaretten op de tepel(s) en/of op de bil(len) en/of op de rug en/of elders op haar lichaam,
tengevolge waarvan die [aangeefster 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
15/871943-16:
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 oktober 2016 tot en met 30 oktober 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
(telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [aangeefster 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 2] ,
hebbende verdachte (telkens) een en/of meermalen:
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [aangeefster 2] gestopt en/of die [aangeefster 2] hem, verdachte, laten pijpen en/of
- zijn penis (zonder condoom) in de vagina en/of de anus van die [aangeefster 2] gebracht en/of gemeenschap met die [aangeefster 2] gehad,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of zijn mededader die [aangeefster 2] (telkens) een en/of meermalen:
- heeft/hebben geslagen, al dan niet met een of meerdere tentstok(ken) en/of bamboestok(ken) en/of een riem, althans met enig voorwerp, in het gelaat en/of tegen het hoofd en/of tegen de bil(len) en/of elders tegen het lichaam van die [aangeefster 2] en/of
- de keel heeft/hebben dicht gehouden, dan wel die [aangeefster 2] heeft/hebben gewurgd (al dan niet waardoor die [aangeefster 2] haar bewustzijn heeft verloren)
en/of
- heeft/hebben gedrogeerd door die [aangeefster 2] frisdrank met GHB, althans drugs, te laten drinken en/of door die [aangeefster 2] een en/of meermalen MDMA en/of speed en/of cocaïne, althans drugs, te laten doorslikken en/of snuiven
en/of
- met een bad-/doucheslang water in de anus van die [aangeefster 2] heeft/hebben laten lopen, dan wel die [aangeefster 2] een klysma heeft/hebben gegeven en/of
- een of meerdere sigaretten heeft/hebben uitgedrukt op de tepel(s) en/of op de bil(len) en/of op de rug en/of elders op het lichaam van die [aangeefster 2] , dan wel die [aangeefster 2] heeft/hebben gebrandmerkt met sigaretten op de tepel(s) en/of op de bil(len) en/of op de rug en/of elders op het lichaam en/of
- die [aangeefster 2] in het gelaat en/of in de mond heeft/hebben gespuugd en/of
- heeft/hebben gedwongen urine te drinken en/of ontlasting te eten, en/of
(aldus) voor die [aangeefster 2] een zodanig bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan dat zij zich daar aan niet kon/durfde te onttrekken;
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 oktober tot en met 30 oktober 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met [aangeefster 2] , van wie hij, verdachte, en/of zijn mededader wist(en) dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 2] ,
hebbende verdachte (telkens) een en/of meermalen:
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [aangeefster 2] gestopt en/of die [aangeefster 2] hem, verdachte, laten pijpen en/of
- zijn penis (zonder condoom) in de vagina en/of de anus van die [aangeefster 2] gebracht en/of gemeenschap met die [aangeefster 2] gehad;
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 29 oktober 2016 tot en met 30 oktober 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [aangeefster 2] heeft mishandeld,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader die [aangeefster 2] (telkens) een en/of meermalen:
- geslagen, al dan niet met een of meerdere tentstok(ken) en/of bamboestok(ken) en/of een riem, althans met enig voorwerp, in het gelaat en/of tegen het hoofd en/of tegen de bil(len) en/of elders tegen het lichaam en/of
- de keel dicht gehouden, dan wel die [aangeefster 2] gewurgd (al dan niet waardoor die [aangeefster 2] haar bewustzijn heeft verloren) en/of
- met een bad-/doucheslang water in de anus van die [aangeefster 2] laten lopen, dan wel die [aangeefster 2] een klysma gegeven en/of
- een of meerdere sigaretten uitgedrukt op de tepel(s) en/of op de bil(len) en/of op de rug en/of elders op het lichaam van die [aangeefster 2] , dan wel die [aangeefster 2] gebrandmerkt met sigaretten op de tepel(s) en/of op de bil(len) en/of op de rug en/of elders op het lichaam;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 1 april 2016 te Amsterdam of Halfweg, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [aangeefster 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 3] ,
hebbende verdachte een en/of meermalen:
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [aangeefster 3] gestopt en/of die [aangeefster 3] hem, verdachte, laten pijpen en/of
- zijn penis (zonder condoom) in de vagina en/of de anus van die [aangeefster 3] gebracht en/of gemeenschap met die [aangeefster 3] gehad,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [aangeefster 3] eenmaal en/of meermalen:
* in het gezicht heeft geslagen en/of
* (met een riem) op de billen en/of rug heeft geslagen en/of (vervolgens)
* een brandende sigaret op/tegen haar tepel(s) en/of schaamlip(pen) heeft gehouden en/of (uit)gedrukt en/of (vervolgens)
* de keel van die [aangeefster 3] heeft dichtgeklemd en/of - gehouden, dan wel die [aangeefster 3] heeft gewurgd (ten gevolge waarvan die [aangeefster 3] haar bewustzijn heeft verloren),
en (aldus) voor die [aangeefster 3] een zodanig bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich daar aan niet kon/durfde te onttrekken;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 1 april 2016 te Amsterdam of Halfweg, in elk geval in Nederland, opzettelijk [aangeefster 3] heeft mishandeld door die [aangeefster 3] :
in haar gezicht te slaan en/of (vervolgens)
* (met een riem) op de billen en/of rug te slaan en/of (vervolgens)
* een brandende sigaret op/tegen haar tepel(s) en/of schaamlip(pen) te houden en/of (uit) te drukken en/of (vervolgens)
* haar keel dicht te klemmen en/of dicht te houden, dan wel te wurgen (ten gevolge waarvan die [aangeefster 3] haar bewustzijn heeft verloren).

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot partiële vrijspraak van het onder 2 cumulatief/alternatief ten laste gelegde artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde verkrachtingen en mishandelingen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van alle feiten moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 heeft hij aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster [aangeefster 1] onbetrouwbaar zijn. [aangeefster 1] heeft pas in 2017 aangifte gedaan van hetgeen in april 2014 in de hotelkamer heeft plaatsgevonden. [aangeefster 1] heeft na de betreffende nacht veelvuldig WhatsApp contact met verdachte gehad. Dit betrof seksuele berichten en liefdesberichten. [aangeefster 1] en verdachte hebben na 12 april 2014 nog ontmoetingen gehad en er was sprake van een beginnende relatie. Tijdens de vorige strafzaak tegen verdachte met betrekking tot andere aangeefsters heeft [aangeefster 1] een brief geschreven waarin ze vertelde dat ze een relatie heeft met verdachte en dat ze niet is verkracht. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte grenzen heeft overschreden en dus sprake was van dwang. [aangeefster 1] heeft ingestemd met de seksafspraak met BDSM en het hierdoor veroorzaakte letsel is dan ook met haar instemming toegebracht. Ten aanzien van de mishandeling ontbreekt de wederrechtelijkheid. Verdachte moet dan ook van zowel de verkrachting als de mishandeling worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster [aangeefster 2] onbetrouwbaar zijn. [aangeefster 2] kan de volgorde van de gebeurtenissen niet goed in de tijd plaatsen. Zij had die avond behoorlijk veel en verschillende soorten drugs gebruikt. Haar verklaringen omtrent het kenbaar maken van haar grenzen zijn bovendien wisselend en innerlijk tegenstrijdig. Voorts heeft [aangeefster 2] het in haar verklaringen meermalen gehad over de beloning die tegenover de seksafspraak zou staan, waarbij zij zich bewust was van de seksuele voorkeuren van verdachte. Niet kan worden uitgesloten dat zij enkel aangifte heeft gedaan omdat zij uiteindelijk onvoldoende betaald heeft gekregen.
Daarnaast kan niet worden bewezen dat sprake was van dwang. [aangeefster 2] was een professioneel sekswerker en uit de WhatsApp gesprekken kan worden afgeleid dat [aangeefster 2] van tevoren op de hoogte was van de seksuele en geweldshandelingen die zouden kunnen plaatsvinden. Het feit dat door de seksuele handelingen en het daarbij toegepaste geweld letsel is ontstaan, past bij het beschreven en bestelde seksuele contact op basis van BDSM, waarbij een aanzienlijk deel van het letsel door haar eigen handelen is veroorzaakt. Uit de verklaringen van verdachte en van [medeverdachte] , die met verdachte bij de seksafspraak aanwezig was, blijkt dat [aangeefster 2] op geen enkel moment heeft aangegeven dat ze bepaalde handelingen niet wilde verrichten of ondergaan of dat ze de seksafspraak wilde afbreken. Uit het dossier kan ook overigens niet worden afgeleid wat gedurende de avond de grenzen van [aangeefster 2] waren en dat zij deze aan verdachte ofwel [medeverdachte] kenbaar heeft gemaakt.
Gelet op het voorgaande is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte op enig moment had kunnen en moeten weten dat de aanvankelijk vrijwillige seks niet langer vrijwillig zou zijn geweest en dat hij daarmee had moeten stoppen.
Ten aanzien van de mishandeling ontbreekt de wederrechtelijkheid. Verdachte moet dan ook van de verkrachting en de mishandeling worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 eveneens aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster [aangeefster 3] onbetrouwbaar zijn. Verdachte heeft tegen betaling seks gehad met [aangeefster 3] . Het was ruige seks, maar er was geen sprake van BDSM of gewelddadige handelingen zoals [aangeefster 3] die heeft beschreven. [aangeefster 3] heeft ook na de seksafspraak nog meermalen telefonisch contact gehad met verdachte en heeft toen niets gezegd over het letsel dat zij zou hebben opgelopen. Voorts zijn er na het incident nog seksafspraken geweest. Omdat steunbewijs ontbreekt, kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte de grenzen van [aangeefster 3] heeft overschreden en dat aldus sprake was van dwang. Eventueel letsel kan het gevolg zijn van de ruige seks. Ten aanzien van de mishandeling ontbreekt de wederrechtelijkheid. Verdachte moet daarom ook van deze verkrachting en mishandeling worden vrijgesproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 in het kader van artikel 243 Sr cumulatief/alternatief ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de (overige) onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverwegingen
3.3.3.1 Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 ( [aangeefster 1] )
Strekking seksuele handelingen
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat vast dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [aangeefster 1] in de nacht van 11 op 12 april 2014. Eveneens staat vast dat de seksuele handelingen met wederzijds goedvinden zijn aangevangen en dat het wederzijds de bedoeling was dat deze handelingen gepaard zouden gaan met enige mate van geweld (BDSM).
Betrouwbaarheid verklaringen [aangeefster 1]
De rechtbank stelt vast dat [aangeefster 1] uitgebreide en consistente verklaringen heeft afgelegd over wat er in de nacht van 11 op 12 april 2014 heeft plaatsgevonden. [aangeefster 1] heeft kort na het incident aan de politie (op 13 april 2014) verklaard wat er tussen verdachte en haar was voorgevallen. Deze verklaring van [aangeefster 1] komt overeen met haar latere aangifte en nadere verklaring in 2017 en haar verhoor bij de rechter-commissaris in 2018. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van die verklaringen. Ook de contacten tussen [aangeefster 1] en verdachte die in de periode na de nacht van 11 op 12 april 2014 hebben plaatsgevonden en de aard van die contacten geven de rechtbank geen aanleiding de verklaringen van [aangeefster 1] over hetgeen is voorgevallen in die nacht, als onbetrouwbaar terzijde te schuiven. Daar komt bij dat de verklaringen van [aangeefster 1] steun vinden in andere bewijsmiddelen, zoals hierna te bespreken. Haar verklaringen kunnen dan ook als bewijsmiddel worden gebruikt.
Bewijs
In zedenzaken doet zich vaak de situatie voor dat slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de gewraakte seksuele handelingen: degene die aangifte doet en de vermeende dader. Ook ten aanzien van de onderhavige verdenking is dat het geval. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is de enkele verklaring van een getuige (in casu [aangeefster 1] ) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat voldoende is dat de bewezenverklaring als geheel door meer dan één bewijsmiddel wordt geschraagd, waaronder dient te worden verstaan dat er, buiten de getuigenverklaring, een tweede onafhankelijke bewijsgrond bestaat. Deze tweede bewijsgrond kan direct inhoudelijk betrekking hebben op één of meer onderdelen van de tenlastelegging, maar dit is niet noodzakelijk. In geval van een meer indirect verband tussen de eerste en de tweede bewijsgrond wordt de deugdelijkheid van de bewijsconstructie bepaald door de motivering die de rechter ervoor heeft gegeven.
In dit geval wordt de aangifte van [aangeefster 1] ondersteund door de verklaring van haar buurvrouw, die haar op 13 april 2014 naar het politiebureau heeft gebracht en letsel bij haar heeft waargenomen. De buurvrouw heeft verklaard dat [aangeefster 1] ‘een wrak’ was en dat zij aan het trillen en over haar toeren was. Volgens de buurvrouw had [aangeefster 1] daarnaast blauwe plekken rondom haar ogen, waren haar armen bont en blauw en had [aangeefster 1] blauwe plekken ofwel (vinger)afdrukken in haar nek. De aangifte van [aangeefster 1] wordt voorts op belangrijke onderdelen ondersteund door de tussen [aangeefster 1] en verdachte gevoerde WhatsApp gesprekken over het incident. Zoals hierna verder te bespreken, appt verdachte [aangeefster 1] immers onder andere over het moment dat zij wilde vluchten, hetgeen de verklaring van [aangeefster 1] op een belangrijk onderdeel steunt. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [aangeefster 1] betrouwbaar en geloofwaardig zijn en voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal uitgaan van het door [aangeefster 1] in haar verklaringen geschetste scenario.
Gedwongen karakter van de verrichte seksuele handelingen
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of verdachte op enig moment had moeten begrijpen dat [aangeefster 1] wilde stoppen met de seks en het geweld omdat haar grenzen werden overschreden.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat zij de verklaringen van [aangeefster 1] betrouwbaar en geloofwaardig acht. [aangeefster 1] heeft verklaard dat zij vanaf een bepaald moment aan verdachte kenbaar heeft gemaakt dat zij wilde stoppen met de seks en het geweld omdat haar grenzen werden overschreden. Zij heeft toen huilend gezegd: ‘ik wil niet meer’. Ze wilde vervolgens naakt uit de hotelkamer vluchten, maar dit lukte niet. Verdachte sleurde haar toen aan de haren terug en vervolgens moest zij hem pijpen. Zij heeft verdachte op dat moment huilend gesmeekt haar te laten gaan. Verdachte zei daarop dat hij haar pas zou laten gaan als hij klaar met haar was. Verdachte heeft haar meerdere keren heel hard in haar gezicht geslagen en haar met een riem geslagen. Verdachte heeft meerdere keren haar keel dichtgeknepen, waardoor zij bewusteloos raakte. Verdachte heeft met een sigarettenpeuk brandplekken op haar lichaam gemaakt. Hij heeft haar anaal en vaginaal gepenetreerd. Hij heeft haar vastgebonden en een touw om haar nek gedaan. Ook toen is zij bewusteloos geraakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het weliswaar een heftige BDSM date was, maar dat hij de door [aangeefster 1] beschreven gewelds- en seksuele handelingen met haar instemming heeft verricht. Hij heeft ontkend dat [aangeefster 1] daarbij bewusteloos is geraakt. Voorts heeft verdachte ontkend dat [aangeefster 1] uit de hotelkamer wilde vluchten en dat zij op enig moment heeft aangegeven dat zij met de seks wilde stoppen of dat zij naar huis wilde. Volgens verdachte heeft hij ook niet aan haar gemerkt dat ze bang was.
Deze verklaring van verdachte wordt weersproken door het WhatsApp gesprek van 18 april 2014, waarin verdachte onder meer schrijft: ‘Ik zag in je ogen angst maar geen trauma achtige signalen’. Daarna schrijft verdachte: ‘Rape game gevoel had ik toen je wilde vluchten’. [aangeefster 1] schrijft hierop terug: ‘Ik ben zo in paniek geweest…Je hebt geen idee… en daarna nog erger. Ik heb je gesmeekt. Daarna deed ik alles voor je. Uit angst’. Verdachte antwoordt hierop: ‘Niet toen ik rustig was. Je paniek is later gekomen. En je deed inderdaad heel braaf alles.’
Gelet op de in de bijlage opgenomen WhatsApp berichten is de rechtbank van oordeel dat verdachte in ieder geval vanaf de vluchtpoging van [aangeefster 1] wist dat de aanvankelijk vrijwillige seks niet langer vrijwillig was. Verdachte is desondanks en ondanks de protesten van [aangeefster 1] nadien doorgegaan met de seksuele handelingen en heeft haar met geweld gedwongen deze handelingen te ondergaan. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen. Nu verdachte tegen de wil van [aangeefster 1] is doorgegaan met de geweldshandelingen, kan ook de mishandeling van [aangeefster 1] wettig en overtuigend worden bewezen.
3.3.3.2 Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 ( [aangeefster 2] )
Strekking seksuele handelingen
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat vast dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte, de vriendin van verdachte ( [medeverdachte] ) en [aangeefster 2] in de nacht van 29 op 30 oktober 2016. Eveneens staat vast dat het wederzijds de bedoeling was dat deze handelingen gepaard zouden gaan met enige mate van geweld (BDSM).
Betrouwbaarheid verklaringen [aangeefster 2] en bewijs
De rechtbank stelt vast dat [aangeefster 2] uitgebreide en gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd over wat er in de nacht van 29 op 30 oktober 2016 heeft plaatsgevonden. De verklaringen die zij op verschillende momenten bij de politie heeft afgelegd, zijn consistent. Haar verklaringen worden voorts op belangrijke onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals de verklaringen van [medeverdachte] en het toxicologisch onderzoek. Bij [aangeefster 2] is bovendien letsel geconstateerd dat past bij de geweldshandelingen die volgens haar door verdachte en [medeverdachte] zouden zijn verricht. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [aangeefster 2] betrouwbaar en geloofwaardig. De verklaringen van [aangeefster 2] zijn dan ook bruikbaar voor het bewijs. Nu de verklaringen van [aangeefster 2] in voldoende mate steun vinden in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, is eveneens voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid Sv. De rechtbank zal om die reden uitgaan van het door haar in haar verklaringen geschetste scenario.
Gedwongen karakter van de verrichte seksuele handelingen
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of verdachte op enig moment had moeten begrijpen dat [aangeefster 2] de aan verdachte verweten seksuele en gewelddadige handelingen niet wilde, omdat haar grenzen werden overschreden.
De rechtbank stelt op grond van het dossier het volgende vast. [aangeefster 2] heeft voorafgaand aan de seksafspraak via WhatsApp geschreven dat zij geen drugs wilde innemen en dat ze geen poep- en plasseks of anale seks wilde. Uiteindelijk is een seksafspraak tot stand gekomen, tegen betaling van € 800,--. Uit de verklaringen van [aangeefster 2] en verdachte blijkt dat voorafgaand aan de afspraak nog niet duidelijk was of ook anale seks zou plaatsvinden en op welke manier grenzen zouden worden aangegeven.
Zowel [aangeefster 2] als [medeverdachte] hebben verklaard dat [aangeefster 2] voor het hotel tegen [medeverdachte] heeft gezegd dat ze zenuwachtig was omdat zij weinig ervaring had met BDSM en dat ze niet wist of ze het wel wilde. Ook heeft ze aangegeven dat ze geen drugs wilde gebruiken omdat ze ooit verslaafd was geweest. [aangeefster 2] heeft daarnaast kenbaar gemaakt dat ze in paniek was. Temeer nu verdachte en [medeverdachte] wisten dat [aangeefster 2] zenuwachtig en zelfs, zoals onder meer volgt uit de Whatsapp gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] in de avond van 29 oktober 2016, in paniek was, hadden zij alert moeten zijn op haar grenzen.
Zowel verdachte als [aangeefster 2] hebben verklaard dat in de hotelkamer niet is besproken hoe grenzen zouden worden aangegeven en welke seksuele handelingen exact zouden plaatsvinden. [aangeefster 2] heeft verklaard dat zij vlak na aankomst in de hotelkamer al klappen kreeg, dat ze niet meer wilde en weg wilde gaan. Verdachte heeft haar toen bij haar keel gegrepen en heeft haar op het bed gegooid. Zij moest verdachte pijpen. Ze huilde en kreeg GHB. Vervolgens hebben verdachte en [medeverdachte] allerlei seksuele en gewelddadige handelingen met haar verricht. Verdachte heeft haar keel dichtgeknepen totdat ze ‘out’ ging, haar vaginaal en anaal gepenetreerd en haar geslagen met een riem en bamboestokje. Daarnaast heeft [aangeefster 2] een klysma gekregen. De doucheslang werd in haar anus gestopt, waarna de waterkraan open werd gedraaid. Voorts heeft verdachte brandende sigarettenpeuken op haar lichaam gedrukt. Tussendoor heeft [aangeefster 2] - naast GHB - MDMA, speed en 5 tot 10 keer cocaïne gekregen.
[medeverdachte] heeft in haar verklaringen bevestigd dat [aangeefster 2] meerdere keren heeft gehuild, namelijk toen zij klappen kreeg in haar gezicht, toen zij klappen kreeg op haar billen en toen zij anale seks moest hebben met verdachte. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij tranen in haar ogen heeft gezien toen ze hem aan het pijpen was en dat ze toen smekend tegen [medeverdachte] ging praten.
De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de door [aangeefster 2] geuite emoties (huilen, paniek) en de omstandigheid dat zij drugs had ingenomen, verdachte en [medeverdachte] er niet van uit hebben mogen gaan dat [aangeefster 2] zonder meer instemde met alle seksuele en gewelddadige handelingen. Welke (seksuele) handelingen verricht zouden worden, was immers niet vooraf besproken. Het lag op de weg van verdachte en [medeverdachte] zich er, gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, telkens duidelijk van te vergewissen dat [aangeefster 2] met de seksuele handelingen instemde, temeer nu ze voorafgaand aan de seksafspraak expliciet had aangegeven bepaalde seksuele handelingen en drugsgebruik niet te willen. Voorts hadden verdachte en [medeverdachte] moeten begrijpen dat het door hen uitgeoefende geweld niet kan worden geacht te vallen binnen de vorm van lichte SM waarmee [aangeefster 2] vooraf wel had ingestemd. Naar het oordeel van de rechtbank is voor de (seksuele) gedragingen van verdachte geen toestemming verleend, voor zover dat voor deze mate van geweld al rechtens mogelijk is. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien met de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, acht de rechtbank het medeplegen van verkrachting en mishandeling van [aangeefster 2] wettig en overtuigend bewezen.
3.3.3.3 Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3 ( [aangeefster 3] )
Strekking seksuele handelingen
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat vast dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [aangeefster 3] tijdens een seksafspraak op 7 januari 2016, waarbij verdachte enige mate van geweld heeft toegepast.
Betrouwbaarheid verklaringen [aangeefster 3] en bewijs
De rechtbank stelt vast dat [aangeefster 3] uitgebreide en gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd over wat er in de avond van 7 januari 2016 heeft plaatsgevonden. De verklaringen die zij bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd, zijn consistent. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de inhoud van die verklaringen. Dat [aangeefster 3] na 7 januari 2016 nog (seksuele) contacten met verdachte heeft gehad, zoals door de raadsman naar voren gebracht, maakt niet dat de verklaringen als onbetrouwbaar terzijde dienen te worden geschoven. Bovendien vinden haar verklaringen steun in de hierna te bespreken bewijsmiddelen. Haar verklaringen kunnen dan ook als bewijsmiddel worden gebruikt.
Evenals bij het onder feit 1 tenlastegelegde doet zich ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde de situatie voor dat alleen aangeefster en verdachte aanwezig waren bij de gewraakte seksuele handelingen, dat alleen de verklaring van aangeefster onvoldoende is voor een bewezenverklaring, maar dat steunbewijs in combinatie met de verklaringen van aangeefster voldoende wettig bewijs kan opleveren.
De door [aangeefster 3] beschreven – specifieke – seksuele en gewelddadige handelingen komen overeen met de hiervoor door [aangeefster 1] (feit 1) en [aangeefster 2] (feit 2) beschreven gedragingen van verdachte: verdachte is dominant, slaat haar in het gezicht, geeft haar GHB, wil haar slaan met een riem, bindt haar vast, grijpt haar bij de keel waardoor zij buiten bewustzijn is geraakt, drukt sigarettenpeuken op onder meer de tepels en laat haar urine drinken. Zoals hierna ook ten aanzien van aangeefster [aangeefster 3] weer te geven, hebben zowel [aangeefster 3] als [aangeefster 1] en [aangeefster 2] verklaard dat tegen hun wens geweld tegen hen is gebruikt en dat verdachte, hoewel zij smeekten te stoppen, doorging met het geweld. Verdachte had fysiek overwicht op hen, waardoor zij zich niet aan de handelingen konden onttrekken. Ze zagen zich door het geweld gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan. De verklaringen van de verschillende aangeefsters versterken elkaar onderling, gelet op de door hen beschreven overeenkomsten ten aanzien van het handelen van verdachte. Naast de verklaringen van [aangeefster 2] en [aangeefster 1] is voorts steunbewijs aanwezig ten aanzien van het letsel van [aangeefster 3] . [aangeefster 3] heeft verklaard dat zij na de seksuele handelingen met verdachte € 200,-- en een buisje cocaïne heeft ontvangen en dat bij thuiskomst haar toenmalige vriend, [getuige 1] , dit buisje cocaïne in het toilet heeft gegooid, omdat hij boos was dat ze letsel in haar gezicht en op haar lichaam had. Ze heeft voorts verklaard dat [getuige 1] foto’s van het letsel heeft gemaakt. [getuige 1] heeft als getuige bij de rechter-commissaris bevestigd dat hij letsel bij [aangeefster 3] heeft gezien. Hij heeft verklaard dat hij, hoewel zij beiden flink verslaafd waren aan cocaïne, het buisje cocaïne in het toilet heeft gegooid, omdat hij letsel bij [aangeefster 3] zag en boos was. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [aangeefster 3] voldoende steun vinden in overige bewijsmiddelen, zodat is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 243, tweede lid Sv. De rechtbank zal uitgaan van het door haar in haar verklaringen geschetste scenario.
Gedwongen karakter van de verrichte seksuele handelingen
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of verdachte op enig moment had moeten begrijpen dat [aangeefster 3] de seksuele en gewelddadige handelingen niet wilde, omdat haar grenzen werden overschreden.
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van [aangeefster 3] het volgende vast. [aangeefster 3] heeft tijdens een eerdere afspraak tegen verdachte gezegd dat ze niet aan extreme dingen doet, dus geen bondage en geen SM. Hij mocht wel iets harder met haar omgaan en ze wilde wel ruige, maar geen pijnlijke seks. Over de afspraak op 7 januari 2016 heeft [aangeefster 3] verklaard dat ze met verdachte mee is gegaan naar zijn bedrijfspand. Ze kreeg limonade, waarvan later voor haar duidelijk werd dat er GHB in zat. Verdachte gaf [aangeefster 3] een klap in haar gezicht. [aangeefster 3] ging verdachte pijpen en moest de urine van verdachte drinken. Als ze zou morsen, zou ze klappen krijgen. Daarna drukte verdachte met een peuk op haar tepels en schaamlippen. Toen ze begon te huilen, drukte hij er nog langer en harder op. Ze mocht niet huilen. Ze heeft hem gesmeekt te stoppen. Vervolgens penetreerde verdachte [aangeefster 3] vaginaal en daarna anaal, zonder condoom. Ze had brandblaren tussen haar benen en op haar tepels. Verdachte pakte zijn riem om haar daarmee te slaan. Ze wilde hem aanvallen, maar hij nam haar in een nekklem, waardoor ze bewusteloos raakte. Toen zij bijkwam, was haar keel helemaal blauw en had ze striemen tussen haar benen en striemen om haar polsen en enkels. Ze zag afgeknipte tiewraps liggen. Ze was blauw tussen haar benen en haar vagina was ook blauw. Ze had een handafdruk aan beide kanten van haar gezicht en striemen op haar billen.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij de door [aangeefster 3] genoemde seksuele en gewelddadige handelingen heeft gepleegd. Hij heeft verklaard dat er ruige seks heeft plaatsgevonden en dat hij haar op de billen heeft geslagen tijdens de seks, maar dat het geen BDSM date was waarin ander geweld is toegepast. Voorts heeft hij verklaard dat er vaginale en anale seks zonder condoom heeft plaatsgevonden, maar dat dit met haar instemming was. Hij heeft niet met een sigarettenpeuk op haar lichaam gedrukt of een nekklem toegepast. Volgens verdachte zat [aangeefster 3] in een gewelddadige relatie en had ze wel vaker plekken op haar lichaam.
De rechtbank acht, zoals hiervoor weergegeven, de verklaring van [aangeefster 3] betrouwbaar en de verklaring van verdachte aldus ongeloofwaardig. Gelet op de door [aangeefster 3] weergegeven gang van zaken, moest het verdachte duidelijk zijn geweest dat [aangeefster 3] zich gedwongen voelde tot het verrichten van de seksuele handelingen.
Gelet op het voorgaande, alles in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank ook de verkrachting en de mishandeling van [aangeefster 3] wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
15/700117-17:
1.
hij in de nacht van 11 op 12 april 2014 te Amsterdam door geweld [aangeefster 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 1] , hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [aangeefster 1] gestopt en die [aangeefster 1] hem, verdachte, laten pijpen en
- zijn penis zonder condoom in de vagina en de anus van die [aangeefster 1] gebracht,
en bestaande dat geweld hierin dat verdachte
- heeft geslagen, al dan niet met een riem in het gelaat en tegen de billen en elders tegen het lichaam van die [aangeefster 1] en
- de polsen en enkels van die [aangeefster 1] heeft vastgebonden en
- een touw om de nek van die [aangeefster 1] heeft gedaan en die [aangeefster 1] met dat touw aan haar nek omhoog/naar achter heeft getrokken en/of
- die op de grond knielende [aangeefster 1] aan haar haren omhoog heeft getrokken en naar het bed heeft gesleurd en
- de keel van die [aangeefster 1] heeft dicht gehouden waardoor die [aangeefster 1] haar bewustzijn heeft verloren en
- sigaretten heeft gedrukt op de tepels en op de rug van die [aangeefster 1] en
aldus voor die [aangeefster 1] een zodanig bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich daar aan niet kon/durfde te onttrekken;
en
hij in de nacht van 11 op 12 april 2014 te Amsterdam [aangeefster 1] heeft mishandeld, immers heeft verdachte een en/of meermalen:
- de polsen en enkels van die [aangeefster 1] vastgebonden en
- de keel van die [aangeefster 1] dicht gehouden waardoor die [aangeefster 1] haar bewustzijn heeft verloren en
- sigaretten gedrukt op de tepels en op de rug van die [aangeefster 1] ,
tengevolge waarvan die [aangeefster 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
15/871943-16:
2.
hij in de periode van 29 oktober 2016 tot en met 30 oktober 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
tezamen en in vereniging met een ander,
telkens door geweld of een andere feitelijkheid [aangeefster 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 2] ,
hebbende verdachte:
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [aangeefster 2] gestopt en die [aangeefster 2] hem, verdachte, laten pijpen en
- zijn penis zonder condoom in de vagina en de anus van die [aangeefster 2] gebracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid hierin dat verdachte en/of zijn mededader die [aangeefster 2] een of meermalen:
- heeft/hebben geslagen, al dan niet met bamboestokken en een riem, in het gelaat en tegen de billen en elders tegen het lichaam van die [aangeefster 2] en
- de keel heeft dicht gehouden, waardoor die [aangeefster 2] haar bewustzijn heeft verloren en
- die [aangeefster 2] frisdrank met GHB heeft/hebben laten drinken en die [aangeefster 2] een en/of meermalen MDMA en speed en cocaïne heeft/hebben laten doorslikken en/of snuiven en
- met een doucheslang water in de anus van die [aangeefster 2] heeft/hebben laten lopen, dan wel die [aangeefster 2] een klysma heeft/hebben gegeven en
- sigaretten heeft gedrukt op de tepels en op de rug van die [aangeefster 2] en
- die [aangeefster 2] in het gelaat heeft gespuugd en
- heeft gedwongen urine te drinken en ontlasting te eten, en
aldus voor die [aangeefster 2] een zodanig bedreigende situatie hebben doen ontstaan dat zij zich daar aan niet kon/durfde te onttrekken;
en
hij in of de periode 29 oktober 2016 tot en met 30 oktober 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, [aangeefster 2] heeft mishandeld,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader die [aangeefster 2] een en/of meermalen:
- geslagen, al dan niet met bamboestokken en een riem, in het gelaat en tegen de billen en elders tegen het lichaam en
- de keel dicht gehouden, al dan niet waardoor die [aangeefster 2] haar bewustzijn heeft verloren en
- met een doucheslang water in de anus van die [aangeefster 2] laten lopen, dan wel die [aangeefster 2] een klysma gegeven en
- sigaretten gedrukt op de tepels en op de rug van die [aangeefster 2] ;
3.
hij op 7 januari 2016 te Amsterdam, door geweld [aangeefster 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 3] ,
hebbende verdachte een en/of meermalen:
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [aangeefster 3] gestopt en die [aangeefster 3] hem, verdachte, laten pijpen en
- zijn penis zonder condoom in de vagina en de anus van die [aangeefster 3] gebracht,
en bestaande dat geweld hierin dat verdachte die [aangeefster 3] eenmaal en/of meermalen:
- in het gezicht heeft geslagen en
- op de billen heeft geslagen en
- een brandende sigaret tegen haar tepels en schaamlippen heeft gedrukt en
- de keel van die [aangeefster 3] heeft dichtgeklemd, ten gevolge waarvan die [aangeefster 3] haar bewustzijn heeft verloren,
en aldus voor die [aangeefster 3] een zodanig bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich daar aan niet kon/durfde te onttrekken;
en
hij op 7 januari 2016 te Amsterdam opzettelijk [aangeefster 3] heeft mishandeld door die [aangeefster 3] :
- in haar gezicht te slaan en
- op de billen te slaan en
- een brandende sigaret tegen haar tepels en schaamlippen te drukken en
- haar keel dicht te klemmen ten gevolge waarvan die [aangeefster 3] haar bewustzijn heeft verloren.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, feit 3 (telkens):
de eendaadse samenloop van
verkrachting
en
mishandeling
feit 2:
de eendaadse samenloop van
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in 2014 en 2016 schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) verkrachting en mishandeling van drie vrouwen. De slachtoffers hadden in eerste instantie (al dan niet tegen betaling) ingestemd met seks met verdachte, maar verdachte overschreed in verregaande mate hun grenzen. Verdachte kneep onder meer de keel van de slachtoffers dicht, zodat zij hun bewustzijn verloren, drukte sigarettenpeuken op hun lichaam, bond hen vast en sloeg hen met de vlakke hand, dan wel met een riem of een bamboestokje. De slachtoffers zagen zich door dit geweld gedwongen seksuele handelingen te ondergaan en hebben blijkens hun verklaringen doodsangsten uitgestaan. Verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hem hadden. Voorts heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte heeft zich enkel bekommerd om de bevrediging van zijn lustgevoelens. Het is algemeen bekend, en zo blijkt ook uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen, dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd nadelige, psychische gevolgen ondervinden.
De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat hij ten tijde van twee van de gepleegde verkrachtingen (feiten 2 en 3) reeds verdachte was in twee soortgelijke zedenzaken (waarvoor hij in 2018 onherroepelijk is veroordeeld) en dat dit hem er niet van heeft weerhouden opnieuw seksafspraken te maken waarbij hij de grenzen overschreed.
De rechtbank zal bij het bepalen van de straf rekening houden met de eendaadse samenloop van de verkrachting en de mishandeling bij de drie feiten.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met de persoon van verdachte. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het psychologisch rapport gedateerd 16 januari 2017 van gezondheidszorgpsycholoog [psycholoog] . De psycholoog beschrijft verdachte als een relatief gevoelsarme en egocentrische man met antisociale persoonlijkheidskenmerken. In het rapport wordt geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De feiten kunnen verdachte dan ook volledig worden toegerekend.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op de over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten gedateerd 30 april 2019, 30 januari 2020 en 30 november 2020 van [reclasseringswerker]
,als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een behandeling bij De Waag.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden niet passend is. Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek van de duur van het voorarrest, passend en geboden.
De rechtbank ziet echter in het tijdsverloop in deze zaak aanleiding ten voordele van verdachte van dit uitgangspunt af te wijken.
In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BD2578).
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van feit 2 ( [aangeefster 2] ) de redelijke termijn is aangevangen op 8 november 2016, omdat verdachte op die datum in verzekering is gesteld in die zaak en daaraan in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat jegens hem strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van feit 3 ( [aangeefster 3] ) de redelijke termijn is aangevangen op 18 januari 2017, omdat de voorlopige hechtenis zich vanaf die datum, na toewijzing van een vordering ex artikel 67b Sv, ook uitstrekte over dat feit. Daaraan kon in redelijkheid de verwachting worden ontleend dat jegens hem ook ten aanzien van feit 3 strafvervolging zou worden ingesteld.
Nu het eindvonnis op 28 januari 2021 wordt gewezen en de rechtbank van oordeel is dat de overschrijding niet aan verdachte valt toe te rekenen of anderszins is gebleken van bijzondere omstandigheden, is ten aanzien van feit 2 en feit 3 sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar en twee maanden, respectievelijk twee jaar. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden (ECLI:NL:HR:2008:BD2578). Gelet op de hiervoor vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank de voornoemde gevangenisstraf van 6 jaar (72 maanden) verminderen met 5 maanden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 67 maanden moet worden opgelegd.
Opheffing schorsing
De rechtbank bepaalt verder dat, zoals de officier van justitie heeft gevorderd, de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte wordt opgeheven. Verdachte wordt bij dit vonnis veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf voor drie verkrachtingen en verdachte is ook in 2018 wegens twee verkrachtingen tot een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld. Gelet hierop acht de rechtbank het recidivegevaar onverkort aanwezig. De rechtbank is van oordeel dat het recidivegevaar maakt dat het strafvorderlijk belang moet prevaleren boven het persoonlijke belang van verdachte om – bij een eventueel hoger beroep – in vrijheid zijn proces af te wachten.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [aangeefster 1] , [aangeefster 2] en [aangeefster 3] , vermeerderd met de wettelijke rente over de gevorderde bedragen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte ten behoeve van elk van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, nu verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het door [aangeefster 1] en [aangeefster 2] gevorderde bedrag aan smartengeld veel te hoog is. Ten aanzien van [aangeefster 3] is onduidelijk of de immateriële schade het gevolg is van het ten laste gelegde feit, nu zij ook andere (drugsgerelateerde) problemen heeft waarvoor zij onder behandeling is. Voorts is de berekening van het verlies aan verdienvermogen van benadeelde partij [aangeefster 2] te ingewikkeld. Ook op grond hiervan dienen de benadeelde partijen volgens de raadsman niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen.
7.3.
[aangeefster 1]
De benadeelde partij [aangeefster 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 35.532,16ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit € 332,16 eigen bijdrage zorgverzekering, € 200,-- aan reiskosten en € 15.000,-- aan gederfde inkomsten.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade met betrekking tot de eigen bijdrage zorgverzekering en de reiskosten rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 bewezen verklaarde feiten.
Ten aanzien van de gederfde inkomsten heeft [aangeefster 1] aangevoerd dat zij vanaf de datum van de verkrachting psychische klachten kreeg en daardoor niet meer kon werken. [aangeefster 1] heeft in totaal een bedrag van € 15.000,-- gevorderd omdat ze geen inzicht heeft in haar daadwerkelijk gemiste inkomsten vanaf 2014. [aangeefster 1] stelt in ieder geval een bedrag van
€ 4.550,-- aan gederfde inkomsten te hebben geleden. Zij stelt dat zij minst genomen een (geschat) bedrag van € 50,-- per maand aan inkomsten is misgelopen, doordat zij als gevolg van het feit niet meer heeft kunnen werken. [aangeefster 1] stelt ook de komende 12 maanden niet te kunnen werken, zodat zij uitgaat van 91 maanden x € 50,-- = € 4.550,--.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de stukken en met name het vonnis van de rechtbank Amsterdam, afdeling bestuursrecht, waaruit blijkt dat [aangeefster 1] op 13 oktober 2014 ziek is uitgevallen als gevolg van psychische klachten door een traumatische ervaring bij een internetdate en tot op heden een WIA uitkering ontvangt, [aangeefster 1] ten gevolge van dit feit verlies aan arbeidsvermogen heeft geleden. De rechtbank zal deze schade begroten op
87 maanden x € 50,-- = € 4.350,--. Naar het oordeel van de rechtbank kan de overige gevorderde schade aan het verlies van arbeidsvermogen thans niet worden vastgesteld, nu dit verder niet is onderbouwd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een bedrag van € 4.882,16 aan materiële schade toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, nu de schade op verschillende data verspreid over de periode van 2014 tot en met begin 2022 is/zal ontstaan.
[aangeefster 1] heeft een bedrag van € 20.000,-- aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 7.500,-- rechtstreeks voortvloeit de onder 1 bewezen verklaarde feiten. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van benadeelde partij [aangeefster 1] worden toegewezen tot een bedrag van
€ 12.382,16.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: verkrachting en mishandeling) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.4.
[aangeefster 2]
De benadeelde partij [aangeefster 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 32.525,16ingediend tegen verdachte wegens materiële schade (€ 12.025,16) en immateriële schade (€ 20.500,--) die zij als gevolg de onder 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit € 200,-- aan kleding en andere goederen, € 84,-- aan daggeldvergoeding van het ziekenhuis, € 1.202,97 aan eigen risico zorgverzekering,
€ 993,54 aan reis- en parkeerkosten en € 9.544,65,-- aan verlies van arbeidsvermogen.
Gelet op de afzonderlijk bedragen die worden gevorderd voor de reiskosten, komt het totaalbedrag aan reiskosten op € 988,54 in plaats van € 993,54. De rechtbank is voor het overige van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 2 bewezen verklaarde feiten. Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan het verlies van arbeidsvermogen is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat [aangeefster 2] deze post aan materiële schade uitgebreid met stukken heeft onderbouwd. De vordering zal dan ook tot een bedrag van € 12.020,16 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf verschillende ingangsdata tot aan de dag der algehele voldoening.
[aangeefster 2] heeft een bedrag van € 20.500,-- aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 7.500,-- rechtstreeks voortvloeit uit de onder 2 bewezen verklaarde feiten. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van benadeelde partij [aangeefster 2] worden toegewezen tot een bedrag van
€ 19.520,16.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: het medeplegen van verkrachting en mishandeling) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.5.
[aangeefster 3]
De benadeelde partij [aangeefster 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 7.500,-- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg de onder 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 3 bewezen verklaarde feiten. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: verkrachting en mishandeling) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 55, 57, 63, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
67 maanden.
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangeefster 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 12.382,16,bestaande uit € 4.882,16 als vergoeding voor de materiële en € 7.500,-- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 4.882,16 vanaf 1 januari 2017 en de wettelijke rente over een bedrag van € 7.500,-- vanaf 12 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [aangeefster 1] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [aangeefster 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 12.382,16 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 96 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 4.882,16 vanaf 1 januari 2017 en de wettelijke rente over een bedrag van € 7.500,-- vanaf 12 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangeefster 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 19.520,16, bestaande uit € 12.020,16 als vergoeding voor de materiële en € 7.500,-- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over:
- € 7.700,-- vanaf 30 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 84,-- vanaf 1 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 1.942,35 vanaf 1 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 5.596,76 vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 4.064,01 vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 78,-- vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 55,04 vanaf 14 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening,
aan [aangeefster 2] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [aangeefster 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 19.520,16, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 132 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over:
- € 7.700,-- vanaf 30 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 84,-- vanaf 1 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 1.942,35 vanaf 1 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 5.596,76 vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 4.064,01 vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 78,-- vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 55,04 vanaf 14 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangeefster 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 7.500,--, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [aangeefster 3] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [aangeefster 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.500,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 72 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.I. de Jong, voorzitter,
mr. J.C. van den Bos en mr. C.A.J. van Yperen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 januari 2021.