In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 december 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk ongeveer 3051 gram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, die gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan de Rijn, heeft tijdens de openbare terechtzitting op 8 januari 2021 bekend. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E. Visser, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. H. Blaauw.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aanhouding en onderzoek. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is, en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een GSM en een bedrag van 500 EUR, dat verbeurd is verklaard. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht toegepast in haar beslissing.