ECLI:NL:RBNHO:2021:679

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
15.315555.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de invoer van cocaïne door een koerier

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 december 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk ongeveer 3051 gram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, die gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan de Rijn, heeft tijdens de openbare terechtzitting op 8 januari 2021 bekend. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E. Visser, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. H. Blaauw.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aanhouding en onderzoek. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is, en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een GSM en een bedrag van 500 EUR, dat verbeurd is verklaard. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht toegepast in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/315555-20 (P)
Uitspraakdatum: 22 januari 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 januari 2021 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum/plaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan de Rijn, locatie Maatschapslaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. (Erik) Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. H. Blaauw, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 december 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 3051 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding d.d. 14 december 2020 (dossierpagina 1-3 met fotobijlagen);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 14 december 2020 (dossierpagina 45-47 met fotobijlagen);
- schriftelijke stukken, te weten 2 rapporten NFIDENT van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 18 december 2020, zaaknummer 2020.12.18.097 (aanvraag 001 en 002) (dossierpagina 56-57).
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 14 december 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 3051 gram cocaïne.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zevenentwintig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het feit dat verdachte heeft meegewerkt met de autoriteiten bij het trachten te traceren van de afhalers, dan wel opdrachtgevers. Bovendien heeft verdachte direct opening van zaken heeft gegeven. Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de raadsman gewezen op zijn geestelijke toestand, zijn financiële situatie en op het feit dat de detentie hem zwaar valt. Gelet op het voorgaande heeft de raadsman verzocht ten voordele van verdachte af te wijken van de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS).
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 3051 gram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van zware criminaliteit, waaronder ernstige gewelds- en levensdelicten en strafbare feiten die gebruikers plegen ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Bovendien gaat de handel in cocaïne en andere verdovende middelen gepaard met de aantasting van het financiële verkeer door het veelal met de drugshandel in verband gebrachte witwassen van het met deze handel verdiende geld.
Vanwege de ernst van het delict komt alleen een gevangenisstraf als sanctie in aanmerking.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen wat doorgaans wordt opgelegd aan koeriers die een vergelijkbare hoeveelheid harddrugs in Nederland hebben ingevoerd. Met het oog op uniformiteit en continuïteit in de straftoemeting worden voor misdrijven als deze doorgaans min of meer de zelfde straffen opgelegd. Dit is van belang met het oog op preventie en de afschrikkende werking van bestraffing, ook bezien in internationaal perspectief. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de LOVS. De oriëntatiepunten noemen voor het invoeren van een hoeveelheid van 3 kilo cocaïne als strafmaat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
Het feit dat verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek van de autoriteiten, in het bijzonder met het trachten te traceren van de afnemers dan wel opdrachtgevers, weegt de rechtbank mee in strafmatigende zin. In de aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte, die ongetwijfeld zwaar zijn, ziet de rechtbank geen aanleiding om verder af te wijken van de oriëntatiepunten, omdat deze omstandigheden reeds verdisconteerd zijn in de LOVS.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
- 1 STK GSM
dient, conform de vordering van de officier van justitie, te worden teruggegeven aan verdachte.
Het onder verdachte in beslag genomen geld, te weten 990 EUR, dient deels verbeurd te worden verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat 500 EUR door middel van het strafbare feit is verkregen. Het restant, te weten 490 EUR, dient, conform de vordering van de officier van justitie, te worden teruggegeven aan verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
27 (zevenentwintig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 STK GSM
- 490 EUR
Verklaart verbeurd:
- 500 EUR
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, voorzitter,
mr. R.M. Steinhaus en mr. A. Buiskool, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.H.A. van Roessel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 januari 2021.