Op 22 januari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 december 2020 te Schiphol opzettelijk cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, die thans gedetineerd is in het detentiecentrum Schiphol, heeft tijdens de rechtszitting op 8 januari 2021 bekend dat hij de cocaïne heeft ingevoerd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Visser, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.E. Berman, advocaat te Purmerend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft op basis van verschillende bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van verhoor en rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut, vastgesteld dat de verdachte opzettelijk 2776 gram cocaïne heeft ingevoerd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet oplevert. De verdachte is strafbaar en er zijn geen omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van negenentwintig maanden geëist, terwijl de verdediging heeft gepleit voor een lagere straf gezien de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn omstandigheden. De rechtbank heeft echter besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zevenentwintig maanden, conform de oriëntatiepunten voor straftoemeting, en heeft de teruggave van in beslag genomen geld aan de verdachte gelast.