In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Haarlem, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Eiseres had een verzoek ingediend voor uitbreiding van haar huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). In het primaire besluit van 7 oktober 2019 werd haar 180 minuten huishoudelijke ondersteuning per week toegekend, maar dit werd door eiseres betwist. Eiseres stelde dat de toegepaste aftrek van minuten niet correct was en dat deze niet was gebaseerd op een onafhankelijk en objectief onderzoek. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de normtijden die door verweerder zijn gehanteerd in overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving en dat er geen noodzaak was voor een uitgebreider onderzoek naar de individuele situatie van eiseres. De rechtbank concludeerde dat verweerder zorgvuldig te werk was gegaan en dat de afgetrokken minuten voor de huishoudelijke ondersteuning gerechtvaardigd waren. De uitspraak benadrukt het belang van de toepassing van de CIZ-normtijden en de rol van de gemeente in het vaststellen van de benodigde ondersteuning.