ECLI:NL:RBNHO:2021:6738

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
8812694 \ CV EXPL 20-8456
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en vakantietoeslag na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft [eiseres] een loonvordering ingesteld tegen haar voormalige werkgever, Kinomi Productie B.V., na de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst van [eiseres] heeft tot en met 31 december 2019 bestaan, ondanks haar opzegging per 1 november 2019. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] recht heeft op loon over de maand december 2019, omdat zij haar verlofsaldo heeft opgenomen en recht heeft op loon tijdens haar verlof volgens artikel 7:639 BW. De werkgever, Kinomi, is veroordeeld tot betaling van het achterstallige salaris, inclusief vakantietoeslag van 8% en wettelijke verhoging. Daarnaast is Kinomi verplicht om een deugdelijke loonspecificatie te overleggen en is zij veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De tegenvordering van Kinomi, waarin zij een boete eiste wegens schending van het nevenwerkzaamhedenbeding, is afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat [eiseres] nevenwerkzaamheden had verricht die in strijd waren met haar arbeidsovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8812694 \ CV EXPL 20-8456
Uitspraakdatum: 7 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats]
eiseres in conventie
gedaagde in reconventie
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. S. Halouchi (CNV Vakmensen)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Kinomi Productie B.V.
kantoorhoudende te Rijsenhout
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
verder te noemen: Kinomi
procederend bij [directeur]

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 1 oktober 2020 een vordering tegen Kinomi ingesteld. Kinomi heeft schriftelijk geantwoord, waarin zij een tegenvordering heeft ingesteld.
1.2.
Op 8 maart 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.3.
Tijdens de zitting is bepaald dat op 7 april 2021 eindvonnis zal worden gewezen. Na de zitting heeft Kinomi op 10 maart 2021 nog een brief naar de rechtbank gezonden. Deze brief maakt gezien het tijdstip van de verzending geen onderdeel uit van het partijdebat.

2.De feiten

2.1.
Kinomi verricht als bedrijfsactiviteit het telen van boomkwekerijgewassen.
2.2.
[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1985 (36 jaar oud), is op 1 september 2015 bij Kinomi voor onbepaalde tijd in dienst getreden in de functie van Productiemedewerker tegen een bruto maandsalaris van € 1.482,47 exclusief emolumenten op basis van een 34,5-urige werkweek.
2.3.
Artikel 15 van de arbeidsovereenkomst – voor zover van belang – luidt als volgt:
‘Artikel 15: verbod van nevenwerkzaamheden15.1 . De werknemer onthoudt zich van het verrichten van werkzaamheden voor derden gelijk aan of vergelijkbaar met de voor de werkgever te verrichten werkzaamheden, van het doen van zaken voor rekening gelijk aan of vergelijkbaar met de zaken van de werkgever, alsmede van elke directe of indirecte betrokkenheid of financiële interesse bij dergelijke werkzaamheden of zaken, een en ander behoudens de uitdrukkelijke voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever.15.2. Bij overtreding van het in 15.1 bepaalde verbeurt de werknemer aan de werkgever een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete van € 2.500 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro) per overtreding en € 250 (zegge: tweehonderdvijftig euro) voor elke dag dat de overtreding voortduurt, zonder dat de werkgever gehouden zal zijn schade te bewijzen en onverminderd het recht van de werkgever om schadevergoeding te vorderen, indien en voor zover de schade het bedrag van de boeten overtreft.’
2.4.
Vanaf 10 januari 2018 is [eiseres] aansluitend op haar zwangerschaps- en bevallingsverlof arbeidsongeschikt geraakt. In dit kader heeft [eiseres] een Ziektewetuitkering (hierna: ZW-uitkering) ontvangen.
2.5.
Bij e-mail van 26 september 2019 heeft [eiseres] haar arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2019 opgezegd.
2.6.
Bij brief van 20 november 2019 heeft het UWV aan [eiseres] medegedeeld dat zij sinds 1 november 2019 hersteld is verklaard en het UWV om die reden de ZW-uitkering met ingang van die datum heeft beëindigd.
2.7.
Het loon over de maand november 2019 is aan [eiseres] door Kinomi betaald.
2.8.
[eiseres] heeft WhatsApp-berichten tussen haar en [directeur] (directeur van Kinomi) overgelegd, waarin onder meer het volgende staat:
[ [eiseres] : 5 november om 10:32 uur]: Goedemorgen [directeur], ik krijg nog niet mail van je. Ik denk naar drie weken hebt [voornaam] 15 min. tijd voor mijn. Groetjes.[ [directeur] : 5 november om 16.37 uur]: [eiseres], ik heb het [voornaam 2] uit laten rekenen.Screenshot van het volgende overzicht:
[eiseres] vrije dagen:
Uitgerekend tot en met 31-10-2018
Ziek per 10-1-2018
Vrije dagen 20 per jaar
(….)
Totaal nog aan vrije dagen:36,14
[ [directeur] : 5 november om 16:41 uur]: Dan ben je in dienst t/m 20 dec[ [directeur] : 5 november om 16:44 uur]: Ik maak daar 31 dec van gr [voornaam] en [voornaam][ [directeur] : 5 november om 16:45 uur]: Wij geven dat in dec ook door aan uwv
[ [eiseres] : 5 november om 19:01 uur]: Goedeavond dank je wel voor je bericht maar ik heb nog vraag als ik waarschijnlijk vind nieuwe baan deze maand dat ik kan begin werken? Graag als nog kan als mijn weet.[ [directeur] : 5 november om 19:02 uur]: Vraag ik na[ [directeur] : 5 november om 19:02 uur]: Hoor je van mijn[ [eiseres] : 5 november om 19:02 uur]: Bedankt
[ [directeur] : 6 november om 11:25 uur]: [voornaam] je kan niet ergens anders starten voor 01-01-2020[ [directeur] : 6 november om 13:06 uur]: Ik heb het aan de accountant gevraagd.
[ [eiseres] : 7 november om 09:17 uur]: Goedemorgen [voornaam]maar wil je de accountant uitleggen voor mij waarom kan niet? Dat ik vind erg raar! En nog wat hefft UWV met mijn te maken als nu ik ben uit dienst alleen ik heb nog vakantie dagen en dan ik kan doen met mijn dagen wat ik wil. Op dinsdag ik heb proefdag bij mijn misschien nieuwe werkgever zo wat ik moet doen nu?[ [directeur] : 7 november om 09:19 uur] UWV betaalt ook de vrije dagen gedurende de ziektetijd. En van mij mag je werken maar als er gezeik is niet bij mijn huilen.
2.7.
Bij e-mail van 31 december 2019 heeft [eiseres] aan Kinomi gevraagd wanneer zij haar laatste loon en vakantiegeld kan verwachten.
2.8.
Bij e-mail van 2 januari 2020 heeft [directeur] op het bovenstaande als volgt gereageerd:
‘[eiseres], Tot onze verbazing keert UWV niet uit aan Kinomi. Ik heb erover gebeld en kreeg te horen dat jij je beter hebt gemeld per 17 november. Ik weet niet of dat zo is maar het zou 31-12-2019 moeten zijn.
Wij kunnen die fout niet wijzigen jij moet ze daar zelf voor bellen.
We hebben je beter gemeld per 31-12-2019.
Zodra UWV de bevestiging stuurt dat ze uitkeren zullen we ook aan jouw uitkerenechter eerst moet die fout worden rechtgezet.’
2.9.
Op 6 januari 2020 heeft [eiseres] per e-mail geantwoord op het bovenstaande, waarin zij schrijft:
‘Ten eerste ik heb mijn zelf niet beter gemeld want official ik ben uit dienst en 19 november gebeld naar mijn UWV en zeggen dat ik ben nog steeds ziek…Ik gebeld naar UWV vrijdag en ik gekreeg informatie dat je moet betalen mij vakantiedagen en vakantiegeld dat is de verplichting van werkgevers niet van het UWV.Nu ik ook snap waroom ik kan niet voor 31.12.19 beginnen werken want jij had mijn nog niet beter melden, dat wist ik ook niks van en UWV ook niks. Ik vind helemaal dat is geen het logisch dat ik op nemen mijn vakantiedagen door mijn ziektewet als ik ontslag meegenomen. (...)’

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Kinomi te veroordelen:
tot betaling het achterstallige salaris van december 2019, ten bedrage van € 1.482,47 bruto, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten;
tot betaling van de opgebouwde vakantietoeslag, zijnde € 830,19 bruto;
tot betaling van het equivalent van 36,14 door haar opgebouwde vakantiedagen, neerkomende op € 2.868,07 bruto;
tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het onder sub A, B en C gevorderde bedrag;
tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke rente over de onder sub A t/m D gevorderde bedragen vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
tot het verstrekken van deugdelijke loonspecificaties op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat Kinomi in gebreke blijft hieraan te voldoen;
tot vergoeding aan [eiseres] van de buitegenrechtelijke incassokosten van
€ 634,00;
in de kosten van het geding, inclusief het salaris van de gemachtigde;
I. tot betaling aan [eiseres] van de nakosten ad € 100,- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van deze betekening.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat uit de overgelegde WhatsApp-correspondentie (zie r.o. 2.8) volgt dat zij het dienstverband per 1 december 2019 heeft opgezegd en daarmee de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2020 is geëindigd. [eiseres] heeft tot 31 december 2019 voor Kinomi werkzaamheden verricht c.q. zich beschikbaar gehouden om werkzaamheden te verrichten. Kinomi is ondanks aanmaning daartoe in gebreke gebleven met het betalen van haar loon over de maand december 2019. Nu Kinomi het loon niet tijdig heeft voldaan, is zij daarover de wettelijke verhoging van 50% alsmede de wettelijke rente verschuldigd. Verder heeft [eiseres] op grond van artikel 7:634 BW op basis van een 34,5-urige werkweek recht op 20,70 vakantiedagen per jaar. Over de laatste periode van arbeidsongeschiktheid heeft [eiseres] een verlofsaldo van 36,14 dagen opgebouwd, hetgeen ziet op een bedrag van € 2.868,07. Voorts heeft [eiseres] over de periode van 1 juni 2019 t/m 31 december 2019 vakantietoeslag opgebouwd, hetgeen neerkomt op € 118,60 per maand, zijnde 8% van het maandelijkse loon. Tot slot vordert [eiseres] op grond van artikel 7:626 BW afgifte van een deugdelijke bruto-netto-specificatie over de maand december 2019 op straffe van een dwangsom om nakoming te bewerkstelligen.

4.Het verweer en tegenvordering

4.1.
Kinomi betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat [eiseres] op 26 september 2019 haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en daarmee deze met ingang van 1 november 2019 is geëindigd. In de maand december 2019 heeft [eiseres] geen arbeid verricht en ook niet aangeboden om te werken, zodat Kinomi over deze maand geen loon verschuldigd is.
4.2.
Met [eiseres] is de afspraak gemaakt dat zij tegen een latere datum haar arbeidsovereenkomst zou opzeggen, zodat het UWV de verlofdagen van [eiseres] over het jaar 2019 zou moeten betalen. Omdat [eiseres] zich niet aan deze afspraak heeft gehouden en zich vanaf 1 november 2019 bij het UWV hersteld heeft gemeld, heeft Kinomi de loonkosten voor de maand november 2019 zelf moeten dragen. Ten aanzien van het door [eiseres] opgebouwde verlofsaldo stelt Kinomi zich op het standpunt dat het UWV verantwoordelijk is voor uitbetaling van de verlofuren, nu deze zijn opgebouwd tijdens arbeidsongeschiktheid. Hetzelfde geldt ook voor de vakantietoeslag, aldus Kinomi.
4.3.
In de conclusie van antwoord heeft Kinomi in reconventie gevorderd [eiseres] te veroordelen aan Kinomi een bedrag te betalen van € 4.500,- aan opgelopen boete, nu zij vanaf 1 oktober 2019 met haar werkzaamheden bij een bakkerij het nevenwerkzaamhedenbeding conform artikel 15 van de arbeidsovereenkomst heeft geschonden. Het bedrag van € 4.500,- bestaat uit de direct opeisbare boete van € 2.500,- en de veronderstelling dat zij over de maand oktober minimaal twee dagen per week bij de bakkerij heeft gewerkt.

5.De beoordeling

De vordering en de tegenvordering
5.1.
Het geschil tussen partijen betreft de vraag of [eiseres] , nu haar arbeidsovereenkomst is geëindigd, nog recht heeft op loon over de maand december 2019 en een uitkering in geld ter zake van het door haar in 2019 opgebouwde maar in dit jaar niet genoten of betaalde saldo van vakantie-uren en vakantietoeslag.
5.2.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] gedeeltelijk zal toewijzen.
Loon over december 2019 en verlofuren
5.3.
Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiseres] verklaard dat de vorderingen onder (a) en (c) als primair/subsidiair dienen te worden aangemerkt. Met andere woorden: [eiseres] vordert primair betaling van achterstallig loon over december 2019 en subsidiair uitbetaling
van de opgebouwde maar niet genoten vakantie-uren over 2019. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat indien de kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst tot en met 31 december 2019 bestond, zij over de maand december 2019 haar opgebouwde verlofsaldo heeft opgenomen, maar hierover niet het verschuldigde loon heeft ontvangen.
5.4.
Allereerst ligt de vraag voor of [eiseres] tot en met 31 december 2019 in dienst was bij Kinomi. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] in eerste instantie bij brief van 26 september 2019 eenzijdig met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn haar arbeidsovereenkomst bij Kinomi heeft opgezegd. Gesteld noch gebleken is dat Kinomi akkoord is gegaan met het voorstel van [eiseres] om de arbeidsovereenkomst per 1 november te beëindigen. Vaststaat dat [directeur] bij WhatsApp-bericht van 5 november 2019 [eiseres] heeft medegedeeld dat zij op dat moment nog een verlofsaldo van 36,14 dagen had openstaan en Kinomi om die reden het dienstverband tot en met 31 december 2019 wilde laten voortduren. De stelling van [eiseres] dat zij desgevraagd op verzoek van Kinomi tot 31 december 2019 in dienst is gebleven, is door Kinomi onvoldoende gemotiveerd weersproken. Hiermee is vast komen te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen tot en met 31 december 2019 heeft bestaan.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter gaat de stelling van Kinomi dat [eiseres] ondanks het dienstverband geen recht heeft op loon nu zij vanaf november 2019 geen arbeid heeft verricht en dit ook niet heeft aangeboden, niet op. Zoals hiervoor is geoordeeld, is vast komen te staan dat [eiseres] over de maanden november en december 2019 op verzoek van Kinomi haar verlofsaldo heeft opgenomen.
Nu de werkgever niet eenzijdig heeft vastgesteld dat de werkneemster vakantie heeft genoten over de maanden november en december 2019, maar dit ook door [eiseres] wordt beaamd, is het toegestaan om dit vakantieverlof met terugwerkende kracht in mindering te brengen. Blijkens artikel 7:639 lid 1 BW behoudt de werkneemster gedurende haar vakantieverlof recht op loon. Vaststaat dat [eiseres] haar loon over de maand november 2019 wel heeft ontvangen, zodat de kantonrechter de loonvordering over de maand december 2019 zal toewijzen.
5.6.
De vordering van [eiseres] tot betaling van de wettelijke verhoging over het achterstallige loon over de maand december 2019 zal worden toegewezen. De wettelijke verhoging is bedoeld als prikkel voor de werkgever om het loon tijdig uit te betalen om te voorkomen dat de werknemer in financiële problemen raakt. De wettelijke verhoging zal door de kantonrechter worden gematigd tot 20%. De wettelijke rente over het te laat betaalde loon zal eveneens worden toegewezen.
5.7.
Gelet op het bovenstaande zal de vordering tot betaling van het door [eiseres] opgebouwde vakantieverlof worden afgewezen, nu is vast komen te staan dat zij haar verlof over de maanden november en december 2019 heeft opgenomen.
Vakantietoeslag
5.8.
Vaststaat dat [eiseres] tot november 2019 van het UWV een ZW-uitkering heeft ontvangen. Blijkens artikel 14 van de Ziektewet wordt de vakantietoeslag in het dagloon meegenomen door het ‘kale’ loon met 8% te verhogen. Het vakantiegeld wordt door het UWV altijd direct maandelijks uitbetaald, tegelijkertijd met uitbetaling van de ZW-uitkering. Afgezien van de vraag of [eiseres] per 1 november 2019 hersteld is, heeft het UWV bij brief van 20 november 2019 [eiseres] medegedeeld dat zij per die datum hersteld is gemeld. Nu vaststaat dat [eiseres] tegen de beslissing van het UWV geen bezwaar heeft ingediend, zal de kantonrechter in deze procedure als uitgangspunt nemen dat zij per 1 november 2019 hersteld is.
5.9.
Het als werkgever betalen van de vakantietoeslag van 8% is een wettelijke verplichting op grond van artikel 15 Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Voor zover Kinomi over het loon van november 2019 geen vakantietoeslag van 8% heeft betaald, wordt zij hiertoe veroordeeld. Hetzelfde geldt voor het loon over de maand december 2019, waartoe zij eveneens wordt veroordeeld om hierover de vakantietoeslag van 8% te betalen.
Nevenwerkzaamheden
5.9.
Zoals hiervoor is geoordeeld, is de arbeidsovereenkomst van [eiseres] met ingang van 1 januari 2020 geëindigd. Niet is vast komen te staan dat [eiseres] reeds in oktober 2019 werkzaam was voor een bakkerij. Uit de overgelegde WhatsApp-berichten (zie r.o. 2.8.) volgt immers dat [eiseres] op 7 november 2019 aan [directeur] voorlegt of zij op dinsdag 12 november 2019 een eerste proefdag bij haar mogelijk toekomstige werkgever mag draaien, waarop [directeur] haar opdraagt om tot 1 januari 2020 geen werkzaamheden bij een andere werkgever te verrichten. Niet gebleken is dat [eiseres] tegen het advies van [directeur] in vanaf midden november 2019 bij een bakkerij werkzaamheden heeft verricht. Daar komt bij dat het nevenwerkzaamhedenbeding conform artikel 15.1. van de arbeidsovereenkomst gericht is op bedrijven die gelijksoortige activiteiten verrichten als Kinomi. Blijkens de overgelegde KvK-gegevens (zie r.o. 2.1) verricht Kinomi als bedrijfsactiviteit het telen van boomkwekerijgewassen, hetgeen niet in lijn ligt met de bedrijfsactiviteiten van een bakkerij. De eis in reconventie zal door de kantonrechter dan ook worden afgewezen.
Salarisspecificatie
5.10.
De vordering tot overlegging van een deugdelijke loonspecificatie over de maand december 2019 wordt niet betwist en zal daarom ook worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom wordt vastgesteld op € 100,00 per dag met een maximum tot € 2.000,00.
Proceskosten
5.11.
De proceskosten, waaronder de nakosten, komen voor rekening van Kinomi, omdat zij grotendeels in het ongelijk wordt gesteld.
5.12.
Ten slotte vordert [eiseres] een bedrag van € 634,00 voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
De vordering
6.1.
veroordeelt Kinomi tot betaling aan [eiseres] van € 1.482,47 bruto, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, de wettelijke verhoging van 20% en de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
voor zover Kinomi over het loon van november 2019 nog geen vakantietoeslag van 8% heeft betaald, wordt zij hiertoe veroordeeld;
6.3.
veroordeelt Kinomi tot het overleggen aan [eiseres] van een deugdelijke loonspecificatie over de maand december 2019 binnen vijf dagen na betekening van deze beschikking onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum tot € 2.000,00;
6.4.
veroordeelt Kinomi tot betaling aan [eiseres] van € 634,00 ter vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten;
6.5.
veroordeelt Kinomi tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de zijde van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 436,00;
6.6.
veroordeelt Kinomi tot betaling van € 100,00 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst de vordering voor het overige af.
De tegenvordering
6.9.
wijst de vordering af;
6.10.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter