ECLI:NL:RBNHO:2021:6721

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
8949076 \ CV EXPL 20-7196
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van geleverde menggranulaat en zand met geschil over leveringseisen en certificaten

In deze zaak vordert Wiebe Dijkstra B.V. betaling van A.B.A. Loon- en Grondverzet V.O.F. en haar vennoten voor geleverde menggranulaat en zand. Dijkstra heeft op 14 januari en 21 januari 2020 respectievelijk de eerste en tweede partij menggranulaat geleverd, en op 31 januari 2020 zand. A.B.A. c.s. hebben de facturen voor deze leveringen niet betaald en stellen dat Dijkstra haar verplichtingen niet is nagekomen, omdat de tweede partij met een verkeerde wagen zou zijn geleverd en er geen certificaat is verstrekt. De kantonrechter oordeelt dat A.B.A. c.s. niet in staat zijn gebleken hun verweer aannemelijk te maken. De kantonrechter concludeert dat Dijkstra haar verplichtingen is nagekomen en wijst de vordering van Dijkstra toe. De kantonrechter veroordeelt A.B.A. c.s. tot betaling van € 5.625,84, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten komen voor rekening van A.B.A. c.s. De uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips op 16 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8949076 \ CV EXPL 20-7196 BL
Uitspraakdatum: 16 juni 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Wiebe Dijkstra B.V.
gevestigd te Drachten
eiseres
verder te noemen: Dijkstra
gemachtigde: LAVG BV (Groningen)
tegen

1.de vennootschap onder firma A.B.A. Loon- en Grondverzet V.O.F.

gevestigd te Enkhuizen
2.
[gedaagde 2], vennoot van gedaagde sub 1
wonende te [woonplaats]
3.
[gedaagde 3], vennoot van gedaagde sub 1
wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder te noemen: gezamenlijk A.B.A. c.s., en afzonderlijk A.B.A., [gedaagde 2] en [gedaagde 3]
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] procederend in persoon, mede namens A.B.A.
De zaak in het kort
Dijkstra heeft aan A.B.A. c.s. menggranulaat en zand geleverd. A.B.A. c.s. hebben de facturen daarvoor niet betaald. Volgens A.B.A. c.s. is Dijkstra de overeenkomst niet goed nagekomen, omdat het menggranulaat met een verkeerde wagen is geleverd en bovendien geen certificaat is afgegeven terwijl dit wel zou zijn afgesproken. De kantonrechter oordeelt dat A.B.A. c.s. er niet in zijn geslaagd zijn hun stellingen aannemelijk te maken, zodat wordt aangenomen dat Dijkstra haar verplichtingen uit de overeenkomst is nagekomen. De vordering van Dijkstra wordt daarom toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Dijkstra heeft bij dagvaarding van 9 december 2020 een vordering tegen A.B.A. c.s. ingesteld. A.B.A. c.s. hebben schriftelijk geantwoord.
1.2.
Dijkstra heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna A.B.A. c.s. een schriftelijke reactie hebben gegeven.

2.De feiten

2.1.
Via het contactformulier op de website van Dijkstra heeft [gedaagde 3] op 15 december 2019 gevraagd om een prijsopgave voor 600 ton puinkorrel. In reactie daarop heeft Dijkstra op 16 december 2019 een offerte uitgebracht van € 7,75 per ton exclusief btw, franco geleverd met trailers, en betaling binnen 7 dagen na factuurdatum.
2.2.
Vervolgens heeft [gedaagde 3] opdracht aan Dijkstra gegeven tot levering in twee fasen van 900 tot 1000 ton puinkorrel (verder: menggranulaat) aan een adres te Andijk.
2.3.
Op 14 januari 2020 heeft Dijkstra de eerste partij menggranulaat geleverd. De factuur voor die partij is door A.B.A. c.s. betaald.
2.4.
Op 21 januari 2020 heeft Dijkstra de tweede partij menggranulaat (431,1 ton) geleverd. Daarvoor is bij factuur van 27 januari 2020 een bedrag van € 4.042,65 in rekening gebracht.
2.5.
Op 31 januari 2020 heeft Dijkstra in opdracht van [gedaagde 3] 50 m3 zand geleverd. Daarvoor is bij factuur van 14 februari 2020 een bedrag van € 816,75 in rekening gebracht.

3.De vordering

3.1.
Dijkstra vordert dat de kantonrechter A.B.A. c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 5.625,84, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
3.2.
Dijkstra legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. A.B.A. c.s. hebben de facturen voor de tweede partij menggranulaat en het zand (met een totaalbedrag van € 4.859,40) onbetaald heeft gelaten, ondanks herhaalde aanmaning. Daarom zijn A.B.A. c.s. ook de wettelijke handelsrente (tot 27 november 2020 berekend op € 155,50) en buitengerechtelijke incassokosten (€ 610,94) verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
A.B.A. c.s. betwisten de vordering (gedeeltelijk). Zij voeren – samengevat – het volgende aan. De tweede partij menggranulaat is met kiepwagens geleverd, terwijl is afgesproken dat geleverd zou worden met hetzelfde type wagen als de eerste partij. De kiepwagens kwamen niet ver genoeg op het terrein, zodat A.B.A. c.s. hier veel meer werk aan gehad hebben. Verder heeft Dijkstra de bij levering van menggranulaat behorende certificaten niet verstrekt. A.B.A. c.s. hebben gevraagd om een betalingsregeling, maar daar nooit een reactie op ontvangen.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen zijn het erover eens dat Dijkstra in opdracht van A.B.A. c.s. het menggranulaat en zand heeft geleverd waarvan in deze procedure betaling wordt gevorderd. Ook de prijs die Dijkstra daarvoor in rekening heeft gebracht wordt op zichzelf door A.B.A. c.s. niet betwist. Daarmee is het uitgangspunt dat A.B.A. c.s. de facturen met een totaalbedrag van € 4.859,40 moet betalen.
5.2.
In een brief van 20 juni 2020 hebben A.B.A. c.s. aan Dijkstra gevraagd om betaling in termijnen van € 500,00 per maand, omdat zij sinds de coronacrisis te maken hebben met uitgestelde opdrachten. Dijkstra heeft een e-mail van 30 juni 2020 overgelegd, waarin deze betalingsregeling aan A.B.A. c.s. wordt bevestigd. De ontvangst van deze e-mail wordt door A.B.A. c.s. betwist. In elk geval staat vast dat A.B.A. c.s. geen (deel)betalingen in mindering op de vordering van Dijkstra hebben gedaan. De vraag of A.B.A. c.s. de e-mail van 30 juni 2020 hebben ontvangen is voor de beoordeling van deze zaak verder niet relevant.
5.3.
Het verweer van A.B.A. c.s. richt zich niet tegen de vordering die ziet op het geleverde zand, zodat het factuurbedrag van € 816,75 als onbetwist moet worden toegewezen.
5.4.
Met betrekking tot tweede partij menggranulaat voeren A.B.A. c.s. aan dat deze zou zijn geleverd met andere wagens dan afgesproken. Het ligt op de weg van A.B.A. c.s. om dit voldoende aannemelijk te maken. Daar zijn zij niet in geslaagd. Het klopt dat [gedaagde 3] op 17 januari 2020 in een WhatsApp aan Dijkstra heeft gevraagd:
“kan het dinsdag weer 400 ton met de zelf wagens”, waarop Dijkstra heeft gereageerd met:
“Ja, ga ik regelen.”Volgens Dijkstra is zij deze afspraak ook nagekomen, en zijn alle drie de leveringen gedaan met hetzelfde type kieptrailer, waarbij Dijkstra heeft toegelicht dat zij hiervoor heeft gekozen omdat dit de goedkoopste optie is. A.B.A. c.s. hebben hiertegenover onvoldoende concreet gemaakt met welk type voertuig volgens hen geleverd is en had moeten worden. Zij stellen in de conclusie van antwoord slechts dat Dijkstra de afspraak niet is nagekomen, omdat bij de tweede stort kiepwagens zijn gebruikt. Vervolgens stellen A.B.A. c.s. bij dupliek dat de eerste levering volgens afspraak is gedaan met kiepwagens. Volgens de eigen stellingen van A.B.A. c.s. heeft Dijkstra dus zowel de eerste als de tweede partij menggranulaat geleverd met kiepwagens. Dit is in lijn met de stelling van Dijkstra dat alle leveringen met dezelfde kieptrailers zijn gedaan. Zonder nadere toelichting van A.B.A. c.s. – die ontbreekt – kan hiermee niet worden aangenomen dat Dijkstra haar overeengekomen verplichtingen op het punt van de levering niet behoorlijk is nagekomen. Overigens voert Dijkstra terecht aan dat bij de aanvraag van [gedaagde 3] op 15 december 2019 geen bijzonderheden zijn vermeld ten aanzien van het type wagen waarmee geleverd diende te worden of de bereikbaarheid van de afleverlocatie, en is niet gesteld of gebleken dat A.B.A. c.s. eerder dan bij conclusie van antwoord hebben geklaagd over de manier waarop de tweede partij menggranulaat is afgeleverd. In hun verzoek om te mogen betalen in termijnen van € 500,00 per maand hebben A.B.A. c.s. ook geen klachten geuit over de manier waarop Dijkstra uitvoering heeft gegeven aan de overeenkomst.
5.5.
Verder beroepen A.B.A. c.s. zich erop dat zij geen certificaten voor het menggranulaat van Dijkstra hebben ontvangen. Dijkstra erkent dit, maar stelt zich op het standpunt dat A.B.A. c.s. hier niet eerder om hebben gevraagd, dat het leveren van certificaten niet verplicht is en geen onderdeel uitmaakt van de overeenkomst tussen partijen. Daarbij verklaart Dijkstra zich bereid om certificaten te leveren zodra A.B.A. c.s. hun betalingsverplichting zijn nagekomen. A.B.A. c.s. stellen op dit punt alleen dat certificaten horen bij de levering van puinkorrel, en dat zij in verband met milieuwetgeving verplicht zijn om certificaten te kunnen tonen. Zij hebben dit verder niet gespecificeerd of met stukken onderbouwd. Ook is niet gesteld of gebleken dat A.B.A. c.s. voorafgaand aan deze procedure hebben gevraagd om certificaten. Daarmee hebben A.B.A. c.s. onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om te kunnen aannemen dat meeleveren van certificaten is overeengekomen, zodat ook op dit punt geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door Dijkstra.
5.6.
De conclusie is dat de door Dijkstra gevorderde hoofdsom van € 4.859,40 wordt toegewezen. Ook de wettelijke handelsrente, waartegen A.B.A. c.s. geen verweer hebben gevoerd, is toewijsbaar zoals gevorderd.
5.7.
Verder vordert Dijkstra een bedrag van € 610,94 voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat Dijkstra voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van A.B.A. c.s., omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt A.B.A. c.s. hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan Dijkstra van € 5.625,84, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.859,40 vanaf 27 november 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt A.B.A. c.s., hoofdelijk zoals hiervoor vermeld, tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Dijkstra tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 87,99
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 622,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter