Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
2.De feiten
Primair:
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, stond de verdeling van cryptovaluta centraal na de beëindiging van een affectieve relatie tussen partijen. De man en de vrouw, die samenwoonden en een samenlevingsovereenkomst hadden gesloten, hadden in 2017 cryptovaluta aangekocht. Na de beëindiging van hun relatie in september 2019, sloten zij in september 2020 een convenant waarin afspraken werden gemaakt over de verdeling van de cryptovaluta. De man vorderde in deze procedure betaling van de helft van de waarde van de cryptovaluta, terwijl de vrouw betwistte dat de man recht had op de waarde op de datum van het vonnis. De rechtbank oordeelde dat de man recht had op de helft van de gemiddelde waarde van de cryptovaluta in de periode tussen 4 september 2020 en 4 oktober 2020, en dat de vrouw hem € 3.301,45 moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 oktober 2020. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.