Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
- meermalen met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 1] gestoken en/of
- (vervolgens) in de woning (gelegen aan de [adres] ), waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, brand gesticht door open vuur in aanraking te brengen met spiritus/terpentine, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan er in die woning een (grote) hoeveelheid rook ontwikkelde
- gemeen gevaar voor die woning en/of aangrenzende woningen en/of de in die woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die woning aanwezige personen, in elk geval levensgevaar danwel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
- spiritus/terpentine, althans een brandbare stof over/naar het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gespoten en/of gegooid en/of
- (vervolgens) een aansteker, in elk geval open vuur, in aanraking heeft gebracht met voornoemde spiritus/terpentine, althans de brandbare stof terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- spiritus/terpentine, althans een brandbare stof over/naar het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer 2] te spuiten en/of te gooien en/of
- (vervolgens) een aansteker, in elk geval open vuur, in aanraking te brengen met voornoemde spiritus/terpentine, althans de brandbare stof.
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
en tot bewezenverklaring van de doodslag.
gemeen gevaar voor die woning en aangrenzende woningen en de in die woning aanwezige goederen te duchten was;
- spiritus over het gezicht en lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gespoten en/of gegooid en
- vervolgens een aansteker in aanraking heeft gebracht met voornoemde spiritus,
4.Kwalificatie
5.Strafbaarheid van de feiten
Omdat daarbij de enige toegangsdeur door [slachtoffer 1] werd geblokkeerd, was er geen (fysieke) ruimte een afweging te maken tussen verschillende verdedigingsmiddelen. Er is volgens de verdediging dan ook sprake van een noodweersituatie, waarin de verdachte zich noodzakelijkerwijs en proportioneel heeft verdedigd door een mes te pakken en met dat mes in de rug van [slachtoffer 1] te steken.
Gelet hierop en nu ook de overige stukken in het dossier geen aanknopingspunten bevatten voor de stelling dat [slachtoffer 1] naar de kamer van de verdachte is gegaan en in die kamer is gestoken, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat op het moment van steken door de verdachte sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding zoals door de verdediging is aangevoerd. Uitgaande van de lezing van de verdachte dat hij naar de kamer van [slachtoffer 1] is toegegaan en daar is geslagen, welke lezing naar het oordeel van de rechtbank ook meer past bij de feitelijke toedracht van het bewezenverklaarde feit, is een mogelijk ontstane noodweersituatie voor de deur van de kamer van [slachtoffer 1] geëindigd op het moment dat de verdachte naar zijn eigen kamer teruggaat. Het beroep op noodweer wordt daarom verworpen.
6.Strafbaarheid van de verdachte
7.Motivering van de sanctie
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten;
- het psychologisch rapport Pro Justitia van 31 augustus 2020 en een aanvulling op dit rapport gedateerd 16 maart 2021, beiden opgesteld door drs. M.L. de Groot.
8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
10 jaren;
[benadeelde partij] niet-ontvankelijkin de vordering;
[slachtoffer 2]geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 525,-, bestaande uit € 25,- als vergoeding voor de materiële schade en € 500,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;