ECLI:NL:RBNHO:2021:6670

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
9123820
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Transitievergoeding bij vermindering van arbeidsuren

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen een werkneemster, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, CSU Personeel B.V. De kern van het geschil was of [verzoekster] recht had op een transitievergoeding na een vermindering van haar arbeidsuren. De werkneemster was voorheen 39,75 uur per week in dienst bij CSU, maar na een overname van een project van Asito, kreeg zij een aanbod voor een arbeidsovereenkomst van maximaal 48 uur per week, wat resulteerde in een verlies van 6,75 uur per week aan arbeidsuren.

De kantonrechter oordeelde dat [verzoekster] geen recht had op een transitievergoeding, omdat het verlies van arbeidsuren minder dan twintig procent van haar oorspronkelijke uren betrof. De Hoge Raad heeft in een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2018:1617) bepaald dat er pas recht op een transitievergoeding bestaat bij een substantiële vermindering van de arbeidstijd van ten minste twintig procent. Aangezien [verzoekster] slechts 6,75 uur per week had verloren, wat minder was dan de vereiste 10,95 uur (twintig procent van 54,75 uur), werd haar verzoek afgewezen.

De kantonrechter besloot dat iedere partij de eigen proceskosten moest dragen en verklaarde de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./repnr.: 9123820 \ AO VERZ 21-20
Uitspraakdatum: 19 juli 2021
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak (beschikking) van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
verzoekster
verder te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. A. Brinkman
tegen
de besloten vennootschap
CSU Personeel B.V.
gevestigd te Uden
verweerster
verder te noemen: CSU
gemachtigde: mr. R.M. Kerkhof

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [verzoekster] recht heeft op een transitievergoeding.
1.2.
De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek van [verzoekster] om CSU te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding moet worden afgewezen, omdat zij daarop geen recht heeft. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
1.3.
[verzoekster] was tot 1 januari 2021 voor 39,75 uur per week in dienst bij CSU. CSU heeft per 1 januari 2021 een project overgenomen van Asito. [verzoekster] werkte tot 1 januari 2021 voor 15 uur per week op dat project in dienst van Asito.
1.4.
Op grond van artikel 38 van de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf (hierna: de CAO) moest CSU aan [verzoekster] een aanbod doen voor een arbeidsovereenkomst voor het project dat van Asito was overgenomen. CSU heeft ook zo’n aanbod aan [verzoekster] gedaan. CSU moest zich daarbij houden aan de regels van de CAO en de Arbeidstijdenwet en heeft daarom een aanbod gedaan om [verzoekster] voor in totaal maximaal 48 uur per week in dienst nemen. Dat aanbod heeft [verzoekster] aangenomen.
1.5.
[verzoekster] heeft daardoor arbeidsuren verloren. Zij werkte eerst 54,75 uur per week voor CSU en Asito samen, en zij werkt nu 48 uur per week alleen voor CSU. [verzoekster] heeft daarmee 6,75 uur per week aan arbeidsuren verloren.
1.6.
[verzoekster] heeft op de zitting uitgelegd dat zij vindt dat zij vanwege dat arbeidsurenverlies recht heeft op een transitievergoeding, op grond van de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Kolom.
1.7.
In de door [verzoekster] genoemde uitspraak in de zaak Kolom heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een werknemer ook recht kan hebben op een transitievergoeding als er, door omstandigheden gedwongen, wordt overgegaan tot een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd van de werknemer (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 14 september 2018, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2018: 1617 (
Stichting Kolom)).
1.8.
In die uitspraak van de Hoge Raad is ook overwogen dat het bij een substantiële vermindering van de arbeidstijd moet gaan om een vermindering van de arbeidstijd met ten minste twintig procent. Er is dus pas recht op een transitievergoeding bij een vermindering van arbeidsuren met ten minste twintig procent.
1.9.
[verzoekster] had oorspronkelijk 54,75 arbeidsuren per week. Zij heeft dus pas recht op een transitievergoeding als zij twintig procent daarvan heeft verloren, namelijk 10,95 uur per week. [verzoekster] heeft van haar oorspronkelijke aantal arbeidsuren van 54,75 uur per week 6,75 uur per week verloren. Dat is minder dan 10,95 uur en minder dan twintig procent. [verzoekster] heeft daarom geen recht op een transitievergoeding.
1.10.
De kantonrechter hoeft de andere verweren van CSU niet meer te bespreken.
1.11.
Gelet op de aard van de zaak en de opmerking van CSU op de zitting dat wat haar betreft geen bezwaar bestaat tegen een compensatie van de proceskosten, zal worden bepaald dat partijen ieder de eigen proceskosten moeten betalen.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
wijst de vordering af;
2.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
2.3.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter