ECLI:NL:RBNHO:2021:6526

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
C/15/311074 / HA ZA 20-780
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen inzake wellness-producten met tegenvorderingen van koper

In deze zaak vordert VSB Wellness B.V. betaling van openstaande facturen van in totaal € 34.704,87 van gedaagde, die wellness-producten heeft aangeschaft. De rechtbank oordeelt dat de geleverde producten voldoen aan de overeenkomst en wijst de tegenvorderingen van gedaagde af, die zijn gebaseerd op een vermeende tekortkoming van VSB. De rechtbank concludeert dat gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van de facturen en dat de vordering van VSB toewijsbaar is. De rechtbank wijst ook de vorderingen in reconventie van gedaagde af, die onder andere schadevergoeding eisten voor waterschade en vertraagde oplevering. De rechtbank oordeelt dat VSB niet aansprakelijk is voor de gestelde schade en dat er geen sprake is van non-conformiteit van de geleverde producten. De rechtbank veroordeelt gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/311074 / HA ZA 20-780
Vonnis van 4 augustus 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VSB WELLNESS B.V.,
gevestigd te Diessen (gemeente Hilvarenbeek),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.W. Hilhorst te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. C.I.M. Molenaar te Watergang.
Partijen zullen hierna VSB en [gedaagde] genoemd worden.

1.De zaak in het kort

Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde] gehouden is tot betaling aan VSB van de openstaande facturen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De tegenvorderingen van [gedaagde] , die zijn gebaseerd op een toerekenbare tekortkoming aan de kant van VSB worden afgewezen. De geleverde wellness-producten voldoen aan de overeenkomst.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 november 2020 met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in voorwaardelijke reconventie met producties 1 tot en met 6;
  • het tussenvonnis van 3 februari 2021;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 7 tot en met 10;
  • de e-mail van 6 april 2021 van mr. Molenaar voornoemd met producties 7 tot en met 13.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 juni 2021. Daar zijn verschenen:
  • de heer [rrr] en mevrouw [sss] namens VSB, bijgestaan door haar advocaat;
  • [gedaagde] en mevrouw [ttt] (partner van [gedaagde] ), bijgestaan door zijn advocaat.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de advocaten aantekeningen overhandigd, die zij hebben voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen van de mondelinge behandeling gemaakt.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Feiten

3.1.
VSB is leverancier en installateur van wellness- en sanitaire producten (o.a. zwembaden, sauna’s etc.). [gedaagde] heeft bij VSB een aantal wellnessproducten gekocht en laten installeren.
3.2.
Voor de geleverde zaken en de bijbehorende installatie daarvan heeft VSB in totaal een bedrag van € 68.785,67 aan [gedaagde] gefactureerd. In die facturen is meegenomen een bedrag van € 10.000,00 waarvan VSB stelt dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst hebben afgesproken dat [gedaagde] dat contant zou betalen. Van het aan [gedaagde] gefactureerde bedrag heeft [gedaagde] € 32.674,79 voldaan.
3.3.
Bij e-mail van 9 oktober 2019 heeft VSB aan de heer [uuu] (hierna: [uuu] ), de aannemer van [gedaagde] , voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“Voor het spa bad hebben we alleen maar stroom nodig. 400v 3x16A
Verder geen water of een afvoer.
Vullen moet gebeuren met een slang (koudwater) of als het zwembad gevuld is kunnen we dit over hevelen vanuit het zwembad.
Het leeg laten van het spa bad kun je beste doen met een dompelpomp en dan weg pompen naar het douche putje.”
3.4.
Op 20 februari 2020 is er in de woning van [gedaagde] lekkage ontstaan. VSB heeft een deskundige, VeDi Schademanagement (hierna: VeDi), verzocht de lekkage te inspecteren. In de rapportage van VeDi van 4 september 2020 is onder meer en voor zover hier van belang gemeld:
“(…)
Wat betreft de oorzaak van de lekkage heeft onderzoek erop gewezen dat een stroomstoring of kortsluiting, geen causaal verband hebben tot de lekkage. Navraag bij het bedrijf dat de aanleg een aansluiting AMBIANCE heeft geleerd dat de electronisch ventielen die gebruikt werden Normally closed zijn, en verwijs ik naar de verklaring van de heer [vvv] (bijlage 14).
In deze verklaring spreekt de heer [vvv] ook over vochtproblemen in een eerder stadium van de bouw. Dit staaft onze bevindingen en zienswijze van restvocht in de onderliggende constructie waardoor de aangebrachte verflaag gaat verzepen.
Conclusie
Naar aanleiding van onderzoek terplaatsen alsmede de door partijen beschikbare gestelde mails en foto’s het volgende;
De verklaringen van [gedaagde] / [ttt] dat er een lekkage en of gevolgschade is ontstaan ten gevolge van een kortsluiting, trekken wij in twijfel om de volgende reden;
  • Uit de diverse verklaringen van betrokkenen is niet vast komen te staan dat een kortsluiting oorzaak is van een lekkage enerzijds
  • Er niet is vastgesteld dat de werknemers van VSB Wellness de kortsluiting veroorzaakt hebben zie bijlage 15 mail Pe [uuu]
  • Er door [gedaagde] / [ttt] en de heer [uuu] tegenstrijdige verklaringen worden gegeven over de hoeveelheid water welke in de kelder gestroomd zou worden
  • Het schade beeld niet gekoppeld kan worden aan de gevolgen van het uitgestroomde water. Maar duid op restvocht in de onderliggende constructie.
(…)
Slotwoord
Dit onderzoek ie tot stand gekomen na de melding van schade bij door de Fam. [gedaagde] / [ttt] op verzoek van VSB Wellness, om de zaak voor te leggen aan de CAR of aansprakelijkheid verzekeraar. Op grond van ons onderzoek is adviseren wij om hier vooralsnog niet toe overgegaan. Daar de claim voor schade ongefundeerd is en niet concreet wordt omschreven door de Fam. [gedaagde] / [ttt] .(…)”
3.5.
Bij e-mail van 31 maart 2020 heeft VSB, voor zover hier van belang, het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“(…) Uit onze administratie blijkt dat er sprake is van openstaande facturen waarvan de betalingstermijn inmiddels ruim vervallen is. De werkzaamheden zijn zoals in de opdrachtbevestiging beschreven staan geheel afgewerkt. Het betreft hier een totaal bedrag van € 34.708,63. (…)”
3.6.
In antwoord op de mail van VSB heeft de partner van [gedaagde] , mevrouw [ttt] , bij e-mail van 31 maart 2020, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“Dit bedrag zou al 2 weken geleden door ons worden betaald
We hadden een afspraak met [...] gemaakt op de zaak over de betalingen en zouden dan alles met hem afhandelen (...)
U zult begrijpen dat het niet aan ons ligt dat de betaling nog niet is gedaan
Wout weet dat hij een andere sauna heeft geleverd als door ons is gekocht en dat er een hele hoop dingen fout zijn gegaan waardoor wij een heleboel extra kosten hebben moeten maken (…)”

4.Het geschil

in conventie

4.1.
VSB vordert samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 34.704,87, te vermeerderen met rente en kosten.
4.2.
VSB legt aan haar vordering ten grondslag dat er sprake is van een overeenkomst. [gedaagde] is in gebreke gebleven met tijdige en volledige betaling van de facturen.
4.3.
[gedaagde] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
4.5.
[gedaagde] vordert samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor recht verklaart dat VSB toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en VSB veroordeelt tot betaling van € 18.522,50 te vermeerderen met kosten.
4.6.
[gedaagde] legt aan zijn vordering ten grondslag dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming aan de kant van VSB. Er is een verkeerde sauna geleverd, althans niet de sauna die [gedaagde] destijds in de showroom heeft gezien. De geleverde sauna heeft niet dezelfde kleur hout als het hout van het showroommodel. De geleverde jacuzzi is zonder afvoer geleverd althans VSB heeft de jacuzzi niet aangesloten op een afvoer. Daarnaast is er door nalatigheid dan wel een tekortkoming van VSB waterschade ontstaan in de kelder van de woning van [gedaagde] . VSB moet deze schade vergoeden. Tevens is er sprake van een vertraagde oplevering.
4.7.
VSB voert verweer.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De vorderingen van partijen lenen zich voor gezamenlijke behandeling
Openstaande facturen
5.2.
VSB stelt dat partijen een contante betaling van € 10.000,00 zijn overeengekomen. [gedaagde] betwist deze stelling en voert daartoe aan dat er alleen een contante betaling is overeenkomen voor de ligstoelen.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat partijen een bedrag van € 10.000,00 aan contante betaling zijn overeengekomen en wel om de volgende redenen.
Het is aan VSB om te stellen en zo nodig te bewijzen dat zij (ook) recht heeft op dit bedrag van € 10.000,00. In de offerte(s) is geen bedrag van € 10.000,00 als contante betaling of overeengekomen deposito vermeld. Het lijkt er daarom op dat VSB bedoelt dat partijen zijn overeengekomen dat een bedrag van € 10.000,00 buiten de boeken zou blijven. Pas nadat [gedaagde] dat bedrag weigerde te betalen, heeft VSB voor dit bedrag een factuur d.d. 5 juni 2020 opgesteld (factuurnummer VF201603). Weliswaar betwist [gedaagde] dat hij in verband met de hier aan de orde zijnde order € 10.000,00 contant zou voldoen, maar opmerkelijk is dat VSB steeds aanspraak heeft gemaakt op dat bedrag en dat [gedaagde] daar pas nadat VSB een incassotraject startte, is gaan betwisten dit bedrag te moeten betalen.
Zo blijkt uit de overgelegde e-mailcorrespondentie dat VSB bij e-mail van 31 maart 2020 een herinnering van het openstaande bedrag van € 34.708,63 aan [gedaagde] heeft gestuurd. [gedaagde] heeft het bedrag in de e-mail niet betwist en geen bezwaar tegen gemaakt. Integendeel, [gedaagde] heeft geschreven dat het bedrag twee weken eerder door hem zou worden betaald. Daarnaast komt het bedrag in de e-mail nagenoeg overeen met het bedrag op het overgelegde facturenoverzicht (€ 34.704,87). In dit facturenoverzicht staat het overeengekomen depositobedrag van € 10.000,00. Tevens blijkt uit de overgelegde Whatsapp-correspondentie dat [gedaagde] bij VSB geld langs zou brengen voordat de sauna zou worden geleverd. In dat licht bezien heeft [gedaagde] de stellingen van VSB op dit punt onvoldoende betwist. Dat slechts een contante betaling is overeengekomen voor de door [gedaagde] bestelde ligstoelen, heeft hij verder niet onderbouwd.
5.4.
Uit het vorenstaande blijkt dat [gedaagde] nog een bedrag van € 34.708,87 aan VSB is verschuldigd. [gedaagde] meent dat hij gerechtigd is zijn betalingsplicht op te schorten zolang VSB in gebreke blijft in de nakoming van haar verplichtingen en zolang VSB niet is overgegaan tot vergoeding van de schade, dan wel wil [gedaagde] de vordering van VSB verrekenen met het schadebedrag.
5.5.
In het navolgende zal de rechtbank de vordering van [gedaagde] aan de hand van de diverse gestelde gebreken bespreken.
Sauna
5.6.
Beoordeeld dient te worden of VSB toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] voert aan dat hij niet de sauna heeft gekregen die hij heeft besteld. Hij stelt dat hij een sauna wilde die exact dezelfde kleur heeft als de sauna die destijds in de showroom van VSB stond. De houtkleur van de geleverde sauna is lichter dan het hout van het showroommodel. Daarnaast heeft [gedaagde] aangevoerd dat de saunawand verkeerd is geplaatst waardoor er een spleet in het sluitende gedeelte van het deurkozijn zit.
5.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Er is sprake van een toerekenbare tekortkoming in geval van non-conformiteit. Non-conformiteit houdt in dat door de verkoper aan de koper geleverde zaak op het tijdstip van aflevering niet aan de koopovereenkomst beantwoord (artikel 7:17 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Daarvan is sprake wanneer de geleverde zaak niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Artikel 7:17 lid 2 tweede zin BW bepaalt dat de koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen.
5.8.
Niet ter discussie staat dat VSB, conform de opdrachtbevestiging, een sauna met een Red Cedar interieur moest leveren en heeft geleverd. In de opdrachtbevestiging van VSB staat vermeld dat hout een natuurproduct is, dat kleur en structuur afwijkingen natuurlijke eigenschappen zijn en dat dit geen reden vormt tot reclamatie. De rechtbank is van oordeel dat de geleverde sauna voldoet aan de overeenkomst. Aangenomen kan worden dat de geleverde sauna enigszins in kleur afwijkt van het showroommodel, maar het is een feit van algemene bekendheid dat er bij hout kleurverschillen zijn en dat de kleur van het hout door tijdsverloop kan veranderen. Ook is het goed mogelijk dat bij een veranderde lichtinval, zoals licht en donker, het hout een andere kleur heeft. De kleurafwijking is niet zodanig dat de geleverde sauna niet voldoet aan hetgeen [gedaagde] daarvan op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
5.9.
Ten aanzien van de spleet bij het deurkozijn is ter zitting vast komen te staan dat het huidige glas niet door VSB is geplaatst. [gedaagde] heeft het door VSB geleverde glas laten vervangen door derden. VSB heeft de stelling van [gedaagde] dat partijen hierover overleg hebben gevoerd, betwist. Vervolgens lag het op de weg van [gedaagde] zijn stelling op dit punt nader te onderbouwen, maar hij heeft dit niet gedaan.
5.10.
De rechtbank is van oordeel dat de sauna de eigenschappen bezit, die [gedaagde] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Er is geen sprake van non-conformiteit van de sauna.
Jacuzzi
5.11.
[gedaagde] vordert een bedrag van € 2.500,00 indien VSB niet alsnog de afvoer van de jacuzzi zal installeren of daartoe niet in staat is. VSB betwist dat partijen hebben afgesproken dat de jacuzzi op een afvoer zou worden aangesloten.
5.12.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat het bij [gedaagde] bekend was (of redelijkerwijs bekend moest zijn) dat er geen afvoer bij de jacuzzi zou zitten. Bij e-mail van 9 oktober 2019 heeft VSB aan [gedaagde] meegedeeld dat er voor de jacuzzi alleen stroom nodig is, verder geen water of een afvoer. Verder is ter zitting gebleken dat de aannemer van [gedaagde] een ombouw voor de jacuzzi heeft gerealiseerd. Voordat de ombouw werd gerealiseerd, had de aannemer kunnen constateren dat de jacuzzi niet op een afvoer was aangesloten. VSB is daarom niet toerekenbaar tekort schoten in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank zal de vordering inzake de jacuzzi afwijzen.
Waterschade
5.13.
[gedaagde] stelt dat er op 20 februari 2020 door een toerekenbare tekortkoming van VSB in zijn woning waterschade is ontstaan. Door het werk van de monteur van VSB is de elektriciteit in (een deel van) de woning van [gedaagde] uitgevallen. Daardoor viel ook de techniek van het zwembad uit en is dat gaan leegstromen.
VSB heeft betwist dat zij de stroomstoring heeft veroorzaakt.
5.14.
De rechtbank is van oordeel dat VSB niet aansprakelijk is voor lekkage van het zwembad. Niet vastgesteld kan worden dat een monteur van VSB kortsluiting heeft veroorzaakt en dat die kortsluiting tot gevolg heeft gehad dat het (niet door VSB geleverde) zwembad is gaan leegstromen. Los daarvan; als de oorzaak voor de elektriciteitsuitval bij een monteur van VSB zou liggen, was het voor VSB niet voorzienbaar dat daardoor het zwembad leeg zou lopen. De oorzaak voor het leeglopen daarvan is niet zo zeer de stroomuitval, maar een gebrek aan het zwembad. Daar komt bij dat de gestelde schade door [gedaagde] op geen enkele wijze is onderbouwd. De rechtbank zal deze vordering afwijzen.
Vertraagde oplevering
5.15.
[gedaagde] vordert een bedrag van € 2.000,00 aan vertragingskosten omdat VSB veel later dan de overeengekomen opleverdatum van 20 januari 2020 heeft opgeleverd.
5.16.
De rechtbank overweegt dat de levertijd volgens de opdrachtbevestiging plusminus 8 weken na akkoord definitief tekenwerk is. Anders dan [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat er geen uiterlijke termijn voor levering is overeengekomen. Dat blijkt ook nergens uit. In dat geval treedt verzuim pas in nadat de koper aan de verkoper een termijn heeft gegeven om alsnog na te komen. Dat is in casu niet gebeurd. De vordering inzake de vertraagde oplevering zal worden afgewezen.
Conclusie
5.17.
Concluderend bestaat er voor [gedaagde] geen bevoegdheid voor opschorting van zijn betalingsverplichting, of verrekening van de vorderingen. De vorderingen in reconventie van [gedaagde] worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.18.
VSB vordert een bedrag van € 1.122,08 aan buitengerechtelijke incassokosten. Artikel 6:96 lid 6 BW bepaalt dat de vergoeding van buitengerechtelijke kosten door een consument eerst verschuldigd kan worden nadat de schuldenaar na het intreden van het verzuim, bedoeld in artikel 6:81 BW, onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling, waaronder de vergoeding die in overeenstemming met de nadere regels als bedoeld in lid 5 wordt gevorderd, vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen, aanvangende de dag na aanmaning. Het is niet gebleken dat in de aanmaning aan [gedaagde] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Wettelijke (handels) rente
5.19.
Wegens zijn verzuim is [gedaagde] wettelijke rente over de hoofdsom verschuldigd. Uit hetgeen VSB heeft aangevoerd kan de rechtbank niet eenduidig afleiden per welke datum [gedaagde] in verzuim is geraakt. De rechtbank gaat daarom uit van de datum van dagvaarding, 27 november 2020 als verzuimdatum hanteren. De rechtbank zal de gevorderde handelsrente afwijzen omdat VSB niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom zij de wettelijke handelsrente bij een natuurlijk persoon in rekening mocht brengen.
Proceskosten
5.20.
Aangezien [gedaagde] in conventie en in reconventie ongelijk heeft gekregen, zal hij in de proceskosten van VSB worden veroordeeld.
De proceskosten van VSB in conventie worden als volgt begroot:
  • dagvaarding € 86,85
  • griffierecht € 2.042,00
  • salaris advocaat
Totaal € 3.570,85
Wegens de samenhang met de zaak in conventie worden de proceskosten van VSB in reconventie als volgt begroot:
- salaris advocaat
€ 563,00(1 punt x tarief € 563,00)
Totaal € 563,00

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VSB te betalen een bedrag van € 34.704,87 (vierendertig duizendzevenhonderdvier euro en zevenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 27 november 2020 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van VSB tot op heden begroot op € 3.570,85,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.4.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
6.5.
wijst de vorderingen af,
6.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van VSB tot op heden begroot op € 563,00,
6.7.
verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2021. [1]

Voetnoten

1.type: DdD