ECLI:NL:RBNHO:2021:6517

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
9264278
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning wegens huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Onroerend Goed Maatschappij B.V. (eiseres) en twee gedaagden, die huurders zijn van een woning. Eiseres vorderde ontruiming van de woning en betaling van een huurachterstand van € 5.213,18, alsook buitengerechtelijke incassokosten. De huurders hadden een huurachterstand opgebouwd van vijf maanden en hadden ondanks sommaties niet betaald. De gedaagden erkenden de huurachterstand, maar vroegen de kantonrechter om de ontruiming voorwaardelijk toe te wijzen, omdat één van hen door de coronacrisis haar baan had verloren, maar inmiddels weer zicht had op werk.

De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor eiseres, gezien de aanzienlijke huurachterstand. De rechter overwoog dat de vordering in kort geding alleen kan worden toegewezen als de feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het waarschijnlijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De kantonrechter concludeerde dat de huurachterstand zo groot was dat voortzetting van de huurovereenkomst niet langer van eiseres kon worden verlangd. De ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De overige vorderingen van eiseres werden ook grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten, die werd afgewezen omdat niet was voldaan aan de wettelijke vereisten. De proceskosten werden aan de gedaagden opgelegd, omdat zij ongelijk kregen.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagden binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning moeten ontruimen en de huurachterstand moeten betalen, evenals de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9264278 \ VV EXPL 21-85
Uitspraakdatum: 26 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] Onroerend Goed Maatschappij B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. R.A.M. Schram
tegen

1.[gedaagde sub 1]2. [gedaagde sub 2]

beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. D.A. IJppelaar

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagden] op 10 juni 2021 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juli 2021. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] huren van [eiseres] de woning aan [adres] (hierna: de woning) voor een maandelijkse huurprijs van € 1.300,00.
2.2.
Per brief d.d. 4 juni 2021 heeft [eiseres] [gedaagden] gesommeerd tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert – na vermindering van eis – dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagden] veroordeelt:
I. om binnen drie werkdagen na het vonnis aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 5.213,18 (huurachterstand + wettelijke rente), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. om binnen drie werkdagen na het vonnis aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 635,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
III. om de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de woning leeg en ontruimd, bezemschoon en onder afgifte van alle sleutels aan [eiseres] ter beschikking te stellen, met machtiging aan [eiseres] – indien [gedaagden] hiermee in gebreke blijven – de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met de hulp van de sterke arm;
IV. om voor iedere maand, of gedeelte daarvan, dat de huurovereenkomst voortduurt, aan [eiseres] uiterlijk voor de eerste van iedere betreffende maand een bedrag te voldoen van
€ 1.300,00;
V. de proceskosten van [eiseres] te voldoen, inclusief het nasalaris.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagden] ondanks sommaties de huur van maart, april, mei, juni en juli 2021 niet hebben betaald zodat er een huurachterstand is ontstaan. Door het laten ontstaan van een huurachterstand is sprake van wanprestatie die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Vooruitlopend op de ontbinding vordert [eiseres] in dit kort geding ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand. Nu er sprake is van een achterstand zijn [gedaagden] inmiddels ook de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagden] betwisten de vordering niet maar verzoeken de kantonrechter de ontruiming voorwaardelijk toe te wijzen. [gedaagde sub 2] is haar baan kwijtgeraakt door de coronacrisis maar heeft inmiddels weer zicht op het krijgen van een baan. Vanaf augustus zou de volledige huur weer kunnen worden betaald met daarbij een betalingsregeling voor het terugbetalen van de achterstand. Het gaat hier om een overmachtssituatie.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiseres] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om een hoge huurachterstand.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
[gedaagden] hebben de huurachterstand erkend, zodat vast staat dat [gedaagden] in ieder geval een huurachterstand van vijf maanden hebben. Deze achterstand is zo groot dat van [eiseres] niet kan worden verlangd dat zij de huurovereenkomst met [gedaagden] nog langer voortzet. Het belang van [eiseres] bij ontruiming van de woning dient zwaarder te wegen dan het belang van [gedaagden] bij het behoud van de woning. Hoewel [gedaagde sub 2] inmiddels ver in een sollicitatieprocedure zit, betekent dit niet dat de huurachterstand snel of in één keer kan worden afbetaald. Dit mede gelet op de hoogte van de huur(achterstand). De gevorderde ontruiming is dan ook gerechtvaardigd en zal worden toegewezen. Wel ziet de kantonrechter aanleiding een ontruimingstermijn te bepalen van veertien dagen na betekening van het vonnis. Ook de overige vorderingen van [eiseres] kunnen worden toegewezen, met dien verstande dat de betalingstermijn voor de achterstand ook wordt bepaald op veertien dagen na betekening van het vonnis en dat [gedaagden] de huurprijs dienen te betalen tot de dag van ontruiming en niet, zoals [eiseres] heeft gevorderd, voor zolang de huurovereenkomst voortduurt.
5.4.
De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan [gedaagden] een termijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan om de hoofdsom zonder buitengerechtelijke incassokosten te voldoen, zoals artikel 6:96 lid 6 BW vereist. In de door [eiseres] overgelegde aanmaning worden immers de buitengerechtelijke incassokosten al direct gevorderd. Daarnaast heeft [eiseres] niet gesteld op welke datum zij de aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW aan [gedaagden] heeft verzonden. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
5.5.
Voor zover een machtiging tot gedwongen ontruiming wordt gevorderd, is die vordering niet toewijsbaar. Indien noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis, kan de deurwaarder met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 555 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zonder toestemming van de bewoner / gebruiker het betreffende pand betreden en ontruimen. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
5.6.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] grotendeels zal toewijzen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagden] , omdat zij ongelijk krijgen. Daarbij worden [gedaagden] ook veroordeeld tot betaling van het nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagden] binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 5.213,18 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2021 tot de dag van gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagden] om de woning aan [adres] binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de woning leeg en ontruimd, bezemschoon en onder afgifte van alle sleutels aan [eiseres] ter beschikking te stellen;
6.3.
veroordeelt [gedaagden] om voor iedere maand of gedeelte daarvan, dat de woning niet is ontruimd, aan [eiseres] uiterlijk voor de eerste van iedere betreffende maand een bedrag te voldoen van € 1.300,00;
6.4.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 85,81
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 498,00 ;
6.5.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter