ECLI:NL:RBNHO:2021:6473

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
15/096128-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van ex-partner en advocaten, wapenbezit en drugshandel

Op 5 augustus 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van zijn ex-partner en twee advocaten, wapenbezit en het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hasj. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 6 tot 7 april 2021 dreigende berichten heeft verstuurd via WhatsApp naar zijn ex-partner en advocaten, waarin hij hen en hun families met de dood bedreigde. Daarnaast heeft de verdachte op 7 april 2021 een revolver in zijn bezit gehad en 784 gram hasj aangetroffen in zijn woning. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld en de verdachte heeft tijdens de zitting bekend de feiten te hebben gepleegd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar vormde voor de slachtoffers en de maatschappij, en dat behandeling van zijn verslavingsproblematiek noodzakelijk was. De rechtbank legde ook vrijheidsbeperkende maatregelen op, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod rondom het advocatenkantoor. De uitspraak benadrukt de ernst van de bedreigingen en het ongecontroleerde wapenbezit, en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/096128-21 en 15/046832-21 (ttz. gev.) (P).
Uitspraakdatum: 5 augustus 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 juli 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De zaken zijn hierna voor de leesbaarheid doorgenummerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.J.A. Rosendahl en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
15/096128-21
Feit 1hij op één of meer momenten in of omstreeks de periode van 06 april 2021 tot en met 07 april 2021 te Wormerveer, gemeente Zaanstad [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (telkens) dreigend de woorden toe te voegen (in whatsapp geluidsberichten op 06 april 2021)
- "als jij aangifte doet, echt waar dat maakt mij niet uit ja, dan hebben jou kinderen geen moeder meer.", en/of
- "Je kan nu aangifte doen en dat andere kanker wijf ja ja die schiet ik ook kapot ik maak jullie dood, doe aangifte", en/of
- "Dan maak ik jou en je collega kapot, dat jullie jullie kinderen ook niet meer zien, aangifte doen", en/of
- "stuur mij nog één aanmaning nog één iets he en ik maak jou leven ook kapot.", en/of
- "ik ga niets eens wachten tot ik weer vrij kom dat er met jullie twee wat gaat gebeuren", en/of
- "die vieze bolle kanker wijf die collega van je ik ga jullie echt allebei helemaal kapot maken", en/of
- "ik kan je hele familie laten uitroeien", en/of
- "ik roei je hele familie uit en dat kanker wijf erbij", en/of
- "jij en dat andere vieze kankerwijf ja jullie gaan allebei dood ja", en/of
- "Ik roei je hele familie?", en/of
(in whatsapp geluidsberichten op 07 april 2021)
- "als jij politie belt staat de politie meteen voor de deur, ik heb alles geregeld ik wordt opgepakt [slachtoffer 2] , echt waar he echt waar dan ga jij je kinderen niet meer zien en dat andere tyfes wijf ja, daar gaan ook hele nare dingen mee gebeuren.", en/of
- "ik vermoord jou, je man en je kinderen ja en dat kankerwijf vermoord ik ook erbij", en/of
- "Ik heb tonnen betaald aan iemand, ja, ik weet je adres ik weet alles van je, je gaar kapot.",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2hij op of omstreeks 7 april 2021 te Purmerend een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten één revolver, van het merk Bruni, type BBM Olympic 38, kaliber .22 LR zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
Feit 3hij op of omstreeks 7 april 2021 te Purmerend opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 784 gram hasj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
15/046832-21
Feit 4hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Purmerend, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 3] schriftelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik hoop dat je een pijnlijke dood sterft dit jaar!!! En als je doorgaat met die dingen waar je afgelopen tijd en jaren mee doorgaat zorg ik daar hoogstpersoonlijk zelf voor...." en "ik heb iedereen kunnen tegenhouden tot nu toe maar dan laat ik iedereen jou en miss vriendjes ofzo martelen voor 3 jaar!".

2.Verzoek tot heropening

De rechtbank heeft na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting een bericht van de officier van justitie ontvangen, waarin deze meedeelt dat de reclassering hem heeft bericht dat de verdachte op 9 augustus a.s. zou kunnen worden opgenomen bij FPA Roosenburg.
Vervolgens heeft de raadsman verzocht het onderzoek ter zitting te heropenen, zodat deze informatie bij de afdoening van de zaak kan worden betrokken.
De rechtbank zal dit verzoek niet honoreren. De rechtbank acht zich op basis van de stukken en het onderzoek ter terechtzitting, waar het advies van een klinische opname is besproken, voldoende voorgelicht om vonnis te wijzen en zij acht het niet noodzakelijk het onderzoek te heropenen.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging zijn geen bewijsverweren gevoerd. De verdachte heeft bekend de ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte heeft bekend de feiten te hebben gepleegd en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Ten aanzien van feit 1:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 6 april 2021 (p. 5-8);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 6 april 2021 (p. 9-11);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2021 (p. 13-18).
Ten aanzien van feit 2:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2021 (p. 41-43);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2021 (p. 67-69).
Ten aanzien van feit 3:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 april 2021 (p. 19-22);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2021 (p. 67-69).
Ten aanzien van feit 4:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 12 januari 2021 (p. 5-6).
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 t/m 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op meer momenten in de periode van 6 april 2021 tot en met 7 april 2021 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen
(in WhatsApp geluidsberichten op 6 april 2021)
- "als jij aangifte doet, echt waar dat maakt mij niet uit ja, dan hebben jou kinderen geen moeder meer." en
- "je kan nu aangifte doen en dat andere kanker wijf ja ja die schiet ik ook kapot ik maak jullie dood, doe aangifte" en
- "dan maak ik jou en je collega kapot, dat jullie jullie kinderen ook niet meer zien, aangifte doen" en
- "stuur mij nog één aanmaning nog één iets he en ik maak jou leven ook kapot." en
- "ik ga niets eens wachten tot ik weer vrij kom dat er met jullie twee wat gaat gebeuren" en
- "die vieze bolle kanker wijf die collega van je ik ga jullie echt allebei helemaal kapot maken" en
- "ik kan je hele familie laten uitroeien" en
- "ik roei je hele familie uit en dat kanker wijf erbij" en
- "jij en dat andere vieze kankerwijf ja jullie gaan allebei dood ja" en
- "ik roei je hele familie?" en
(in WhatsApp geluidsberichten op 7 april 2021)
- "als jij politie belt staat de politie meteen voor de deur, ik heb alles geregeld ik wordt opgepakt [slachtoffer 2] , echt waar he echt waar dan ga jij je kinderen niet meer zien en dat andere tyfes wijf ja, daar gaan ook hele nare dingen mee gebeuren." en
- "ik vermoord jou, je man en je kinderen ja en dat kankerwijf vermoord ik ook erbij" en
- "ik heb tonnen betaald aan iemand, ja, ik weet je adres ik weet alles van je, je gaat kapot."..
Feit 2hij op 7 april 2021 te Purmerend een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver van het merk Bruni, type BBM Olympic 38, kaliber .22 LR, zijnde een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Feit 3hij op 7 april 2021 te Purmerend opzettelijk aanwezig heeft gehad 784 gram hasj (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Feit 4hij op 1 januari 2021 te Purmerend [slachtoffer 3] schriftelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik hoop dat je een pijnlijke dood sterft dit jaar!!! En als je doorgaat met die dingen waar je afgelopen tijd en jaren mee doorgaat zorg ik daar hoogstpersoonlijk zelf voor...."
en
"ik heb iedereen kunnen tegenhouden tot nu toe maar dan laat ik iedereen jou en miss vriendjes ofzo martelen voor 3 jaar!"
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
Feit 3: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sancties

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft tevens de oplegging van vrijheidsbeperkende maatregelen gevorderd als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten een contactverbod met [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en overige medewerkers van advocatenkantoor [bedrijf] en een locatieverbod ten aanzien van de [adres 2] , alwaar dit kantoor is gevestigd en een straal van 200 meter rondom dit adres. De officier van justitie heeft gevorderd deze maatregelen op te leggen, voor de duur van twee jaren, met oplegging van 7 dagen vervangende hechtenis voor iedere keer dat niet aan één van die maatregelen wordt voldaan, met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregelen.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie disproportioneel is en heeft hierbij verwezen naar de LOVS-Oriëntatiepunten. De raadsman heeft verzocht de verdachte in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen langer dan de duur van het voorarrest. Aan de criteria voor dadelijke uitvoerbaarheid wordt, in geval van oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, volgens de raadsman in dit geval niet voldaan. Ten slotte heeft de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zijn ex-partner via een sms-bericht met marteling en de dood bedreigd. Deze bedreigingen heeft hij geuit in het kader van een strijd die hij met zijn ex-partner voert over de omgang met zijn dochters. Door zo te handelen heeft de verdachte bij het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan herhaalde doodsbedreigingen van zijn twee advocaten door– via Whatsapp geluidsberichten – onder meer te zeggen dat hij hun zal vermoorden en hun familie zal uitroeien. De verdachte werd in de procedure rondom de omgang met zijn dochters door deze advocaten bijgestaan. Uit de slachtofferverklaringen blijkt hoeveel indruk deze bedreigingen op hen hebben gemaakt. De rechtbank acht het kwalijk dat de verdachte deze bedreigingen heeft geuit naar zijn advocaten, die in die hoedanigheid juist zijn belangen hebben behartigd.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. De revolver is aangetroffen onder de bank in de woonkamer van de verdachte. Naast het feit dat ongecontroleerd wapenbezit onaanvaardbare risico’s en gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich brengt, maakt het feit dat de verdachte beschikte over een vuurwapen de vorenstaande bedreigingen (achteraf bezien) nog angstaanjagender voor de slachtoffers.
Ten slotte is er in de woning van de verdachte een hoeveelheid van 784 gram hasj aangetroffen. Het gebruik van hasj kan gezondheidsrisico’s voor gebruikers en overlast voor anderen opleveren. Hasjhandel gaat bovendien vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit.
Gelet op de ernst van deze feiten, is enkel het opleggen van een gevangenisstraf een passende sanctie. Bij het bepalen van de omvang van de op te leggen gevangenisstraf, heeft de rechtbank naast de ernst van de feiten ook acht geslagen op de persoon van de verdachte.
Uit het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 juni 2021, blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
In het rapport van 16 juli 2021 van de reclassering wordt beschreven dat de verdachte kampt met ernstige verslavingsproblematiek. Hij is daarvoor de afgelopen jaren een aantal keer behandeld, maar steeds teruggevallen in gebruik. In 2018 is persoonlijkheidsonderzoek afgenomen en daaruit is naar voren gekomen dat de verdachte lijdt aan een depressieve stoornis en PTSS. Daarnaast spelen er problemen op het gebied van huisvesting, omdat de woning van de verdachte door de burgemeester tijdelijk is gesloten. De reclassering schat in dat het de verdachte onder deze omstandigheden niet zal lukken abstinent te blijven. Bij een terugval in middelengebruik ziet de reclassering een verhoogd risico op recidive. Volgens de reclassering kan enkel een langdurige klinische behandeling leiden tot een vermindering van het recidiverisico en daarom acht zij het noodzakelijk dat de verdachte aansluitend op zijn detentie in een kliniek wordt geplaatst en behandeld. Aansluitend op de klinische opname zal er een nazorgtraject met ambulante vervolgbehandeling moeten plaatsvinden.
Concluderend adviseert de reclassering bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met - kort gezegd - de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • opname in een zorginstelling;
  • ambulante behandeling;
  • contactverbod;
  • locatieverbod met politie toezicht en/of elektronische controle, en
  • meewerken aan middelencontrole.
In een aanvullend bericht van 21 juli 2021 heeft de reclassering laten weten dat er inmiddels een indicatiestelling voor een klinische opname is afgegeven, maar dat er nog geen geschikte kliniek is gevonden en dus nog geen mogelijke opnamedatum bekend is.
De rechtbank acht het net als de reclassering noodzakelijk dat de verdachte langdurig klinisch wordt behandeld voor zijn verslavingsproblematiek, waarbij eveneens aandacht kan zijn voor psychische problematiek. Na eerdere mislukte behandelpogingen lijkt dit de enige manier om de verslaving onder controle te krijgen en het als hoog ingeschatte recidiverisico tot een aanvaardbaard niveau terug te dringen. De verdachte heeft zich ter zitting ook bereid verklaard en gemotiveerd getoond om mee te werken aan een dergelijke behandeling.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van tien maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van vier maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten. Aan dat voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd, te weten een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank zal geen contact- en locatieverbod als bijzondere voorwaarde opleggen, omdat dergelijke verboden als vrijheidsbeperkende maatregel zullen worden opgelegd.
Aangezien de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als bedoeld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen in de eis de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen.
De straf die de rechtbank oplegt is lager dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank de eis van de officier van justitie in het licht van de straffen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden opgelegd, te hoog vindt. Anderzijds is deze straf hoger dan de raadsman heeft bepleit, omdat met name gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde bedreigingen en het ongecontroleerde wapenbezit een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan het reeds ondergane voorarrest (van thans bijna vier maanden) passend en geboden is.
Dit betekent ook dat het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen.

8.Vrijheidsbeperkende maatregel

De rechtbank zal ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, in het bijzonder feiten als het onder 1 bewezenverklaarde, tevens een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opleggen. Deze maatregel houdt in dat de verdachte zich gedurende een periode van twee jaren niet mag ophouden in of de omgeving van het pand aan de perceel [adres 2] Daarnaast mag de verdachte gedurende die periode op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] of advocatenkantoor [bedrijf] te [plaats] . De rechtbank zal bepalen dat voor iedere keer dat de verdachte de maatregel overtreedt, vervangende hechtenis van de hierna bepaalde duur zal worden toegepast.
De rechtbank zal bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens de slachtoffers. De rechtbank overweegt daartoe dat – naar zeggen van de verdachte – het alcohol- en drugsgebruik van de verdachte van invloed zijn geweest op diens handelen (de bedreigingen), terwijl uit de reclasseringsadviezen blijkt dat onverminderd sprake is van verslavingsproblematiek bij de verdachte en het recidiverisico als hoog wordt ingeschat.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikel 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Artikel 3 en 11 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (zegge: tien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (zegge: vier) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich gedurende de proeftijd zal melden op het adres van GGZ Reclassering Fivoor te Purmerend, zo frequent als GGZ Reclassering Fivoor dat nodig acht. De veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die GGZ Reclassering Fivoor hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
-zich zal laten opnemen in en behandelen door een door de reclassering te bepalen zorginstelling. In het geval niet direct aansluitend op het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf een passende plek beschikbaar is in de meest aangewezen zorginstelling, dient de veroordeelde zich indien de reclassering dit nodig acht ter overbrugging in een andere zorginstelling, te bepalen door de reclassering, op te laten nemen. De opname in de zorginstelling duurt maximaal 12 maanden. Indien nodig werkt de veroordeelde voorafgaand aan de klinische plaatsing mee aan een opname ten behoeve van detoxificatie. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang nodig acht, werkt de veroordeelde in dat kader mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
-zich (in het kader van nazorg) laat behandelen door Fivoor Ambulant Centrum of een
soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
-meewerkt aan controle van diens middelengebruik middels urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest), zo vaak als de reclassering dit nodig acht.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Stelt dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking, te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Legt op een vrijheidsbeperkende maatregel die inhoudt dat de veroordeelde voor de duur van 2 (zegge: twee) jaren:
- zich niet zal ophouden in of in de onmiddellijke omgeving van het pand aan de [adres 2] ;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 3] , en advocatenkantoor [bedrijf] , gevestigd aan de [adres 2] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 (zegge: zeven) dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zegge: zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Bepaalt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. C.A.J. van Yperen en mr. M. Goedhart, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.M. van Fraeijenhove,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2021.
mr. C.A.J. van Yperen en mr. M. Goedhart zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.