ECLI:NL:RBNHO:2021:6469

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
9207078 \ VV EXPL 21-71
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot betaling van compensatietoeslag, leasebudget, niet-genoten verlofuren, pro-rata bonus en transitievergoeding in kort geding

In deze zaak heeft een werknemer in kort geding verzocht om betaling van verschillende vergoedingen, waaronder een compensatietoeslag, leasebudget, niet-genoten verlofuren, een pro-rata bonus en een transitievergoeding. De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer geen spoedeisend belang meer had bij de vorderingen tot betaling van de compensatietoeslag en het leasebudget, omdat de werkgever inmiddels betalingen had verricht en toezeggingen had gedaan. Ook de vorderingen tot betaling van de niet-genoten verlofuren, de pro-rata bonus en de transitievergoeding werden afgewezen, omdat de kantonrechter in kort geding geen definitieve uitspraak kan doen over de rechtsverhouding tussen partijen.

Het procesverloop begon met de dagvaarding door de werknemer op 18 mei 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 1 juni 2021. De werknemer, die sinds 1 september 2009 in dienst was bij Pro-Face Europe B.V., had zijn vorderingen gebaseerd op de arbeidsovereenkomst en de toezeggingen van de werkgever. De kantonrechter stelde vast dat de werknemer onvoldoende feiten had aangedragen om aan te nemen dat de werkgever haar toezeggingen niet zou nakomen, waardoor de vorderingen niet toewijsbaar waren.

De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen en de werknemer veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9207078 \ VV EXPL 21-71
Uitspraakdatum: 15 juni 2021
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. J.M.W. Feijen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Pro-Face Europe B.V.
gevestigd te Hoofddorp
gedaagde
verder te noemen: Pro-Face
gemachtigde: mr. D. Kuiper
Samenvatting
Werknemer verzoekt in kort geding om betaling van zijn compensatietoeslag, leasebudget, niet-genoten verlofuren, pro-rata bonus en transitievergoeding. De vordering tot betaling van de compensatietoeslag en het leasebudget wijst de kantonrechter af, omdat werknemer – gelet op de betalingen die door werkgever inmiddels zijn verricht en de door haar gedane toezeggingen ter zitting – geen (spoedeisend) belang meer heeft bij deze vorderingen. Ook de vorderingen tot betaling van de verlofuren, pro-rata bonus en transitievergoeding wijst de kantonrechter af, omdat de kantonrechter in kort geding geen voorziening kan treffen die de rechtsverhouding tussen partijen definitief vaststelt.

1.Het procesverloop

1.1.
[werknemer] heeft Pro-Face op 18 mei 2021 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juni 2021. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben [werknemer] en Pro-Face bij brieven van 28 mei 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [in 1967] , is op 1 september 2009 in dienst getreden bij Pro-Face. De functie van [werknemer] is die van Chief Financial Officer.
2.2.
Per 1 januari 2021 zijn de feitelijke bedrijfsactiviteiten van Pro-Face beëindigd. Pro-Face heeft op 29 januari 2021 een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV om bedrijfseconomische redenen.
2.3.
Bij brief van 1 maart 2021 heeft Pro-Face aan [werknemer] medegedeeld dat hij vanaf dat moment geen aanspraak meer kon maken op de compensatietoeslag, omdat deze volgens Pro-Face diende ter compensatie van huisvestingskosten. Met ingang van 1 maart 2021 zouden deze onkosten niet meer gemaakt worden, aldus Pro Face in haar brief.
2.4.
Bij brief van 16 maart 2021 heeft Pro-Face de arbeidsovereenkomst – met toestemming van het UWV wegens beëindiging van de bedrijfsactiviteiten – met [werknemer] opgezegd tegen 1 september 2021. Tevens heeft zij [werknemer] geschreven dat hij (in het kader van de op te maken eindafrekening) een transitievergoeding van € 77.381,84 zal ontvangen, zijn verlofuren geacht worden te zijn opgenomen voor de einddatum van 1 september 2021 en hij geen bonus zal ontvangen over 2021.
2.5.
[werknemer] heeft Pro-Face (bij brief van 3 maart 2021) gevraagd waarom hij zijn leasebudget over de maand april 2021 niet heeft ontvangen. Uit de ingebrachte e-mailcorrespondentie tussen partijen van 4 en 5 mei 2021 volgt dat het ontbreken van het leasebudget op de salarisstrook van april 2021 berustte op een misverstand bij Pro-Face. Pro-Face heeft [werknemer] medegedeeld dat dit bij de eerstvolgende salarisrun, de maand mei 2021, zal worden rechtgezet. Uit de ingebrachte salarisstrook van de maand mei 2021 volgt dat Pro-Face conform haar toezegging heeft gehandeld.
2.6.
Bij e-mail van 27 mei 2021 heeft Pro-Face [werknemer] bericht dat zij – na intern overleg –aan [werknemer] de compensatietoeslag van € 4.505,- bruto per maand tot de einddatum van 1 september 2021 zal uitbetalen. Verder heeft Pro-Face geschreven dat de compensatietoeslag over de maanden maart, april en mei 2021 met terugwerkende kracht aan hem zal worden uitbetaald. Uit het ingebrachte bankafschrift blijkt dat zij laatstbedoelde betaling op 29 mei 2021 aan [werknemer] heeft voldaan.
2.7.
Partijen hebben geprobeerd onderling tot een regeling te komen. Dit is niet gelukt.

3.De vordering

3.1.
[werknemer] vordert na vermindering van eis dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Pro-Face veroordeelt tot:
Betaling van de achterstallige bruto compensatietoeslag ten bedrage van € 4.505,- bruto per maand tot aan 1 september 2021, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
Betaling van het maandelijkse leasebudget ten bedrage van € 1.110,90 bruto tot aan 1 september 2021, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
En Pro-Face op te dragen om binnen 14 dagen na de beëindiging van het dienstverband met [werknemer] per 1 september 2021 een correcte en volledige eindafrekening en een correcte en volledige transitievergoeding aan eiser te betalen, bestaande uit:
3. De uitbetaling van niet genoten 229,33 verlofuren, danwel indien [werknemer] nog verlofuren zal opnemen: de 229,33 verlofuren met de aantoonbaar door [werknemer] opgenomen verlofuren daarop in mindering gebracht;
4. De pro-rata bonus (STIP) over 2021, op reguliere en dezelfde wijze gecalculeerd zoals dat in de voorafgaande 5 jaren is gedaan door Pro-Face, dus derhalve uitgaande van een goede beoordeling, thans door eiser geraamd op € 14.870 bruto;
5. De correcte en volledige transitievergoeding, met inbegrip van het salaris van [werknemer] , het vakantiegeld, de compensatietoeslag en het leasebudget en de gemiddelde bonus, thans door eiser gecalculeerd op € 108.705,43 bruto.
Subsidiair heeft [werknemer] betaling gevorderd van de hiervoor onder sub 1 en 2 genoemde vorderingen. Daarbij heeft [werknemer] verzocht om Pro-Face op te dragen om binnen 14 dagen na de beëindiging van het dienstverband met [werknemer] per 1 september 2021 een correcte en volledige eindafrekening en een correcte en volledige transitievergoeding aan hem te betalen waarbij Pro-Face naast het reguliere salaris, de vakantietoeslag, de gemiddelde bonus over 2018, 2019 en 2020 ook de compensatietoeslag, het leasebudget als componenten voor de transitievergoeding dient mee te tellen en tevens de niet genoten verlofdagen aan [werknemer] uit te betalen alsmede een pro-rata STIP bonus over 2021, op gebruikelijke en reguliere wijze te calculeren.
Dit alles met veroordeling van Pro-Face tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 5.851,56 en de proceskosten.
3.2.
Aan zijn vordering legt [werknemer] ten grondslag dat Pro-Face gehouden is tot nakoming van haar betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst. [werknemer] heeft er geen vertrouwen in dat Pro-Face conform haar toezeggingen zal handelen. Verder heeft Pro-Face aangekondigd dat zij de resterende niet-genoten verlofdagen niet aan [werknemer] zal uitbetalen en zal aanmerken als ‘genoten’. Hiertoe kan zij niet eenzijdig besluiten. Ten slotte heeft Pro-Face aangekondigd [werknemer] over 2021 geen (pro rata) bonus te betalen en zal zij een te lage transitievergoeding aan [werknemer] uitbetalen. Op grond van proceseconomische redenen verzoekt [werknemer] de kantonrechter om zich reeds thans uit te laten over voornoemde (niet-genoten verlofuren, bonus en transitievergoeding) nog niet opeisbare vorderingen.

4.Het verweer

4.1.
Pro-Face betwist de vorderingen en concludeert tot afwijzing. Op het verweer van Pro-Face zal in de beoordeling nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [werknemer] daarbij een spoedeisend belang heeft.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om kennis te nemen van de onderhavige zaak.
Compensatietoeslag
5.4.
Ter zitting heeft [werknemer] zijn eis laten vallen voor wat betreft de compensatietoeslag over de maanden maart, april en mei 2021. Voor de resterende maanden – te weten: juni, juli en augustus 2021 – handhaaft [werknemer] zijn vordering.
5.5.
Pro-Face heeft ter zitting toegezegd gevolg te zullen geven aan haar e-mail van 27 mei 2021, waarin zij heeft geschreven de compensatietoeslag aan [werknemer] uit te zullen betalen tot het einde van zijn dienstverband. [werknemer] heeft geen althans onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld om op voorhand aan te kunnen nemen dat Pro-Face haar toezegging niet zal nakomen. Hierdoor heeft [werknemer] geen (spoedeisend) belang meer bij dit onderdeel van zijn vordering.
Leasetoeslag
5.6.
[werknemer] heeft ter zitting zijn vordering tot betaling van de leasetoeslag eveneens verminderd, in die zin dat hij alleen nog de leasetoeslag vordert over de maanden mei 2021 tot en met augustus 2021.
5.7.
Pro-Face heeft ten aanzien van de leasetoeslag eveneens ter zitting toegezegd dat zij de leasetoeslag van [werknemer] tot het einde van zijn dienstverband aan hem zal uitkeren. Dat de leasetoeslag in april 2021 niet was uitbetaald, berustte op een misverstand.
5.8.
[werknemer] heeft ook hier geen althans onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld die op voorhand onaannemelijk maken dat Pro Face haar toezegging daadwerkelijk zal nakomen. Aldus heeft [werknemer] evenmin nog (spoedeisend) belang bij dit onderdeel van zijn vordering, dat hem dan ook eveneens zal worden ontzegd.
Niet-genoten verlofuren, bonus en transitievergoeding
5.9.
[werknemer] heeft in zijn dagvaarding uiteengezet hoe de betalingen er volgens hem ten vervolge op de door Pro-Face op te maken eindafrekening na beëindiging van zijn dienstverband dienen uit te zien op drie onderdelen, te weten: de resterende niet-genoten verlofuren, de pro-rata bonus en de transitievergoeding. Daaraan verbindt hij dat de kantonrechter Pro-Face gebiedt binnen veertien dagen na beëindiging van de arbeidsovereenkomst dienovereenkomstig een eindafrekening op te maken en tevens tot uitbetaling van de desbetreffende bedragen aan hem, [werknemer] , over te gaan.
5.10.
In aanvulling op hetgeen hiervoor in 5.1. en 5.2. over het kort geding is overwogen dient hier te worden gememoreerd i) dat in kort geding elke doeltreffende rechtsmaatregel die spoedshalve is vereist als voorlopige voorziening kan worden gevraagd en verleend, maar ii) dat men wel in acht dient te nemen dat de rechtsverhouding tussen partijen daarbij niet kan worden vastgesteld.
5.11.
Bij de hier aan de orde zijnde vorderingen (zowel primair als subsidiair) is aan vorenbedoelde beperking voorbij gezien, nu daarbij met zoveel woorden wordt gevorderd de rechtsverhouding tussen partijen op een aantal onderdelen (waarover zij van mening verschillen) aldus vast te stellen dat Pro-Face wordt geboden terzake een bepaalde eindafrekening op te maken en daarop vervolgens betalingen aan [werknemer] te verrichten.
5.12.
Deze vorderingen zijn derhalve in kort geding niet toewijsbaar. Aangetekend kan overigens nog wel worden dat Pro-Face ter zitting heeft toegezegd dat zij – ook indien [werknemer] geen verlofuren meer zal opnemen voor het einde van zijn dienstverband – de resterende niet-genoten verlofuren aan hem zal uitbetalen.
5.13.
De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten eveneens af, aangezien [werknemer] in het ongelijk wordt gesteld.
5.14.
Op gelijke grond komen de proceskosten voor rekening van [werknemer] .,

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Pro-Face worden vastgesteld op een bedrag van € 747,00 aan salaris van de gemachtigde van Pro-Face;
6.3.
verklaart vorenstaande proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter