ECLI:NL:RBNHO:2021:6464

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
8987919 CV EXPL 21-540
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning en schadevergoeding na overlast door huurder

In deze zaak heeft eiseres, die een woning huurde van Woningbedrijf Velsen, een vordering ingesteld voor schadevergoeding na ontruiming van haar woning. De ontruiming volgde op basis van een kort geding vonnis waarin werd geoordeeld dat eiseres overlast veroorzaakte. Eiseres betwistte de ontruiming en stelde dat Woningbedrijf Velsen onrechtmatig had gehandeld door haar als schuldige aan te wijzen voor de overlast, die volgens haar door haar bovenburen werd veroorzaakt. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen, omdat uit het dossier bleek dat eiseres daadwerkelijk overlast veroorzaakte en dat Woningbedrijf Velsen terecht tot ontruiming was overgegaan. De rechter oordeelde dat Woningbedrijf Velsen voldoende maatregelen had genomen en dat de klachten van eiseres niet voldoende onderbouwd waren. De kantonrechter concludeerde dat de belangen van de overige huurders zwaarder wogen dan die van eiseres, en dat er geen grond was voor de gevorderde schadevergoeding. De proceskosten werden op eiseres verhaald.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8987919 \ CV EXPL 21-540
Uitspraakdatum: 28 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: voorheen mr. L. de Jong, thans procederend in persoon
tegen
de stichting Stichting Woningbedrijf Velsen
gevestigd te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: Woningbedrijf Velsen
gemachtigde: mr. M. van den Oord
Samenvatting
[eiseres] huurde een woning van Woningbedrijf Velsen. Op grond van een kort geding vonnis heeft Woningbedrijf Velsen deze woning ontruimd. In deze procedure vordert [eiseres] betaling van schadevergoeding, omdat Woningbedrijf Velsen destijds ten onrechte bij de rechter heeft doen voorkomen dat [eiseres] overlast veroorzaakte en zij eveneens ten onrechte tot ontruiming is overgegaan. De kantonrechter volgt [eiseres] hierin niet. Uit het omvangrijke dossier dat aan de kort geding rechter is overgelegd, blijkt voldoende dat [eiseres] overlast veroorzaakte en dat Woningbedrijf Velsen terecht tot ontruiming is overgegaan. De vordering wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 12 januari 2021 een vordering tegen Woningbedrijf Velsen ingesteld. Woningbedrijf Velsen heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 29 juni 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] bij brief van 24 juni 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] huurde van 12 november 2015 tot en met 19 juni 2018 van Woningbedrijf Velsen de woning gelegen aan de [a-straat] [huisnummer 1] te [plaats] tegen een huurprijs van € 659,91 per maand. Haar zoon [zoon] woonde bij haar in de woning.
2.2.
Toen [eiseres] nog in de woning woonde, is zij gedurende enige tijd onder beschermingsbewind gesteld.
2.3.
In de woning boven haar woonde de familie [bovenburen] op nummer [huisnummer 2] . In de woning boven nummer [huisnummer 2] , op nummer [huisnummer 3] , woonde [buurvrouw 2] .
2.4.
Bij brief van 22 april 2016 heeft Woningbedrijf Velsen [eiseres] gemeld dat buren hadden geklaagd over allerlei uitwerpselen op haar balkon, dat het niet toegestaan is dat een hond zijn behoefte doet op het balkon en dat Woningbedrijf Velsen binnenkort het balkon komt controleren.
2.5.
Bij brief van 23 mei 2016 heeft Woningbedrijf Velsen de volgende met [eiseres] gemaakte afspraken bevestigd:
* U verschoont geregeld de kattenbak op uw balkon en in uw woning, en vaker wanneer nodig.* Uw hond laat u uit op het hondenuitlaatveld bij de groenstrook tegenover uw woning en niet op uw balkon.
2.6.
Bij e-mail van 16 juli 2016 heeft [eiseres] erkend dat het balkon vervuild was en stonk. Zij heeft gemeld dat zij inmiddels alles had opgeruimd. Verder klaagde ze over geluidsoverlast van haar bovenburen. Bij brief van 21 juli 2016 heeft Woningbedrijf Velsen [eiseres] gewezen op de mogelijkheid van buurtbemiddeling. Bij e-mail van 2 september 2016 heeft de coördinator Buurtbemiddeling gemeld dat zij met [eiseres] heeft gesproken en dat nu geen inzet van buurtbemiddeling nodig is.
2.7.
In haar e-mail van 20 januari 2017 aan Woningbedrijf Velsen heeft [eiseres] onder meer gemeld dat zij nog steeds overlast ervaart van haar bovenburen maar dat zij Woningbedrijf Velsen daar voorlopig niet mee lastig gaat vallen
“want ik merk dat men mij steeds naar jullie verwijst terwijl er een hele simpele oplossing had kunnen zijn maar deze niet bespreekbaar blijkt. Ik ga dit dus via een andere weg regelen en ik denk dat die weg de juiste is, om mijn kind te beschermen en er ook controle komt (…)”.
2.8.
Naar aanleiding van diverse e-mails van [eiseres] heeft Woningbedrijf Velsen [eiseres] uitgenodigd voor een gesprek op 20 februari 2017. [eiseres] is erop gewezen dat zij bij ernstige overlast het algemene nummer van de politie kan bellen.
2.9.
Bij e-mail van 27 februari 2017 heeft een woonconsulente van Woningbedrijf Velsen [eiseres] laten weten dat zij een huisbezoek heeft gebracht aan de familie [bovenburen] en dat door een technisch adviseur de (onder)vloer is gecontroleerd, die conform de richtlijnen blijkt te zijn aangebracht. Verder heeft zij gemeld dat door de hele woning dikke tapijten liggen. In de e-mail is ook gemeld dat de familie [bovenburen] geen app’s meer wil ontvangen van [eiseres] en ook niet dat [eiseres] bij hen langs gaat, om escalatie van beide zijden te voorkomen.
2.10.
Per e-mail van 28 februari 2017 aan Woningbedrijf Velsen heeft wijkagent [wijkagent] gemeld:
“27-02-2017: MEL: BE [eiseres] belde onder invloed van alcohol behoorlijk overstuur naar de politie. BE [eiseres] zou een heftige ruzie horen bij haar bovenburen. Zij wist nog te vertellen dat dit vaker gebeurd en de jeugdzorg al met het gezin bezig is. Betreft een Syrisch gezin met twee kinderen van 0 en 2 jaar.TP: Rapps hebben gesproken met BE woonachtig op [a-straat] [huisnummer 2] in [plaats] . Mevrouw was alleen thuis en haar man was om 12.00 uur naar school gegaan. Haar twee kinderen lagen te slapen. Geen bijzonderheden in de woning aangetroffen.Gesprek bovenbuurvrouw perceel [huisnummer 3] (…) [buurvrouw 2] (…) bevestigde dat de buren van nummer [huisnummer 2] wel eens ruzie hebben en dat zij een melding had gedaan bij Veilig thuis. Echter gaf zij aan dat BE [eiseres] bezopen was en in haar emotie/dronk gebeld heeft. Dat er op dat moment geen ruzie bij nummer [huisnummer 2] gaande was. Afgesproken dat Boven buurvrouw belt wanneer het wel gaande is.”
2.11.
Bij e-mail van 28 februari 2017 heeft [sociaal verpleegkundige] , sociaal verpleegkundige Vangnet en Advies GGZ, aan Woningbedrijf Velsen laten weten:
“Ik heb vanmorgen de familie [bovenburen] bezocht en mevr [eiseres] voor het raam zien staan. Het is een trieste zaak en de rol van mevr [eiseres] is naar mijn idee onacceptabel! Ik heb de berichten gelezen van haar aan de familie. Dit lijkt op stalken! Ik heb de brief van Veilig Thuis gezien en aangegeven dat Veilig Thuis ons kan benaderen voor overleg. De vrouw van meneer [bovenburen] is erg geschrokken van het politiebezoek. Meneer vraagt om hem eerst te bellen, zodat hij ook thuis kan zijn. Mevr spreekt zeer slecht Nederlands. Wij gaan dit gezin volgen vanwege de bedreigingen. Ik zie een zeer zorgelijke situatie, maar niet dat er geen liefde is in het gezin! Deze familie voelt zich gevangen in het huis en de spiekende blikken van de benedenbuurvrouw.”
2.12.
Bij brief van 20 maart 2017 heeft Woningbedrijf Velsen [eiseres] uitgenodigd voor een bemiddelingsgesprek, waarmee [eiseres] eerder al had ingestemd. [eiseres] is niet verschenen voor het bemiddelingsgesprek op 3 april 2017 maar heeft zich laten vertegenwoordigen door [begeleidster] , begeleidster van [eiseres] bij Jeugd & Gezin. Afgesproken is dat Woningbedrijf Velsen de tijdens het gesprek gemaakte afspraken schriftelijk zou bevestigen.
2.13.
Bij e-mail van 18 april 2017 aan Woningbedrijf Velsen heeft [eiseres] geklaagd over geluidsoverlast afkomstig van de bovenburen en over de toestand van haar woning, die volgens haar aan het instorten is.
2.14.
Bij e-mail van 19 april 2017 heeft Woningbedrijf Velsen [eiseres] onder meer bericht dat bij technische inspecties, verricht in beide woningen, geen technische mankementen zijn aangetoond en dat in de bovenwoning dikke kleden liggen, dat de schuifdeuren zijn geolied en dat de problemen voor grote stress zorgen bij [bovenburen] en zijn gezin. [bovenburen] heeft tijdens het gesprek op 3 april 2017 een aantal recente sms berichten laten zien die afkomstig waren van [eiseres] , waarin [eiseres] zich soms uitte op dreigende toon
“als je niet stopt begin ik oorlog”. Afgesproken is dat [eiseres] geen sms berichten meer stuurt naar haar buren.
2.15.
Op 1 mei 2017 heeft Woningbedrijf Velsen een rapport van bevindingen laten opmaken over de klacht van [eiseres] over de toestand van de woning. De technisch inspecteur meldt daarin dat in de woning sprake is van kleine scheurvorming, die te maken heeft met de ouderdom van de woning. Verder is te zien dat stucwerk is hersteld op wanden en plafond waar eerder een wand heeft gestaan en dat de afwerking niet netjes is. In haar brief aan [eiseres] van 24 mei 2017 heeft Woningbedrijf Velsen [eiseres] van deze bevindingen op de hoogte gesteld.
2.16.
Bij e-mail van 2 juni 2017 heeft [buurvrouw 2] Woningbedrijf Velsen onder meer laten weten:
“Maar de situatie tussen [eiseres][de voornaam van [eiseres] ; opmerking kantonrechter]
en de buurman speelt mij op dit moment parten. (...) Het vervelende is inderdaad dat zij de hele flat hier in meenemen en voor eigenlijk alleen maar nog meer overlast zorgen. Ze treiteren elkaar nu constant. (…) Daarbij komt dat [eiseres] mij regelmatig “lastig valt” via de sms. Ik zal deze in een aparte mail naar je toesturen. (…)Naar wat ik begreep van jouw, krijgen de beneden buren een andere woning aangeboden. Dat vindt ik ontzettend fijn voor deze mensen! Maar ik ben van mening dat het probleem dan niet opgelost is.. Naar mijn inziens is [eiseres] ook een van van de grote veroorzakers. Deze dame heeft een giga drank probleem (…) En ik vindt dit geen omgeving om mijn kinderen te laten opgroeien en blootstellen.”
2.17.
Eén van de sms berichten waarnaar [buurvrouw 2] in haar e-mail van 2 juni 2017 verwijst en die zij aan Woningbedrijf Velsen heeft doorgestuurd, is van 25 februari 2017 van [eiseres] . Dat luidt: “
Ik word gek van ze. Maar weet je wat we ook kunnen doen? Ik onder, jij boven, hun gek maken met bonken en deuren, etc… [zoon] en ik doen t al… Gaan we met gereedschap het plavond bewerken.. Via de wet heeft t toch geen zin. Het zijn toch vluchtelingen? Na … Kunnen ze hier ook wel vandaan vluchten.”
2.18.
Bij brief van 14 augustus 2017 is de inhoud bevestigd van het gesprek dat op 10 augustus 2017 is gehouden op het kantoor van Woningbedrijf Velsen met [eiseres] , haar begeleidster [begeleidster 2] van Stichting Jeugd en Gezin en de woonconsulenten [woonconsulent 1] en [woonconsulent 2] . In de brief staat onder meer:
“Met u zijn de volgende afspraken gemaakt:(…)- U ziet erop toe geen overlast meer te veroorzaken naar uw buren door hen lastig te vallen via social media of persoonlijk;- U ziet erop toe dat uw woning schoon en opgeruimd is en er geen stankoverlast meer is;- U ziet erop toe dat uw huisdieren hun behoeften in de daarvoor bestemde kattenbakken in de woning doen of buiten en niet in de openbare ruimte van uw complex”;
2.19.
Op 13 september 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [woonconsulent 1] en [eiseres] . Daarbij zijn afspraken gemaakt die zijn opgenomen in een “overeenkomst vrijwillige woongedrag aanwijzing”. [eiseres] heeft die overeenkomst niet ondertekend.
2.20.
Bij e-mail van 13 september 2017 heeft [eiseres] onder meer laten weten:
“Ik geef eerlijk toe, dat ik qua balkon dit niet op correcte wijze heb onderhouden en zal hier verbetering in treffen. Ik ga mijzelf er hard voor maken, gezien de ernst van de situatie qua overlast van stank,[welke [zoon] en ik ook regelmatig ervaren] om een compleet nieuwe vloer met ondervloer te laten leggen, welke niet voorzien is van nare stank (...)”.
2.21.
In haar brief van 21 september 2017 aan [eiseres] heeft Woningbedrijf Velsen de gedragsregels zoals vermeld in de gedragsaanwijzing, herhaald.
2.22.
[buurvrouw 3] , bewoonster van [a-straat] [huisnummer 4] , heeft een aantal klachten genoteerd in een logboek, met data en voorvallen waaronder scheldpartijen van [eiseres] jegens haar en een klap en een duw die [eiseres] haar heeft gegeven.
2.23.
Bij brief van 9 oktober 2017 heeft Woningbedrijf Velsen [eiseres] onder meer laten weten:
“Alle aansporingen om geen overlast meer te veroorzaken hebben aan uw zijde echter niets opgeleverd, sterker nog: de overlast is verhevigd en heeft inmiddels tot een huuropzegging geleid. Dit is voor Woningbedrijf Velsen onacceptabel; zij kan de overlast niet laten voortduren.Allerlaatste kans. Uw verhuurder heeft u enkele weken geleden niettemin geheel onverplicht nog “een laatste kans” geboden, door u een ‘vrijwillige gedragsaanwijzing’ voor te leggen.(…) Nog geen week later ging u echter alweer in de fout. (…)De leefbaarheid en daarmee de verhuurbaarheid van de woningen in de omgeving van die van u staan onder druk.”
2.24.
Bij dagvaarding van 21 december 2017 heeft Woningbedrijf Velsen in kort geding ontruiming gevorderd van de woning van [eiseres] . De kortgedingrechter heeft bij vonnis van 1 februari 2018 (kenmerk 6512134 \ VV EXPL 17 – 193) de vordering tot ontruiming van [eiseres] toegewezen en daartoe als volgt overwogen:
“6.3. Uit de onder de feiten geciteerde verklaringen en brieven is voldoende duidelijk
geworden dat [eiseres] toerekenbaar ernstig tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de
huurovereenkomst. Veelvuldig is in die brieven en verklaringen verhaald over intimidatie
door [eiseres] , in persoon en via sms-berichten en e-mails. Ook staat vast dat veelvuldig sprake
was en is van stankoverlast en vervuiling. Deze werd niet (alleen) veroorzaakt door de
uitwerpselen van de — inmiddels overleden — hond van [eiseres] , maar ook door niet
verschoonde kattenbakken. Bij herhaling heeft Woningbedrijf Velsen geprobeerd [eiseres] te
bewegen haar gedrag en handelwijze in positieve zin aan te passen, evenwel zonder succes.
De verklaringen die [eiseres] ter verdediging van haar standpunt heeft overgelegd, zijn
daartegenover vaag en ze vermelden niets van belang over de door [eiseres] gestelde overlast
van haar directe bovenburen. De aangifte bij de politie vormt louter een verklaring van [eiseres] over een voorval met buurvrouw [buurvrouw 3] en is van weinig betekenis in deze zaak.
6.4.
Verder valt de belangenafweging in het nadeel van [eiseres] uit. Zoals Woningbedrijf
Velsen heeft onderkend heeft [eiseres] een groot belang om te beschikken over woonruimte.
[eiseres] heeft echter zelf haar handelingen en gedrag niet afgestemd op dat belang, ondanks dat Woningbedrijf Velsen haar bij herhaling de ernst van haar situatie heeft voorgehouden. Dat brengt mee dat haar belang bij een woonruimte niet langer zwaarder dient te wegen dan het - onbetwiste - belang van Woningbedrijf Velsen om haar andere huurders een rustig
woongenot te geven.”
2.25.
Executie van voornoemd vonnis was niet mogelijk, omdat Woningbedrijf Velsen had verzuimd om de beschermingsbewindvoerder van [eiseres] ook te dagvaarden. Bij dagvaarding van 28 maart 2018 heeft Woningbedrijf Velsen dit gebrek hersteld. De kortgedingrechter heeft bij vonnis van 30 april 2018 (kenmerk 6741405 \ VV EXPL 18-43) de ontruiming van de woning ten aanzien van de bewindvoerder van [eiseres] ook toegewezen en daartoe als volgt overwogen:
“5.2. De kantonrechter ziet thans geen aanleiding anders te oordelen dan de kantonrechter reeds heeft geoordeeld in het vonnis van 1 februari 2018. Niet is gebleken van een positieve wijziging in de situatie. Integendeel, desgevraagd is namens Woningbedrijf Velsen ter zitting toegelicht dat - na een korte periode van relatieve rust - de door [eiseres] veroorzaakte overlast onverminderd voortduurt. Zo hebben er opnieuw incidenten plaatsgevonden waarbij sprake is geweest van het versperren van de doorgang, van woordenwisselingen en van
alcoholgebruik. De andere huurders aan het [a-straat] hebben Woningbedrijf Velsen medegedeeld dat de huidige situatie met [eiseres] onhoudbaar is, hetgeen niet alleen blijkt uit de in het kader van het vorige kort geding ingebrachte stukken, waaronder een grote hoeveelheid overlastregistraties en meldingen, maar ook uit de nieuw ingekomen
verklaringen van mevrouw [omwonende] en het echtpaar [omwonenden 2] . Ter zitting is ook een aantal
bewoners verschenen om hun eerder afgelegde verklaringen te herhalen en kracht bij te
zetten. De kantonrechter acht in dit verband tevens van belang dat de eveneens ter zitting
verschenen wijkagent [wijkagent 2] heeft verklaard dat de situatie ten opzichte van de situatie
ten tijde van het vonnis van 1 februari 2018 onveranderd is. Dit is onder meer gebleken uit
een recente melding, waarbij onder meer een enorme stank en sterke drank bij [eiseres] werd
aangetroffen. De politie heeft in het verleden veel overlastmeldingen ontvangen en heeft
geconstateerd dat [eiseres] het leven van haar (boven)buren heel moeilijk maakt, dat zij
regelmatig onder invloed van alcohol is en dat er sprake is van een ondraaglijke geur in en
om haar woning.
5.3.
Gelet op het vorenstaande kan niet anders worden geconcludeerd dan dat sprake is van
langdurige, veelvuldige en ernstige overlast veroorzaakt door [eiseres] als gevolg waarvan de
overige huurders substantieel in hun huurgenot worden beperkt. Onder deze omstandigheden
zal de kantonrechter de vordering van Woningbedrijf Velsen toewijzen. Het belang van de
overige huurders bij een bestendige terugkeer van rust en woongenot prevaleert in dit geval
boven het belang van [eiseres] bij woonruimte. Daarbij wordt tevens in aanmerking genomen
dat - zoals aan de zijde van Woningbedrijf Velsen ook toegelicht - als gevolg van het
ontbreken van inzicht bij [eiseres] en de vele kansen die reeds zijn gegeven, er geen vertrouwen
is in het herstel van de situatie.(…)”
2.26.
Bij deurwaardersexploot van 14 juni 2018 heeft Woningbedrijf Velsen de ontruiming van de woning van [eiseres] aangezegd.
2.27.
Op 19 juni 2018 heeft Woningbedrijf Velsen de woning van [eiseres] ontruimd.
2.28.
Bij brief van 23 oktober 2020 heeft Woningbedrijf Velsen [eiseres] verzocht de eindafrekening aan haar te voldoen van € 5.341,88, bestaande uit onder andere herstelposten. [eiseres] heeft aan dit betalingsverzoek niet voldaan.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert na vermindering van eis en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- een verklaring voor recht dat Woningbedrijf Velsen onrechtmatig heeft gehandeld danwel dat zij toerekenbaar tekort is geschoten door de voorzieningenrechter(s) te bewegen tot toewijzing van de ontruimingsvordering en tot ontruiming over te gaan
- een verklaring voor recht dat Woningbedrijf Velsen zich niet als goed verhuurder heeft gedragen door onvoldoende maatregelen te treffen tegen door [eiseres] ervaren geluidsoverlast vanuit de woning van haar bovenburen
- Woningbedrijf Velsen te veroordelen tot vergoeding van alle schade die [eiseres] heeft geleden en nog zal lijden, op te maken bij staat
- Woningbedrijf Velsen te veroordelen tot het betalen van immateriële schadevergoeding van € 250.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2017
- Woningbedrijf Velsen te veroordelen tot restitutie van € 5.610,- aan onverschuldigd betaalde huur, vermeerderd met de wettelijke rente.
Dit alles met veroordeling van Woningbedrijf Velsen in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij op geen enkele wijze tekort is geschoten in de nakoming van haar huurdersverplichtingen. Het was niet [eiseres] maar de familie [bovenburen] was die overlast veroorzaakte. Woningbedrijf Velsen heeft daar niet tegen opgetreden, maar [eiseres] als de schuldige aangewezen. Op basis van valse voorwendselen heeft Woningbedrijf Velsen de kort geding rechters ertoe bewogen [eiseres] te veroordelen tot ontruiming van de gehuurde woning. [eiseres] heeft door deze gang van zaken en door de gedwongen ontruiming grote schade geleden.

4.Het verweer

4.1.
Woningbedrijf Velsen betwist de vordering en concludeert tot afwijzing. Zij voert aan – samengevat – dat [eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van haar huurdersverplichtingen. Woningbedrijf Velsen heeft gedaan wat redelijkerwijs van haar verlangd kon worden. [eiseres] is terecht veroordeeld tot ontruiming van de woning. Voor zover [eiseres] niet tekort zou zijn geschoten, is een recht op huurprijsvermindering gelet op de vervaltermijn in artikel 7:257 lid 2 BW ruimschoots vervallen. Een vordering tot immateriële schadevergoeding is alleen toewijsbaar als zich één van de in artikel 6:106 BW genoemde gevallen zich voordoet en dat is hier niet het geval.

5.De beoordeling

5.1.
In deze zaak ligt de vraag voor of Woningbedrijf Velsen tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens [eiseres] . Daarbij geldt als uitgangspunt dat de kort geding vonnissen van 1 februari 2018 en 30 april 2018 kracht en gezag van gewijsde hebben. [eiseres] is van deze vonnissen niet (tijdig) in hoger beroep gekomen en de onderhavige procedure kan niet dienen als (verkapt) hoger beroep. Verder geldt als uitgangspunt dat het op de weg van [eiseres] ligt om de feiten die aan haar vorderingen ten grondslag liggen voldoende te onderbouwen en, bij betwisting door Woningbedrijf Velsen, daarvan bewijs te leveren. Het is dus [eiseres] die moet onderbouwen dat Woningbedrijf Velsen de kort geding rechters vals heeft voorgelicht en dat zij onvoldoende maatregelen heeft genomen om de door de familie [bovenburen] veroorzaakte overlast te stoppen.
5.2.
Het betoog van [eiseres] dat Woningbedrijf Velsen de kort geding rechters heeft misleid, faalt. Zoals uit de feitenweergave blijkt, bevat het dossier van Woningbedrijf Velsen een groot aantal meldingen die tezamen een beeld schetsen van jarenlange, ernstige en structurele overlast, met name in de vorm van stankoverlast en overlast in de vorm van bedreigingen en intimidatie jegens omwonenden. Gedurende een periode van ruim twee jaar hebben meerdere omwonenden meerdere keren geklaagd en deze klachten zijn ernstig. De meldingen sluiten op elkaar aan en zijn consistent en zijn daarmee voldoende betrouwbaar. Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van de ingebrachte klachten of om samenspanning van omwonenden te vermoeden. Ook de ingebrachte notities van de voormalige wijkconsulent ( [woonconsulent 1] ) en de politie onderschrijven de klachten die omwonenden ervaren. Van het aan de kort geding rechters overgelegde omvangrijke dossier maakten ook de klachten van [eiseres] over haar buren deel uit. Woningbedrijf Velsen heeft dus geen informatie achtergehouden, nog daargelaten dat [eiseres] de mogelijkheid heeft gehad om niet één maar twee keer aan de kort geding rechters haar kant van het verhaal te presenteren en zij blijkens het proces-verbaal van de eerste zitting ook veelvuldig aan het woord is geweest.
5.3.
Gelet op vorenstaande is niet alleen vast komen te staan dat uit het door Woningbedrijf Velsen in de kort geding procedures overgelegde dossier volgt dat sprake was van ernstige en structurele overlast die door [eiseres] werd veroorzaakt, maar ook volgt daaruit dat [eiseres] meermalen is gewaarschuwd. In het dossier van Woningbedrijf Velsen zitten vele schriftelijke waarschuwingen en sommaties die zijn gericht aan [eiseres] . Woningbedrijf Velsen is ook telkens met [eiseres] in gesprek gegaan, maar tot een structurele verbetering heeft dit niet geleid. Weliswaar is het soms gedurende een korte periode goed gegaan, maar de overlast begon steeds opnieuw.
5.4.
Verder heeft [eiseres] Woningbedrijf Velsen verweten dat zij niet heeft opgetreden tegen de huurders van wie [eiseres] overlast heeft ervaren (te weten: [bovenburen] en [buurvrouw 3] ).
Uit de ingebrachte stukken blijkt dat Woningbedrijf Velsen wel degelijk adequaat heeft opgetreden bij de meldingen die zij ontving van [eiseres] en die zagen op overlast, maar ook op loslatend stucwerk en scheurvorming in de woning. Woningbedrijf Velsen heeft onderzoek gedaan naar de klachten van [eiseres] , ook door het inschakelen van deskundigen, buurtbemiddeling ingeschakeld, gesprekken gevoerd en afspraken gemaakt. [eiseres] heeft niet nader onderbouwd wat in dit verband nog meer van Woningbedrijf Velsen verwacht had mogen worden. Van belang is dat ondanks alle onderzoeken de door [eiseres] gestelde overlast van met name de familie [bovenburen] nooit is komen vast te staan. Van Woningbedrijf Velsen kon dan ook niet worden verlangd dat zij tegen de familie [bovenburen] optrad. Daarbij komt dat [eiseres] haar eigen rol in de overlastsituatie niet onderkent. Dat het juist [eiseres] was die de overlast veroorzaakte, blijkt wel uit het feit dat diverse omwonenden ( [omwonenden 2] , [buurvrouw 2] en de familie [bovenburen] ) vanwege het woongedrag van [eiseres] zijn verhuisd en uit het feit dat zich na de ontruiming van de woning van [eiseres] , geen problemen in het complex meer hebben voorgedaan. Het verwijt van [eiseres] dat Woningbedrijf Velsen onvoldoende heeft gedaan, faalt dan ook.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat de beide gevorderde verklaringen voor recht zullen worden afgewezen. Woningbedrijf Velsen heeft niet onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres] en evenmin is zij jegens [eiseres] tekort geschoten in haar verplichtingen als verhuurder. Dat betekent dat ook de gevorderde materiële schadevergoeding, nader op te maken bij staat, zal worden afgewezen. Voor die vordering bestaat immers geen grond. Datzelfde geldt ook voor de vordering tot vergoeding van immateriële schade. Daarbij laat de kantonrechter nog buiten beschouwing dat gesteld noch gebleken is dat ook maar aan één van de vereisten die artikel 6:106 BW aan de toekenning van immateriële schadevergoeding stelt, is voldaan. Eveneens laat de kantonrechter verder buiten beschouwing dat ook al is een gedwongen ontruiming van de woning een ingrijpende maatregel voor de betrokken huurder, het door [eiseres] in dit verband gevorderde bedrag naar Nederlands recht buitenproportioneel is. Ook om die redenen zou de gevorderde immateriële schadevergoeding dus afgewezen moeten worden.
5.6.
De vordering tot restitutie van onverschuldigd betaalde huur zal eveneens worden afgewezen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat van een gebrek aan het gehuurde in de zin van artikel 7:204 BW geen sprake is, zodat er ook geen grond is voor huurprijsvermindering. Daarbij komt dat uit artikel 7:257 lid 1 en 3 BW volgt dat indien een huurder (van sociale woonruimte) na een gebrek te hebben gemeld, langer dan zes maanden wacht met het starten van een procedure, hij geen huurvermindering kan verlangen over een langere periode dan zes maanden voorafgaande aan het instellen van de vordering. Zou al sprake zijn van een gebrek, dan is de vordering van [eiseres] tot vermindering van de huur over de periode 1 februari 2017 tot en met 1 juli 2018 vervallen.
5.7.
De conclusie is dat geen van de vorderingen kan worden toegewezen. Dat de gedwongen ontruiming van de door haar gehuurde woning voor [eiseres] ingrijpend is geweest en dat zij hierdoor schade heeft geleden, is weliswaar voorstelbaar en invoelbaar, maar daarvan valt Woningbedrijf Velsen in de gegeven omstandigheden geen verwijt te maken. De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Woningbedrijf Velsen worden vastgesteld op een bedrag van € 1.996,- aan salaris van de gemachtigde van Woningbedrijf Velsen.
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter