ECLI:NL:RBNHO:2021:6460

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
C/15/316734 / KG ZA 21-278
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overname van aandeel in woning na echtscheiding met afkoopsom en termijnbepaling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 30 juli 2021, gaat het om een vordering in kort geding tussen ex-echtgenoten over de overname van een woning. De vrouw, eiseres in conventie, heeft de man, gedaagde in conventie, aangesproken op zijn verplichting om haar aandeel in de woning over te nemen, zoals vastgelegd in hun echtscheidingsconvenant. De man had eerder een termijn van drie maanden gekregen om deze overname te realiseren, maar dit was tot op heden niet gebeurd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd waarom er sprake zou zijn van een spoedeisend belang, maar heeft desondanks geoordeeld dat er een beslissing genomen moest worden, gezien de omstandigheden.

De vrouw heeft een voorwaardelijke eis ingesteld voor het geval de man een eis in reconventie zou indienen. De man heeft deze eis inderdaad ingediend en verzocht om de termijn voor de overname te verlengen naar zes maanden. De vrouw heeft echter ingestemd met een termijn van drie maanden. De voorzieningenrechter heeft de man de kans gegeven om het aandeel van de vrouw in de woning over te nemen binnen deze termijn, met de eerder overeengekomen afkoopsom van € 86.752,26. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om de afkoopsom te verhogen, ondanks de ontwikkelingen op de woningmarkt.

De beslissing van de voorzieningenrechter houdt in dat de man gedurende drie maanden de tijd krijgt om de afkoopsom te voldoen, en dat de proceskosten worden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in dergelijke zaken. De vordering in reconventie van de man is afgewezen, terwijl de vordering in conventie gedeeltelijk is toegewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.

Uitspraak

proces-verbaal van mondelinge uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/316734 / KG ZA 21-278
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 juni 2021
in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.F.M. Deijkers te Hoorn Nh,
tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.H.F. Overkleeft te Hoorn Nh.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter,
en mr. L. Kliffen, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • de vrouw in persoon, bijgestaan door mr. Deijkers voornoemd,
  • de man in persoon, bijgestaan door mr. Overkleeft voornoemd.
Verder was de heer [xxx] aanwezig.
De voorzieningenrechter maakt melding van de ingekomen stukken.
Partijen voeren vervolgens het woord, waarbij mr. Overkleeft schriftelijke aantekeningen heeft voordragen. Deze maken ook onderdeel uit van de processtukken.
De voorzieningenrechter heeft de eis in reconventie geaccepteerd, ondanks het feit dat deze binnen 24 uur voorafgaand in de zitting is ingediend en het bezwaar van mr. Deijkers daartegen. Ook deze maakt deel uit van de gedingstukken.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

1. De gronden van de beslissing

1.1.
Partijen zijn ex-echtgenoten. De echtscheidingsbeschikking van 1 juli 2020 is op
5 augustus 2020 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In het echtscheidingsconvenant zijn partijen overeengekomen dat de man de woning van partijen aan de [adres] (hierna: de woning) overneemt en de vrouw uitkoopt voor een bedrag van € 86.752,26. Bij brief van 27 november 2020 heeft mr. Deijkers de man aangeschreven en hem nog drie maanden de tijd gegeven om de woning over te nemen.
Dit is tot op heden niet gelukt.
1.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de vordering in kort geding alleen kan worden toegewezen als de vrouw daarbij een spoedeisend belang heeft.
De vrouw heeft niet specifiek aangevoerd waarom de beslissing in een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. In die zin heeft zij haar spoedeisend belang onvoldoende onderbouwd.
Gelet op wat er ter zitting naar voren is gebracht, hebben partijen er wel belang bij dat er op dit moment een beslissing wordt genomen. De man heeft nog een laatste optie om de woning te kunnen overnemen. In die zin is het spoedeisend belang - hoewel wellicht door de vrouw onvoldoende onderbouwd - in dit geval toch aanwezig.
1.3.
De vrouw heeft een voorwaardelijke eis ingesteld, voor het geval de man een eis in reconventie zou instellen waarin hij verzoekt om het aandeel van de vrouw alsnog te mogen overnemen. De man heeft die vordering inderdaad gedaan. Hij verzoekt daarbij om de termijn daarbij op zes maanden te stellen. De vrouw vordert op haar beurt dat de man hooguit nog een termijn van enkele maanden krijgt, (ter zitting heeft zij ingestemd met een termijn van drie maanden) en dat de man met haar moet afrekenen op basis van een verkoopprijs van € 350.000,- en dat aan de akte een anti-speculatiebeding wordt toegevoegd zoals opgenomen in het echtscheidingsconvenant onder 2.6.
1.4.
De man heeft concrete omstandigheden aangevoerd die hem in staat zouden kunnen stellen om het aandeel van de vrouw in de woning over te nemen. De heer [xxx] heeft ter zitting verklaard dat hij de overnamesom voor de man wil financieren uit de opbrengst van de verkoop van zijn appartement in [plaats] . Daarvoor heeft hij al een afspraak met de makelaar en de woningmarkt is op dit moment zodanig dat te verwachten valt dat het appartement daadwerkelijk op korte termijn verkocht zal worden.
De voorzieningenrechter acht het in de omstandigheden van dit geval redelijk om de man nog een termijn van drie maanden te gunnen om de afkoopsom aan de vrouw te betalen, zoals partijen in het convenant zijn overeengekomen. Dus het bedrag van € 86.752,26.
1.5.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om op dit moment van een andere afkoopsom uit te gaan. Partijen hebben in het convenant verschillende afspraken gemaakt en de afkoopsom die zij zijn overeengekomen, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet los worden gezien van het totaalpakket aan afspraken tussen partijen in het kader van de echtscheiding.
1.6.
Het anti-speculatiebeding is al opgenomen in de echtscheidingsbeschikking.
Daarin is bepaald dat het convenant van die beschikking deel uitmaakt. Nu er al een titel aanwezig is, ontbreekt het belang bij de vordering van de vrouw op dit punt.
1.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen en dat de vordering in conventie gedeeltelijk zal worden toegewezen.
1.8.
De proceskosten zullen worde gecompenseerd, zoals gebruikelijk is in zaken waarin het geschil voortkomt uit het feit dat partijen gehuwd zijn geweest.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. Dit betekent dat iedere partij (zowel in conventie als in reconventie) de eigen kosten moet betalen.
2. De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie
2.1.
bepaalt dat de man gedurende een termijn van drie maanden na de betekening van dit vonnis in de gelegenheid wordt gesteld om het aandeel van de vrouw in de woning over te nemen door binnen die termijn de tussen partijen overeengekomen uitkoopsom aan de vrouw te voldoen;
2.2.
compenseert de kosten van dit geding, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
2.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
2.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
2.5.
wijst het gevorderde af;
2.6.
compenseert de kosten van dit geding, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit mondelinge vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.
WAARVAN PROCES-VERBAAL
De griffier, De voorzieningenrechter,