ECLI:NL:RBNHO:2021:6456

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
C/15/317498 / KG ZA 21-330
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing straatverbod en toewijzing contactverbod tussen buren

Op 28 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee buren. De eiseres, die sinds januari 2010 een woning huurt, vorderde een straatverbod tegen de gedaagde, die sinds 2019 in zijn woning woont. De voorzieningenrechter oordeelde dat het opleggen van een straatverbod een zeer ingrijpende maatregel is en dat er onvoldoende aanleiding was om deze maatregel te treffen. De tegenstrijdige verklaringen van partijen en de omstandigheden rondom de schutting tussen hun tuinen gaven geen basis voor een straatverbod.

De situatie tussen de buren was verslechterd door een conflict over de vervanging van de schutting en beschuldigingen van bedreiging en intimidatie. De voorzieningenrechter concludeerde echter dat er voldoende redenen waren om een contactverbod op te leggen voor een periode van zes maanden. Dit contactverbod was in het belang van beide partijen om rust te creëren. De voorzieningenrechter bepaalde dat de gedaagde gedurende deze periode geen contact met de eiseres mocht opnemen, noch direct noch indirect.

De kosten van de procedure werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten moest dragen. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit mondelinge vonnis werd openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter op dezelfde dag.

Uitspraak

proces-verbaal mondelinge uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/317498 / KG ZA 21-330
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
28 juli 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.J. Jorna te Den Helder,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.M. Thomas te Alkmaar.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter,
en mr. L. Kliffen, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • [eiseres] in persoon, bijgestaan door mr. Jorna voornoemd,
  • [gedaagde] in persoon, bijgestaan door mr. Thomas voornoemd.
Tevens was de vader van [eiseres] aanwezig.
De voorzieningenrechter maakt melding van de ingekomen stukken.
Partijen voeren vervolgens het woord, waarbij mr. Jorna pleitaantekeningen heeft voorgedragen. Deze maken ook onderdeel uit van de processtukken.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Partijen zijn buren van elkaar. [eiseres] huurt sinds januari 2010 de woning aan de [adres 1] . [gedaagde] woont sinds 2019 in de woning aan de [adres 2] en is sinds 24 juni 2021, na het overlijden van zijn vriendin op 18 juni 2021, hoofdhuurder van die woning. De schutting tussen de achtertuinen van partijen is al enige tijd aan vervanging toe.
1.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een straatverbod, zoals [eiseres] vordert, een zeer ingrijpende maatregel is. In dit geval zou het opleggen van een straatverbod aan [gedaagde] er bovendien toe leiden dat hij zijn woning niet meer in kan.
Gelet op de tegenstrijdige verklaringen van partijen en in de overgelegde stukken is de voorzieningenrechter van oordeel dat er onvoldoende aanleiding is voor het treffen van een zo ingrijpende maatregel.
1.3.
De situatie tussen partijen is gaan escaleren vanaf het moment dat [gedaagde]
- op gezamenlijke kosten - de schutting wilde vervangen en [eiseres] aangaf dat zij niet over de financiële middelen beschikte om in de kosten daarvan bij te dragen.
[eiseres] heeft op 8 juli 2019 aangifte van vernieling (van de schutting en haar beplanting) tegen [gedaagde] gedaan. [eiseres] stelt dat [gedaagde] ondanks de ondertekening van een slotovereenkomst na mediation in die procedure sindsdien een treitercampagne tegen haar voert door haar uit te schelden, te bedreigen en op hinderlijke wijze te volgen.
[gedaagde] heeft op dit moment twee honden die het geschil tussen partijen voeden. Enerzijds stelt [eiseres] dat de honden aanslaan als zij zich in haar tuin bij de tussenschutting begeeft, omdat zij haar als indringer zien, en dat [gedaagde] heeft gedreigd om de honden tegenover haar los te laten. Anderzijds stelt [gedaagde] , gesteund door verklaringen van andere buren van partijen, dat [eiseres] zelf blafgeluiden naar de honden maakt en aan de schutting zit, waardoor de honden gaan blaffen. [gedaagde] erkent dat hij [eiseres] heeft uitgescholden. Hij verwijt haar het overlijden (door stress) van een derde hond die hij had.
1.4.
Ten aanzien van het gevorderde contactverbod is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres] voldoende heeft aangevoerd om aan [gedaagde] een contactverbod op te leggen. [gedaagde] heeft hier op zich ook geen bezwaar tegen.
Partijen zijn allebei gebaat bij rust, waarbij zij een periode geen contact met elkaar hebben.
Weliswaar is de situatie ten aanzien van de schutting aan de achterzijde nog niet opgelost, maar [gedaagde] is van plan om aan zijn kant van de erfgrens een betonnen schutting te plaatsen. Voorlopig is die situatie dan opgelost.
Hoewel [gedaagde] van zijn zijde geen contactverbod heeft gevorderd, betekent toewijzing van de vordering ook dat van [eiseres] mag worden verlangd dat zij [gedaagde] (evenals zijn honden) niet meer aanspreekt. De beoogde situatie van rust kan alleen worden bereikt als partijen zich hier over en weer voor inzetten door elkaar daadwerkelijk met rust te laten. De voorzieningenrechter zal bepalen dat [gedaagde] noch direct, noch indirect contact met [eiseres] mag opnemen. Dit betekent ook dat hij geen verwensingen over de schutting mag roepen.
1.5.
De voorzieningenrechter ziet op dit moment geen aanleiding om een dwangsom aan het contactverbod te verbinden. Het contactverbod zal worden opgelegd voor de duur van zes maanden. Op enig moment daarna zal mogelijk toch overleg tussen partijen nodig zijn. De voorzieningenrechter acht het raadzaam dat partijen in dat geval de hulp van een derde inschakelen.
1.6.
Partijen zijn beiden voor een deel in het ongelijk gesteld. Daarin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om geen kostenveroordeling uit te spreken.
Iedere partij dient de eigen kosten te betalen. De proceskosten zullen dan ook worden gecompenseerd.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
2.1.
bepaalt dat [gedaagde] gedurende een periode van zes maanden vanaf heden noch rechtstreeks, noch middellijk contact met [eiseres] mag zoeken en/of opnemen;
2.2.
compenseert de kosten van dit geding, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
2.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
2.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit mondelinge vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2021.
WAARVAN PROCES-VERBAAL
De griffier, De voorzieningenrechter,