ECLI:NL:RBNHO:2021:6407

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
15.314259.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens meerdere woninginbraken met geweld en diefstal

Op 29 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van vier woninginbraken in Heerhugowaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 24 oktober 2020 tot en met 10 december 2020 meerdere inbraken heeft gepleegd, waarbij hij zich toegang tot de woningen heeft verschaft door middel van braak. Tijdens de laatste inbraak op 10 december 2020 heeft de verdachte geweld gebruikt tegen een slachtoffer, wat de zaak verergerde. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, en de rechtbank heeft dit oordeel bevestigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandelverplichtingen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de inbraken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen, evenals de recidive van de verdachte en de noodzaak van toezicht en behandeling om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.314259.20 (P)
Uitspraakdatum: 29 juli 2021
Tegenspraak, na aanhouding niet verschenen
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juli 2021 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedag- en plaats]
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K. Sanders.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 24 oktober 2020 tot en met 25 oktober 2020 te Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan het [adres 1] te Heerhugowaard heeft weggenomen een of meer speaker(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking van een
(slaapkamer)raam (van die woning);
2
primair
hij op of omstreeks 8 november 2020 te Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] te Heerhugowaard heeft weggenomen diverse goederen (te weten contant geld en/of siera(a)d(en) en/of (een) laptop(s) en/of horloge(s) en/of mobiele telefoon(s)) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking van een (keuken)raam (van die woning);
2
subsidiair
hij op of omstreeks 9 november 2020 te Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, een goed, te weten één of meerdere siera(a)d(en) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed(eren) wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3
hij op of omstreeks 10 december 2020 te Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] te Heerhugowaard heeft weggenomen meerdere kettingen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking van een (keuken)raam (van die woning);
4
hij op of omstreeks 10 december 2020 te Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 4] te Heerhugowaard, heeft weggenomen diverse broches en blikjes frisdrank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [adres 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen
[slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer 4] tegen de schouder, althans het lichaam, heeft geduwd en/of in het gezicht heeft geslagen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
3.2
Oordeel van de rechtbank
3.2.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.2.2
Bewijsmotivering feit 1 en 2
Bij de onder 1 ten laste gelegde woninginbraak zijn tussen 24 en 25 oktober 2020 drie zogenaamde smart geluidsboxen weggenomen, waarvan er op 11 december 2020 twee zijn aangetroffen in de woning van de verdachte. De geluidsboxen hebben een serienummer en zijn geregistreerd bij de fabrikant. Uit het dossier blijkt dat twee van de geluidsboxen op 25 oktober 2020 zijn geregistreerd op een emailadres. Het bij dit emailadres behorende IP-adres behoort bij het huisadres van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij de boxen op straat heeft gekocht van iemand, maar hij heeft deze verklaring op geen enkele wijze onderbouwd. Gelet op de korte tijdspanne die is gelegen tussen de diefstal en de registratie van de boxen en in aanmerking genomen dat de verdachte daarvoor geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd, kan het niet anders dan dat het de verdachte is geweest die zich aan deze diefstal heeft schuldig gemaakt.
Dit geldt eveneens voor het onder 2 primair ten laste gelegde feit. In de avond van 8 november 2020 zijn bij een woninginbraak onder andere sieraden weggenomen. Deze sieraden zijn op 9 november 2020 door de verdachte bij een goudopkoper ingeleverd. De verklaring van de verdachte dat hij voor dezelfde persoon waarvan hij de boxen zou hebben gekocht ook de sieraden heeft ingeleverd, is op geen enkele wijze onderbouwd en niet aannemelijk geworden.
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij in de periode van 24 oktober 2020 tot en met 25 oktober 2020 te Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan het [adres 1] te Heerhugowaard heeft weggenomen speakers, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
2
primair
hij op 8 november 2020 te Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] te Heerhugowaard heeft weggenomen contant geld en sieraden en een laptop en horloges en mobiele telefoons, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
3
hij op 10 december 2020 te Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 3] te Heerhugowaard heeft weggenomen meerdere kettingen, toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
4
hij op 10 december 2020 te Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 4] te Heerhugowaard, heeft weggenomen broches en blikjes frisdrank, toebehorende aan [adres 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer 4] tegen de schouder heeft geduwd en in het gezicht heeft geslagen.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1, 2 primair en 3, telkens:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 4:
diefstal gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan het plegen van vier woninginbraken. Bij betrapping op heterdaad heeft hij bij de laatste inbraak geweld gebruikt tegen een politieagent, gekleed in burger, die zijn vluchtweg blokkeerde. Dit betreffen ernstige feiten die voor veel schade en overlast zorgen. Het treft de slachtoffers daar waar zij zich veilig moeten kunnen voelen en brengt gevoelens van angst en onveiligheid te weeg. De verdachte heeft kennelijk slechts gehandeld voor zijn eigen financieel gewin, zonder zich om de gevolgen voor de slachtoffers te bekommeren. Ondanks betrapping op heterdaad ontkent de verdachte zich aan de bewezenverklaarde feiten schuldig te hebben gemaakt. Ook is hij niet op de terechtzitting verschenen. Hieruit blijkt dat hij geen verantwoording wil afleggen voor zijn handelen. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het strafblad van de verdachte van 6 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor onder andere vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee bij de straftoemeting.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 7 juli 2021 opgemaakt door [slachtoffer 4], als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor Haarlem.
Het voorlichtingsrapport houdt onder meer het volgende in:
GGZ Reclassering Fivoor adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan
onderstaande bijzondere voorwaarden te verbinden. Indien mogelijk adviseren wij de [verdachte] per 9 augustus 2021 in vrijheid te stellen zodat de plaatsing in de woonvorm van Exodus doorgang kan krijgen. Indien dit niet het geval is, dan zullen wij zodra de einddatum detentie bekend is contact hebben met Exodus over de mogelijkheden.
Daarnaast wordt geadviseerd een groot voorwaardelijk strafdeel te verbinden aan een eventuele deels voorwaardelijke veroordeling. De [verdachte] toont momenteel een gemotiveerde houding. Echter is duidelijk geworden dat tegenslagen kunnen leiden tot motivatieverlies.
Bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij de reclassering;
  • Ambulante behandeling/begeleiding (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • Alcohol- en drugsverbod.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Gelet op het aantal inbraken, de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de recidive van de verdachte is de door de reclassering voorgestelde datum voor opname bij Exodus niet aan de orde. Daar komt bij dat deze plaatsing, zoals gerapporteerd door de reclassering, ook op een later tijdstip kan plaatsvinden. Om recidive te voorkomen en de geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen zal de rechtbank bepalen dat een gedeelte van de vrijheidsstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren. De rechtbank acht verplicht contact met GGZ Reclassering Fivoor en oplegging van de overige geadviseerde voorwaarden noodzakelijk, om het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau terug te dringen. De geadviseerde voorwaarden zullen daarom aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [adres 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.446,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde schade bestaat uit:
  • gouden ring met briljanten: € 1.071,-;
  • immateriële schade: € 375,-.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4 bewezen verklaarde feit en voor toewijzing vatbaar is.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding stelt de rechtbank voorop dat uit artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de benadeelde partij recht heeft op een vergoeding van immateriële schade indien - voor zover in deze zaak van belang - de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit in de persoon is aangetast. De benadeelde partij, een bejaarde vrouw waarvan de echtgenoot kort geleden is overleden, voelt zich sinds de inbraak niet meer veilig in haar eigen woning. Tot op heden denkt de benadeelde partij vaak terug aan het misdrijf en zij kampt nog altijd met gevoelens van angst en onveiligheid. Daarbij slaapt zij slecht en is wantrouwig geworden. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, dat de benadeelde partij daardoor in de persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106 BW. Gelet op de gevolgen die het bewezenverklaarde voor de benadeelde partij heeft gehad en in aanmerking genomen de bedragen aan immateriële schadevergoeding die in min of meer vergelijkbare gevallen plegen toe worden toegekend, komt het gevorderde bedrag van € 375,- de rechtbank billijk voor.
De vordering zal dan ook in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 311 en 312 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
22 (tweeëntwintig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 8 (acht) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 3 (drie) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de verdachte zich melden bij GGZ Reclassering Fivoor te Heerhugowaard zo frequent en zolang als de reclassering nodig acht;
  • zich laat behandelen door GGZ Noord-Holland Noord of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrisch toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
  • verblijft in de begeleide woonvorm van Exodus te Alkmaar of een soortgelijke instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering hem heeft opgelegd;
  • geen alcohol en/of drugs zal gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte werkt mee aan de controle op het gebruik van middelen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, Sr).
Stelt dat de verdachte is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking, te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [adres 4] geleden schade tot een bedrag van
€ 1.446,- (eenduizend vierhonderdzesenveertig euro), bestaande uit € 1.071,- als vergoeding voor de materiële schade en € 375,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [adres 4], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [adres 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.446,- (eenduizend vierhonderdzesenveertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 (vierentwintig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, voorzitter,
mr. N. Boots en mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juli 2021.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.