ECLI:NL:RBNHO:2021:6380
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over de hoogte van de proceskostenvergoeding en dwangsom bij naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de heffingsambtenaar van Cocensus. Eiser had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen van € 66, welke hij betwistte. Na indienen van een bezwaarschrift, dat door verweerder gegrond werd verklaard, werd de naheffingsaanslag vernietigd en kreeg eiser een proceskostenvergoeding van € 130,50 toegekend. Eiser ging in beroep tegen de hoogte van deze vergoeding en stelde dat verweerder een dwangsom verschuldigd was vanwege het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar.
De rechtbank oordeelde dat de toegepaste wegingsfactor van 0,25 voor de proceskostenvergoeding niet onredelijk was, gezien de aard van de zaak. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat de zaak zwaarder was dan door verweerder was vastgesteld. Wat betreft de dwangsom oordeelde de rechtbank dat de overschrijding van de beslistermijn voor rekening van eiser kwam, omdat zijn gemachtigde niet adequaat had gereageerd op de uitnodiging voor de hoorzitting. De rechtbank concludeerde dat er geen dwangsom verschuldigd was en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de beoordelingsvrijheid van het bestuursorgaan bij het vaststellen van proceskostenvergoedingen en de verantwoordelijkheden van gemachtigden in bezwaarprocedures. De rechtbank volgde de redenering van verweerder en wees de verzoeken van eiser af, waarbij het belang van een zorgvuldige en tijdige communicatie tussen partijen werd onderstreept.