ECLI:NL:RBNHO:2021:6375

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
9056718 \ CV EXPL 21-848
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van uitvaartkosten en tegenvordering wegens onzorgvuldige dienstverlening

In deze zaak heeft de besloten vennootschap U.N.C. Uitvaartzorg B.V. (hierna: UNC) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor de betaling van € 5.829,07, die in rekening is gebracht voor de uitvaart van de moeder van [gedaagde]. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft [gedaagde] de factuur niet voldaan. [gedaagde] heeft de vordering betwist en een tegenvordering ingediend, waarin hij stelt dat UNC tekort is geschoten in de uitvoering van de uitvaart en vordert een schadevergoeding ter hoogte van de helft van de factuur. De kantonrechter heeft op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in deze zaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de opdracht aan UNC heeft verstrekt voor de uitvaart van zijn moeder, wat betekent dat hij in beginsel gehouden is tot betaling. [gedaagde] heeft echter aangevoerd dat er fouten zijn gemaakt door UNC, wat heeft geleid tot zijn tegenvordering. De kantonrechter heeft de vordering van UNC toegewezen, omdat niet is gebleken dat UNC toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen. De tegenvordering van [gedaagde] is afgewezen, omdat de kantonrechter van oordeel is dat UNC zorgvuldig heeft gehandeld en de gegeven korting op de factuur voldoende compensatie biedt voor de gemaakte fouten.

De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Gisolf en openbaar uitgesproken door mr. P.J. Jansen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9056718 \ CV EXPL 21-848
Uitspraakdatum: 29 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap U.N.C. Uitvaartzorg B.V.
gevestigd en zaakdoende te Wormerveer
eisende partij
verder te noemen: UNC
gemachtigde: Incassobureau Koning en de Raadt
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
UNC heeft bij dagvaarding van 17 februari 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling en schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. UNC heeft schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering.
1.2.
Op 23 juni 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] bij brief van 15 juni 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
UNC heeft in opdracht van [gedaagde] de uitvaart van mevrouw [xxx] , de moeder van [gedaagde] , geregeld en verzorgd. UNC heeft [gedaagde] hiervoor € 5.829,07 in rekening gebracht.
2.2.
Ondanks aanmaningen van UNC aan [gedaagde] is de factuur niet voldaan.

3.De vordering

3.1.
UNC vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 5.829,07 te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. Tevens vordert UNC veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat er sprake is van een overeenkomst. [gedaagde] is in gebreke gebleven met tijdige en volledige betaling van de factuur.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat UNC niet de nodige zorg heeft betracht die van een uitvaartverzorger mag worden verwachten. Er zijn veel fouten gemaakt bij de uitvaart en de begeleiding van [gedaagde] en zijn vader daarbij.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering een vergoeding ter hoogte van de helft van de factuur. Hij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming.
4.3.
UNC betwist de tegenvordering en stelt dat het factuurbedrag reeds is gematigd. De oorspronkelijke factuur zou eigenlijk een bedrag van € 6.834,03 moeten bedragen maar er is een bedrag van € 5.829,07 in rekening gebracht. UNC heeft een korting van € 1.004,96 aan [gedaagde] gegeven.

5.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] niet betwist dat hij aan UNC de opdracht heeft verstrekt voor het verzorgen van de uitvaart van zijn moeder. In beginsel betekent dit dat [gedaagde] is gehouden tot betaling van de werkzaamheden van UNC. Maar [gedaagde] vindt dat UNC tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter zal hierna op de diverse klachten van [gedaagde] ingaan
Herplaatsing graf
5.3.
[gedaagde] vordert de kosten voor herplaatsing van het graf. [gedaagde] werd de keuze voor een plek op de begraafplaats voorgelegd. Achteraf is gebleken dat het op de huidige plek niet mogelijk is om een bandengraf te plaatsen. [gedaagde] verwijt UNC dat zij hem had moeten informeren over de verschillende mogelijkheden en onmogelijkheden.
5.4.
De kantonrechter wijst deze vordering af. [gedaagde] heeft het uitzoeken van de plek overgelaten aan de begeleider van UNC. Ter zitting is gebleken dat [gedaagde] zijn eventuele wensen over de plaats van het graf heeft kunnen aangeven. [gedaagde] had daarbij geen voorkeur. Hij heeft ook niet gemeld een bandengraf te willen. Het lag daarom niet op de weg van UNC om [gedaagde] te informeren over de onmogelijkheid om op de uitgekozen plaats een bandengraf te plaatsen. Verreweg de meeste mensen kiezen namelijk voor een graf met beplanting. De kantonrechter is van oordeel dat UNC als een zorgvuldig opdrachtnemer heeft gehandeld.
Factuur gemeente Zaanstad
5.5.
Verder vordert [gedaagde] de kosten voor het verkrijgen van een overlijdensakte van de gemeente Zaanstad voor een bedrag van € 13,40. [gedaagde] heeft zelf een overlijdensakte moeten aanvragen terwijl UNC had toegezegd een exemplaar toe te sturen. UNC heeft als verweer gevoerd dat de overlijdensakte een dag na de uitvaart aan [gedaagde] is verzonden. Daarnaast heeft zij nimmer van [gedaagde] vernomen dat de overlijdensakte niet door hem is ontvangen, aldus UNC.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] , voordat hij de overlijdensakte bij de gemeente ging opvragen, UNC een redelijke termijn moest gunnen om de overlijdensakte alsnog toe te sturen. [gedaagde] heeft dit niet gedaan, waardoor UNC niet in verzuim is geraakt. Deze vordering zal worden afgewezen.
Immateriële schade
5.7.
Daarnaast heeft [gedaagde] aangegeven dat de gehele gang van zaken bij hem veel leed heeft veroorzaakt, met name de onzorgvuldige wijze van communiceren van UNC en de gemaakte fouten voorafgaand aan de uitvaart. [gedaagde] vordert daarvoor een aparte tegemoetkoming. De kantonrechter vat dit op als een vordering wegens door [gedaagde] geleden immateriële schade, door de kantonrechter te begroten naar billijkheid. De wet kent echter slechts beperkte mogelijkheden voor vergoeding van immateriële schade en een geval als dit (de onzorgvuldige behandeling van een overleden familielid) valt daar niet onder (zie artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek).
5.8.
Dat neemt niet weg dat ook UNC erkent dat een aantal zaken rond het overlijden en de uitvaart van de moeder van [gedaagde] en begeleiding van [gedaagde] en zijn vader daarbij, niet goed is gegaan. Dat is heel vervelend voor [gedaagde] en anderen, omdat dit soort gebeurtenissen zeer verdrietig is en dingen die na het overlijden van zijn moeder zijn misgegaan mogelijk verbonden zullen blijven aan de herinnering aan zijn moeder. Dit laat zich echter niet of nauwelijks uitdrukken in geld. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft UNC met de gegeven korting op haar loon, voldoende rekening gehouden met de dingen die niet goed zijn gegaan.
Conclusie
5.9.
Kortom, het is niet gebleken dat UNC toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en in verzuim is geraakt. [gedaagde] is als opdrachtgever gehouden tot betaling van de factuur. De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van UNC zal toewijzen. De tegenvordering van [gedaagde] zal worden afgewezen.
5.10.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is, als niet weersproken, toewijsbaar. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten
€ 666,45 en voor het overige afwijzen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.
De beslissing
De kantonrechter:
de vordering
5.12.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan UNC van € 5.829,07, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van de gehele betaling;
5.13.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan UNC van € 666,45 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.14.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van UNC tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 87,61
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 622,00;
5.15.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door UNC worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.16.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.17.
wijst af het meer of anders gevorderde.
de tegenvordering
5.18.
wijst de vordering af;
5.19.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor UNC worden vastgesteld op een bedrag van € 218,00 aan salaris van de gemachtigde van UNC.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken door mr. P.J. Jansen in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter