ECLI:NL:RBNHO:2021:6358

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
6185065 \ CV EXPL 17-6678
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht BA435 en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen British Airways PLC wegens compensatie voor vertraging van zijn vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Amsterdam naar Las Vegas met een tussenstop in Londen. Door een vertraging van vlucht BA435 heeft de passagier zijn aansluitende vlucht naar Las Vegas gemist. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annulering of langdurige vertraging van vluchten.

De vervoerder, British Airways, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de Turkse luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de vervoerder niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de vertraging daadwerkelijk het gevolg was van deze omstandigheden. De rechter oordeelde dat de passagier recht had op compensatie, omdat de vervoerder niet had aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagier toegewezen en British Airways veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten aan de kant van de passagier toegewezen, omdat de vervoerder grotendeels ongelijk kreeg. De rechter heeft ook de nakosten toegewezen, voor zover deze daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6185065 \ CV EXPL 17-6678
Uitspraakdatum: 4 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 21 april 2017 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Londen (Verenigd Koninkrijk) met vluchtnummer BA435 en aansluitend van Londen naar Las Vegas (Verenigde Staten) met vluchtnummer BA275 op 27 augustus 2015. Vlucht BA275 had als geplande aankomsttijd 19:20 uur (lokale tijd).
2.2.
Vlucht BA435 is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft hierdoor de aansluitende vlucht naar Las Vegas gemist. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar een vervangende vlucht, waarmee de passagier (met een vertraging van circa 19 uur) op vrijdag 28 augustus 2017 om 14:39 uur (lokale tijd) is aangekomen te Las Vegas.
2.3.
EUclaim heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 augustus 2015, althans vanaf de datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat sprake is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Vlucht BA435 is uitgevoerd met het toestel GEUUJ. Dit toestel stond voorafgaand aan vlucht BA435 gepland om twee rotatievluchten uit te voeren, te weten vlucht BA675 van Istanbul naar Londen en vervolgens vlucht BA434 van Londen naar Amsterdam. Vlucht BA675 had een vertraging van 40 minuten wegens beslissingen van het Turkse luchtverkeersbeheer. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder een ‘Daily Log’ overgelegd. Deze vertraging is deels ingehaald bij de rotatie naar vlucht BA434, welke vlucht met 34 minuten is vertrokken en met een vertraging van 44 minuten te Amsterdam is aangekomen. Vlucht BA435 is daarom vertrokken met een ‘rotational delay’ van 44 minuten en is daarnaast 15 minuten vertraagd vanwege ‘departure restriction’ van het luchtverkeersbeheer van Schiphol. Beslissingen van het luchtverkeersbeheer liggen buiten de invloedssfeer van de vervoerder. Volgens de vervoerder kon hij deze buitengewone omstandigheden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen. Voorts meent de vervoerder dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om nadelige gevolgen van de door buitengewone omstandigheden ontstane vertraging voor de passagier te beperken.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming te Las Vegas
,zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder beroept zich op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, te weten instructies van de (Turkse) luchtverkeersleiding. De vervoerder, ter onderbouwing van diens beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden als productie 2 bij de conclusie van antwoord een ‘Flight Record’ van het toestel GEUUJ overgelegd. Hieruit blijkt dat vlucht BA675 is vertrokken met een vertraging van 18 minuten en is aangekomen in Londen met een vertraging van 40 minuten. De vertraging is dus tijdens de vlucht opgelopen. De vervoerder heeft de oorzaak daarvan niet toegelicht. Het betoog van de vervoerder dat een vertraging van 40 minuten van deze vlucht is toe te rekenen aan een besluit van de luchtverkeersleiding, kan dus niet worden gevolgd. Verder staat vast dat de vertraging van vlucht BA434 eveneens verder is opgelopen tijdens de uitvoering daarvan. De vervoerder heeft echter niet toegelicht waardoor vlucht BA434 vertrok met een vertraging van 34 minuten, maar aankwam met een vertraging van 44 minuten. De vervoerder heeft ook geen documenten afkomstig van het luchtverkeersbeheer overgelegd, waaruit blijkt dat de vluchten BA675 en vlucht BA435 later mochten vertrekken dan gepland.
5.5.
De passagier heeft erop gewezen dat uit de ‘Daily Log’ dat de vervoerder als productie 3 bij de conclusie van antwoord heeft overgelegd, blijkt dat sprake was van een capaciteitsreductie op de luchthaven van Istanbul, maar dat hieruit niet kan worden afgeleid waarom dit een buitengewone omstandigheid voor de vlucht in kwestie zou opleveren. De kantonrechter oordeelt dat voor zover er sprake was van algemene capaciteitsrestricties, deze niet per definitie tot annuleringen of langdurige vertragingen leiden. Dit ligt onder andere aan de mate en de duur van de restricties. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om aan te tonen dat de duur en mate van de restricties hebben geleid tot de vertraging van de vlucht in kwestie dan wel de daaraan voorafgaande vlucht(en). De vervoerder heeft aangevoerd dat uit het ‘Daily Log’ blijkt dat op 27 augustus 2015 maatregelen van het luchtverkeersbeheer van Turkije leidde tot meerdere vertragingen. De vervoerder heeft echter niet toegelicht wat de betreffende maatregelen concreet inhielden. Het had op de weg van de vervoerder gelegen om aan te geven uit welke passage(s) van de ‘Daily Log’ dit zou moeten blijken. Uit de geel gemarkeerde gedeeltes in deze productie kan de kantonrechter niet opmaken wat de duur en de mate van de restricties waren.
5.6.
Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat (het eerste deel van) de vlucht wegens (doorwerking van) buitengewone omstandigheden is vertraagd. Vast staat dat de passagier door de vertraging van vlucht BA435 zijn aansluitende vlucht BA275 heeft gemist. De vervoerder heeft dan ook onvoldoende aangetoond dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de vlucht te voorkomen.
5.7.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde wettelijke wordt het volgende overwogen. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke wordt daarom toegewezen vanaf 27 augustus 2015, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
5.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering gemotiveerd betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (met de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij (grotendeels) ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 27 augustus 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 97,31;
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 248,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter